Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1912 (XL)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1912 (XL)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een Fransche correspondentie, voorkomende in één onzer Tijdschriften, laa ik dezer dagen nog eens de merkwaardige woorden, gesproken door H. M. onze Koningin, bij gelegenheid van Haar Majesteits bezoek van Parijs, bijzonder bij het eerbiedig nederleggen van een prachtige krans van levende laurierbladen, bijeengehouden door breede zijden oranje-linten, waarop het naamcijfer der Koningin prijkte, aan de voeten van het standbeeld van Admiraal de Coligny. Na vooraf een kostelijk woord gesproken te hebben als antwoord op een welkomswoord door Fransche predikanten, ging Hare Majesteit voort en zeide: „Gaspard de Coligny, admiraal van Frankrijk, groote Kampioen voor de heilige zaak van God, voorzaat van het huis Oranje Nassau, ik leg aan den voet van Uw standbeeld mijn nederige hulde neder.”
Later schreef iemand uit Frankrijk: „Wij zijn er in Frankrijk niet aan gewoon, dat onze bewindslieden den naam van God uitspreken. Door haar getuigenis heeft Koningin Wilhelmina zich de waardige nakomelinge betoond van den grooten Zwijger, en heeft zij de bewondering ten top gevoerd van de bevolking van Parijs, die waren moed altijd heeft liefgehad en geeërd. ’t Moet een eenig oogenblik geweest zijn, in die groote, wulpsche en Atheïstische stad, toen onze Koningin daar zoo openlijk en vrijmoedig uitkwam voor het geloof Harer vaderen. Of zegt het niet veel, als we bij die gelegenheid van de lippen onzer beminde Koningin, onder meer de woorden hooren:
„De Admiraal de Coligny heeft het geheim gekend van den heldenmoed, geworteld in het vast vertrouwen op God, en hij heeft ons het voorbeeld nagelaten van heel een leven, toegewijd aan God on Zijn dienst.”
Ernstige ongesteldheid verhinderde mij, mijn gewonen arbeid te verrichten en in mijn studeerkamer het een en ander doorbladerende trok het bovenstaande mijn aandacht. Zoo iets doet het oranjebloed in u warm worden.
Nog werd bijzonder mijn aandacht geboeid, door hetgeen de „Spiegel” de vorige week in beeld en schrift mededeelde omtrent een boom in Hannover.
Daar was lang geleden een godloochenaar gestorven, die op zijn graf had doen beitelen: Dit graf mag in alle eeuwigheid niet geopend worden.” Doch wat gebeurde ? Een zaadje van een boom was tusschen de steenen geraakt en werd een boom, die wortelt in dit graf en waardoor God de Heere als met eigen hand den steen opligtte boven het graf. Zoo zien we de goddeloosheid der goddeloozen een bespotting worden.
Dit zijn zooals mon dat wel eens noemt van die voorbijgaande dingen in bet leven, maar die toch inderdaad veel te decken geven. Zoo gaat het leven maar voort, rijk aan afwisselingen van allerlei aard.
Er is zoo ontzachelijk veel in de wereld, dat onze aandacht vraagt, dat ik nog wel eens denk aan hetgeen iemand mij eens tegemoet voerde: Er blijft haast geen tijd over om over zijn eigen belangen voor de eeuwigheid te denken. Veel menschen, die op den dag hard moeten arbeiden, en ’s avonds te vermoeid zij a om zich nog eens ernstig met hooger belangen bezig te houden. Nu kan men wel zeggen als er maar behoefte is, dan zal daar wel tijd voor gezocht en gevonden worden. ’k Zal niet zeggen, dat dit onwaar is, maar om de toestanden zuiver te beoordeelen, moet men ze goed kennen.
Wie heeft ooit zijn eigen nietigheid, zwakheid en afhankelijkheid doorgrond! En wie heeft ooit de diepte gepeild wat het is: zalig te worden uit genade. We zullen met den mond belijden, dat we gelooven in de Voorzienigheid Gods, die over alles gaat. Maar als ons geloof wordt beproefd en we tegenspoed op tegenspoed hebben, — als in één woord, Gods weg niet dan door de diepte gaat, vraag dan eens hoe het staat met de praktijk van het geloof in Gods voorzienigheid. Als de beproevingen geheiligd worden, dan, maar ook dan alleen zullen ze een vreedzame vrucht der gerechtigheid afwerpen. In voorspoed dankbaar, in tegenspoed geduldig, en voor de toekomst vertrouwen op Zijn God is zulk een kostelijke geloofvrucht, maar die niemand in zijn brandkast kan wegsluiten.
Ziet ge van daag dat dit alles vrije genade is, morgen zijt ge weer even afhankelijk, Toch ligt in dit geloof de bron van alle ware vertroosting.
Werpt dan uwe zorgen op den Heere en vertrouwt op Hem, dan zal Hij, die getrouw is, het maken.

Al loopt uw weg dan door de zee,
Dan zullen als op Mozes bee
Geen golven u overstroomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1912 (XL)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1912

De Wekker | 4 Pagina's