Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankgebed na den doop (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankgebed na den doop (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

N. te A. schrijft ons:
Hoewel U in N°. 18 van „de Wekker” 't een en ander geschreven hebt over den H, Doop, met bijvoeging kort te moeten zijn omdat U over deze questie reeds meermalen geschreven hebt, toch zou ik gaarne zien dat U mij nog eene vraag over den H. Doop beantwoordde, n.l, deze: Wil U zoo goed zijn de beteekenis van het dankgebed na den Doop eens in een helder daglicht te stellen, daar er naar veler meening een groot verschil bestaat tusschen 't gebed vóór en de dankzegging na den doop.
Als antwoord op dit verzoek willen wij N. te A. wel bet genoegen doen eene uiteenzetting van gebed en dankzegging te geven. Het is waar, wij deden dit enkele jaren geleden reeds, maar de neo-Gereformeerde doopsbeschouwing maakt wel noodig dit nog eens te herhalen. Ook in onze kringen worden er wel gevonden, die de beteekenis van de dankzegging niet verstaan.
Vooral merken wij op dat tot recht verstand van gebed en dankzegging noodig is, beide gebeden in verband met het geheele doopsformulier te beschouwen. In het eerste deel van dat formulier wordt de leer des doops uiteengezet en ons medegedeeld wat de doop beteekent en verzegelt n.l. de belofte van het genadeverbond , de belofte dat God de God van Abraham en zijn zaad, eu dus ook de Verbondsgod van het zaad der kerk is. De Vader verzegelt dat Hij in persoonlijke verbondsbetrekking met den doopeling staat, de Zoon verzegelt de belofte van afwassching der zonde als weldaad des Verbonds, en de Heilige Geest de toepassing van de verbonds weldaden. Het zaad der gemeente is echter door de verzegeling dezer beloften nog niet in het dadelijk bezit derzelve. Neen deze verzegelde weldaden moeten door het zaligmakend geloof worden begeerd, gezocht en omhelsd, en waar dit plaats heeft in de gedoopte ook persoonlijk in het bezit derzelve. Na de uiteenzetting due van de beloofde en verzegelde weldaden gaat de kerk over in het gebed. Wat zal de kerk nu bidden voor die kinderen die aanstonds gedoopt zullen worden? Immers het ligt in den aard der zaak dat zij vraagt om de toepassing van hetgeen in den doop wordt beteekend en verzegeld, zij bidt dat de Heere die doopelingen in genade wil aanzien en door zijnen Heiligen Geest Zijnen Zoon Jezus Christus inlijven, enz. Het doopsformulier gaat dus niet van de onderstelde wedergeboorte uit, maar laat de kerk bidden om dadelijke schenking aan het hart van hetgeen in den Doop beloofd wordt, n.l. inlijving in Christus. Indien ons formulier de wedergeboorte onderstelde aanwezig te zijn, dan zou het niet laten bidden om inlijving in Christus, daar men toch niet bidt om hetgeen ondersteld wordt reeds aanwezig te zijn.
De voorstanders der onderstelde wedergeboorte bij den doop verstaan door de bede om inlijving in Christus geheel iets anders. Volgens Dr. Kuyper in zijn „Voor een distel een mirt” is die inlijving in Christus door den Heiligen Geest niet de wedergeboorte niet een onderwerpelijk deelachtig maken van de in den doop toegezegde weldaden, maar „een aansluiten van den doopeling aan het lichaam van Christus”.Of zooals Dr. K. letterlijk zegt:
„Gij hebt dus niet te verwachten dat Christus uit den hemel bij en onder den doop uw kindeke zal wederbaren, maar gij hebt te gelooven en te belijden dat Christus een doop met den Heiligen Geest tot stand brengt, die een geheel anderen zin heeft. Een doop met den Heiligen Geest die doelt en ziet op de aansluiting van uw kindeke aan het lichaam van Christus, Uw Catechismus spreekt van den Heiligen Geest die in Christus als het Hoofd en in ons als Zijne leden woont. Verstaat gij dat? Aan uw eigen lichaam is een hoofd en zijn leden en het is één levensgeest, die uw hoofd en de leden van uw lichaam doortintelt. Trekt nu die levensgeest zich een oogenblik uit voet of arm terug, zoo slaapt die voet of is die arm dood. En eerst als de levensgeest in het bloed weerstroomt, leeft voet en arm weer met het lichaam mee. En zoo nu is de doop met den Heiligen Geest bij en onder den waterdoop. De levensgeest straalt uit het Hoofd in dit nieuwe ledeke van het lichaam uit en maakt dat het nu één leven met het lichaam des Heeren leven kan.”
Bidden om inlijving in Christus is dus: bidden dat de Heilige Geest bij en onder den waterdoop het onderstelde wedergeboren kind aansluite aan Christus Lichaam, m. a. w. dat het levende maar er nog als een lam armpje bijhangende lid nu door den Heiligen Geest doorstroomd worde en alzoo met bet lichaam van Christus één leven leve.
Wij kennen echter geen levende leden, die nog aan het mystieke lichaam van Christus moeten aangesloten worden door den Doop des Heiligen Geestes.
Wij die de inlijving, waarom gebeden wordt, beschouwen als eene bede om onderwerpelijke toepassing van het in den doop beloofde en verzegelde worden echter ten onrechte beschuldigd eene wedergeboorte door den doop te leeren.
Zie eens, zegt de. Neo-Gereformeerde. Gij christelijke Gereformeerden bidt vóór den doop om inlijving in Christus, dus om de genade der wedergeboorte en na den doop dankt gij voor de genade aan dat kind bewezen. Vóór den doop bidt gij dat de doopeling Christus aanhangen moge met een waarachtig geloof en na den doop dankt gij voor de vergeving der zonden. Dat kind is dan zeker door den doop herboren, want vóór den doop wordt heel anders gebeden dan na den doop. Oppervlakkig beschouwd schijnt deze beschuldiging eenigen grond te hebben, doch het is slechts schijn. Voor wie toch wordt gebeden en voor wie wordt gedankt? Geenszins voor dezelfde personen.
Vóór den doop wordt gebeden voor deze kinderen, dat wil zeggen, voor de kinderen die ten doop gepresenteerd worden, doch na den doop wordt gedankt niet voor de pas gedoopte Kinderen maar voor de gansche kerk en haar zaad, n.l. voor de aan de kerk geschonken verbondsweldaden, welke in den doop beteekend en verzegeld worden en eerst na gedankt te hebben voor de verzegelde verbondsweldaden wordt voor de pas gedoopte kinderen op nieuw gebeden. Immers dan luidt het tweede deel van het dankgebed: Wij bidden U ook voor deze gedoopte kinderen enz. Na den doop wordt dus niet gedankt voor deze gedoopte kinderen dat zij nu wedergeboren zijn of dat hun zonden vergeven zijn, maar er wordt gedankt voor de belofte Gods van vergeving der zonden aan de kerk en haar zaad gedaan, welke belofte nu door den doop op nieuw ia verzegeld.
Wij hopen dit de volgende maal uit historie en den inhoud van het dankgebed nader toe te lichten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Dankgebed na den doop (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1912

De Wekker | 4 Pagina's