Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geboorte van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geboorte van Christus

(Kerstfeest)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zij baarde haren eerstgeboren zoon, en wond hem in doeken, en leide hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geene plaats was in de herberg.” Luc. 2 : 7.

Zoo wordt door den evangelist Lucas ons met soberheid van woorden en op de allereenvoudigste wijze beschreven, het grootste wonder, waar de aarde ooit getuige van was, namelijk de menschwording van Gods Zoon, Bij vernieuwing zal deze heerlijke gebeurtenis, dit groote wonderwerk Gods, door geheel do christenheid op aarde worden herdacht. Wel mogen we bij die feestelijke herdenking met onzen van Alphen zeggen:

„Dit is de dag, dien God ons schenkt,
Waaraan geheel de wereld denkt;
Hem viere, alwat in ‘t groot Heelal
Door Jezus is en wezen zall

De volkeren hebben U verwacht,
Totdat Gods tijd zijn loop volbracht.
Toen zond Hij ons van Zijnen troon,
U ‘s werelds heil, U Zijnen Zoon.

Als ik dit wonder vatten wil,
Dan staat mijn geest vol eerbied stil:
‘k Aanbid met diepe erkentenis,
Dat ‘s Vaders liefde oneindig is.

Opdat de zondaar leven moog,
Daalt zelfs de Schepper van omhoog,
Verbergt Zijn hemel-majesteit, —
Wordt vleesch, wordt onze zaligheid.

Uw Koning, Sion, komt, uw’ eer;
Hij komt, en spreekt: „Ik kom o Heer!
„Mijn naam is in Uw boek gezet;
„Ik onderwerp mij-aan Uw wet.”

Geloofd, die komt in ‘s Heeren naam!
Wij, christenen, zeegnen U te saam,
U, Vredevorst, der vaderen wensch,
U, God Messias, God en mensch.....

Na eeuwenlang gewacht en uitgezien te hebben naar de vervulling der aloude heilbelofte, werd in de volheid des tijds des Heeren Woord bevestigd: „Ziet uw Koning komt!” En al is de geboorte van den eerstgeborene van Maria gekenmerkt door de meest nederige omstandigheden, toch ie de geboorte van dit kindeke uit Maria een stof van groote blijdschap, die al den volke wezen zal.
Wondervol moet onder Gods aanbiddelijke voorzienigheid alles samenloopen, dat overeenkomstig de profetie, de Christus te Bethlehem wordt geboren. Voor het uitwendige is het, alsof we voor de meest alledaagsche geschiedenis worden geplaatst. Alleen, dat onder omstandigheden, als waarin Maria verkeerde, geen plaatsje kon worden ingeruimd, maar dat een voederbak der beesten in den stal, de eerste rustplaats moest wezen voor dat pasgeboren kindeke, grijpt onwillekeurig aan.
Zonder gedaante en zonder heerlijkheid, doet de Koning der Koningen zijn intrede in de wereld, wat een Paulus aan de gemeente herinnert met te zeggen: „Gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden,” Gezien in hot licht der Goddelijke openbaring, weten we, dat de eerstgeboren Zoon van Maria tevens de eeniggeboren Zoon van God is. Juist hierin blijkt, wie en wat Hij is, wiens geboorte hier door Lucas wordt vermeld, n,l. de van ouds beloofde Messias, de verwachting der vaderen, de Heere onze Gerechtigheid.
Nadat, alle eeuwen door, Gods heilige profeten de meest heerlijke voorspellingen waren gedaan, en in benauwdheid der tijden Gods overblijfsel was getroost met de belofte van de komst van de Davids-spruit, kwam ten laatste de engel Gabriël, die het over de gezegende Moedermaagd maakt, dat het Heilige, dat uit haar zou geboren worden, Gods Zoon zou genaamd worden. Van Hem getuigt de engel: „Deze zal groot zijn”. Schijnt bij de eerste openbaring in Bethlehem veeleer het tegenovergestelde waar te zijn, die onvergetelijke Kerstnacht zal het andere leeren, als door een menigte van hemelsche heirlegers in de velden van Bethlehem de eere van Sions God en Koning bezingen, in het: „Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde; in de menschen een welbehagen!”
Nooit was een aardsch vorst geboren, die op zulk eene wijze is gehuldigd als dat wonderkindeke van Bethlehem, wiens eere en grootheid door Gods heilige engelen wordt bezongen.
Wel mag een Paulus daarvan door Gods Geest getuigen: „De verborgenheid der godzaligheid ie groot; — God ie geopenbaard in het vleesch.”
Al is het voor de wijsheid der wereld, al is het voor het natuurlijk verstand onverklaarbaar al wat van dat kindeke gezegd en gehoord wordt, He profetie wordt vervuld: „zonder gedaante en zonder heerlijkheid.” Zoo zal het zijn van de kribbe tot het kruis. Zoo zal het zijn van het begin tot het einde zijns levens op de aarde. Dat teekent trouwene het doel van de komst van Gods Zoon in de wereld: Hij komt om Gods welbehagen te doen, en dat welbehagen zal door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan. Als Borg en Middelaar voor al Gods uitverkoorenen, heeft Hij al de schuld Zijns volks op Zich genomen. Hij zal verzoening, Hij zal gerechtigheid, Hij zal eeuwigen vrede voor ben verwerven. Maar omdat te kunnen doen, moest Hij den broederen in allee gelijk worden, uitgenomen de zonde, opdat Hij een getrouw Hoogepriester zijn zou, om de zonde Zijns volks te verzoenen. Zijn nederige geboorte, Zijn vernederd leven, Zijn geheel eenig lijden met Zijn vreeselijken kruisdood, — ‘t is alles één geheel. Dat was het eenige offer, dat voor de zonde gelden kon. De straf der zonde moest gedragen, maar ook aan al de eischen der Goddelijke Wet moest worden voldaan. Daarom wordt bij de vraag niet alleen wie is Hij, maar ook bij de vraag waarom en waartoe die diepe vernedering, reeds hier in die kribbe van Bethlehem aanschouwd de stof tot aanbidding en heilige bewondering zoo groot. Van datzelfde kindeke getuigt een Johan-nes: „wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd als de heerlijkheid des Eenig-geborenen van den Vader, vol van genade en waarheid.”
Van dat Kind, ons geboren, en van dien Zoon, ons gegeven, had reeds Jesaja getuigt: „men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.” Wie kan de diepte peilen, ons hierin geopenbaard: Hij die de Eenig-geborene des Vaders is, de wellust des hemels, neemt de menschelijke natuur aan en treedt als kind de wereld in, gelijk ieder ander kind, maar onder zulke diep vernederende omstandigheden, dat er ook voor Hem geen plaats is in de herborg. Doch dit doet niets af aan de groote gebeurtenis, ons in bet heilig evangelie vermeld, waarvan we, zoo de Heere wil en wij leven, weldra gedachtenis gaan vieren. Dan, ja dan mag de psalm der vreugde wel ruischen in onze bedehuizen, als we Godverheerlijkend, aanbiddend en dankend aanheffen:

„Hij heeft gedacht aan Zijn genade,
„Zijn trouw aan Isr’el nooit gekrenkt;
„Dit slaan al ‘s aardrijks einden gade,
„Nu onze God Zijn heil ons schenkt.”

In nederige windselen gebonden, liggende in de kribbe, wordt onze aandacht gevestigd op het wonder aller wonderen.
Men heeft van den grooten zeeheld Admiraal de Ruiter en van andere groote mannen wel eens gezegd: wie zou het hebben vermoed, toen dit nog kinderen waren, dat zij eene als zulke mannen zouden optreden, door wie God de Heere zulke groote dingen doen .zou! Maar nog veel minder hebben de inwoners van Bethlehem , met al de vreemdelingen, die er zich in die dagen in die kleine Davids-stad bevonden , vermoed bij het hooren van het gerucht, dat er een kind in een stal der beesten was geboren, dat deze de Koning der Koningen was, met wiens naam de rolle des boeks was vervuld. Neen, men was wel in het bezit van de profetiën, maar .. . men verstond ze niet. Men leefde nog wel in de verwachting, dat de Messias zou komen, maar volgens eigen, vleeschelijk gemaakte voorstelling.
Alleen voor ‘t geloof, was er heerlijkheid en grootheid te zien in dat kindeke in de kribbe. Als straks de wijzen uit het Oosten komen om te aanbidden, en als een Simeon in den tempel met dat kind in de armen zijn God looft en getuigt, dat Zijne oogen de Zaligheid hebben gezien, zie, dan begint er al meer licht op te gaan over het wonder van Bethlehem en over hetgeen ons Lucas vermeldt, dat Maria haar eerstgeboren Zoon werd geboren. En wij, staande achter de geschiedenis, met geheel de gemeente Gods op aarde, die op haar Kerstfeest gedachtenis viert van Christus geboorte, wij zien in geheel die heilgeschiedenis als met onuitwischbare letteren in goud gegraveerd, en als met den vinger Gods geteekend: „ Alzoo lief beeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe, Hoe schoon zegt en zingt do Koning onzer Vaderlandsche dichters, aan het slot van zijn „Ecce Homo”:

„Zie den Mensch! den Afgedaalde
„Van den Vader, die Hem gaf!
„Wien onzondigheid omstraalde
„Van de kribbe tot het graf,
„Engelenmachten, hemelkoren,
„geeft den Mensch, Gods Eengeboren,
„Onbeperkte lof en eer!
„En gij mensch, door schuld verslagen!
„Zie het Lam, dat haar kwam dragen,
„Zie don Mensch, uw God en Heer!”

Onbegrijpelijk en onbeschrijfelijk groot is het wonder der genade in de komst van Gods Zoon in het vleesch, op aarde aanschouwd.
Die heerlijke gebeurtenis is het, die een bode Gods uit den hemel gezonden op aarde aan zondaren prediken doet: „ziet, ik verkondig U groote blijdschap, die al den volke wezen zal.” Stof tot groote blijdschap voor armen en ellendigen, die den eeuwigen dood hebben verdiend.
Als dan dat aloude maar altijd nieuwe evangelie straks alom zal worden gepredikt, wordt ons daardoor (bij vernieuwing van Gods zijde verzekerd, dat God geen lust beeft in den dood des zondaars, maar daarin, dat hij zich bekeere en leve. Dat kindeke in de kribbe ia niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering. Wordt die prediking aan uw hart geheiligd door de werking van den Heiligen Geest, dan staat ge bij oogenblikken in den geest stil voor die kribbe ie Bethlehem, om te zien en na te denken, over die wondervolle uitvoering van den raad Gods. De diepte van dat wonder zult ge dan wel nooit peilen, de lengte, de breedte en de hoogte er van wel nooit overzien, maar naar mate ge dieper daarbij wordt ingeleid en naarmate ge daaromtrent geloovig moogt werkzaam zijn, naar die mate zult ge ook deelen in deze zalige vreugde des geloofs, die een Paulus zeggen deed: „hetzij dat we leven, hetzij dat we sterven, wij zijn des Heeren.”

„Een licht, zoo groot zoo schoon,
Gedaald van ‘s hemels troon,
Straalt volk bij volk in d’ oogen,
Terwijl ‘t het blind gezicht
Van ‘t Heidendom verlicht,
En Israël zal verhoogen”.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1912

De Wekker | 6 Pagina's

De geboorte van Christus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1912

De Wekker | 6 Pagina's