Leeuwarden, 27 Januari 1913.

Het was de gemeente en de vele aanwezige vrienden tot groote blijdschap, gisterenmorgen van de zoo zeer geliefde Leeraar te vernemen, dat Z.Eerw. met volle vrijmoedigheid voor de roeping van de gemeente Almelo had mogen bedanken.
De woorden en de wensch, door een der br. ouderlingen tot Z.Eerw. gesproken, waren dan ook naar het hart van al de aanwezigen en zong men ook het bekende
„Dat 's Heeren zegen op U daal” hem van heeler harte toe.
Had onzen geliefde Leeraar ook nog bekend gemaakt, hij weder eene roeping ontving van de gemeente Oud-Beierland, daar zal voorzeker door ieder, die bidden geleerd heeft, gaarne aan het verzoek van Leeraar en ouderling worden voldaan, Zijnen God — Die alle dingen regeert, ja zonder Wiens wil zelfs geen haar van ons hoofd op de aarde valt — te vragen, het Hem moge behagen Zijnen dienstknecht te bestralen met het licht Zijns Geestes. Dan zal onzen geliefde Leeraar, eene God verheerlijkende, en naar we hopen en verwachten, ons verblijdende keuze deen en wij spoedig ten vierden-male uit zijnen mond hooren: „Gemeente ik blijf bij u; ik mag nog niet heengaan.”
Binde de Heere zelf deze zaak zijnen kinderen op het hart.
Namens Kerkeraad en Gemeente,

JAN VAN VEEN, Sriba.

P. S. Met het oog op den tegenwoordigen toestand van onzen geliefden Leeraar, zoude we geneigd zijn te vragen: „Och broeders, laat Z.Eerw. voorloopig met rust.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen