Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie (56)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie (56)

Hoofdstuk V

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meer voorshands niet. Als alleen dit nog: dat men klein bij den weg en zeer bescheidenlijk wilde handelen, alsmede dat er ook reeds geld inkwam, een begin van bijdragen, waaronder giften van vijfentwintig duizend gulden zijn. Verder werd niets medegedeeld. Maar dit wist men: er waren plannen; plannen die veel geld kostten (een huwelijksgift van 6 millioen is toch voorwaar geen kleinigheid) en derhalve wist ieder waar hij met zijn giften en gaven heen kon. Maar vanzelf dat er nu langzamerhand meer loskwam. Nog eer de week ten einde was deelde de „Standaard” het navolgende bericht mede: Gisteren viel in een vergadering van broederen uit Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage en Utrecht het gewichtige besluit om eene Vereeniging op te richten voor Hooger Onderwijs. Tevens is eene commissie van deskundigen benoemd om in de concept-statuten de beginselen uit te werken die voor deze Vereeniging voorloopig zijn aangenomen. Deze commissie zal den 14 November in uitgebreider vergadering rapporteeren. Het plan is dat allereerst door deze Vereeniging eene Theol. Faculteit te Amsterdam zal worden gesticht. Daarop volgde de inhoud van art. 2 der statuten, dat aldus luidt: De Vereeniging staat voor alle onderwijs dat in hare scholen gegeven wordt, geheel en uitsluitend op den grondslag der gereformeerde beginselen, en erkent mitsdien als grondslag voor het onderwijs in de Godgeleerdheid de drie formulieren van eenigheid, gelijk die in den jare 1618/19 door de Nationale Synode van Dordrecht voor de Ned. Geref. Kerken zijn vastgesteld, een zoodanig gezag daaraan hechtende als genoemde Synode, blijkens hare eigene handelwijze en hare acta, aan de belijdenisschriften der Ned. Geref. kerken heeft toegekend.” Niemand zal. zeggen dat deze grondslag helder en duidelijk is maar „de Heraut” schreef van dit art. 2: „daarin kan wel eens een toekomst zitten, omdat er een beginsel in steekt”. Over dat art. 2, waarover al zoo verbazend veel is gestreden, maar waarin de rechtsbasis van de Vrije Universiteit ligt, (vandaar dat art. 2 nooit veranderd worden mag, want dan ontbreekt de rechtsgrond), zullen wij het later nog wel eens hebben. Voorshands zeggen wij er dit van: dat het de eenig mogelijke grondslag bevat, waarop deze universiteit kon worden gesticht door de corporatie die haar gesticht heeft. Een anderen grondslag te leggen was niet mogelijk, op gevaar dat de stichters inconsequent zouden zijn geweest en zich geen rekenschap hadden gegeven van hetgeen zij bedoelden. Afgedacht van de vraag of wij het met den dogmatischen grondslag van de Vrije Universiteit eens zijn hebben wij hulde voor de mannen, die zulk een grondslag hebben gelegd. Met den dogmatischen grondslag van de Vrije Universiteit is het volkomen in orde, maar het conflict ontstaat zoodra deze universiteit in relatie met de kerk komt. Dan ontstaat een tweeslachtigheid niet uit kracht van haar dogmatischen grondslag, maar ten gevolge daarvan, dat zij met een lichaam in relatie treedt, dat dezen grondslag mist en zich in dienst van dat lichaam stelt. Dat vatten de Heeren Directeuren dan ook o zoo goed, want zij verzetten zich tegen iedere poging om de Theol. Faculteit kerkelijk te maken of onder kerkelijk toezicht te stellen, daar dit een verloochening van den dogmatischen grondslag hunner instelling zou zijn. Zij spreken dan ook van een verband of contract met de kerken, en de vader van de Vrije heeft in 1912 niet ten onrechte gewaarschuwd dat de Theol. Faculteit reeds wat al te veel aan de kerk vastzit.
Maar keeren wij tot de wordingsgeschiedenis terug.
Binnen 3 weken moesten de concept-statuten uitgewerkt zijn en die drie weken werden door dr. Kuyper en dr. Hoedemaker gebruikt om een geduchten aanval op de hoogleeraren van Oosterzee en de la Saussaye, respectievelijk professoren te Utrecht en te Groningen, te ondernemen. Deze aanval moest dienen om ook deze mannen als ongeschikt te brandmerken voor de taak waartoe zij geroepen waren. Oosterzee heeft dit diep gegriefd. In een „Aanhangsel” dat zijn zoon aan zijn „Levensboek” heeft toegevoegd, en waarin hij als met stervende hand zijne verhouding tot de verschillende partijen in de Ned. Herv. Kerk heeft beschreven, laat hij zich daarover aldus uit: „Zelfs onder de „Afgescheidenen” had ik bevriende relaties. Maar toen nu, onder welbekende invloeden het „plus calviniste que Calvin” de leus werd der meesten; toen zich „de Dommekracht” tegenover de geloovige wetenschap plaatste; toen het zonneklaar bleek dat het niet om den Heer, maar om de leer, niet om het leven maar om het stelsel, niet om de kudde maar om het voeder te doen was; — toen wendde ik met weerzin mij af; verloor de betrekkelijke sympathie hunnerzijds van weeleer (gelijk mij vooral op mijn 40-jarig Feest is gebleken en moest mede „uit de Synagoge geworpen worden” als óók al niet zuiver in de leer. Die smaad is onwillekeurig hulde. Voor Kerk en Wetenschap beide ken ik geen fractie zoo noodlottig als dit intellectualistisch Formalisme. Onwillekeurig denkt men aan Efeze 6:12 — Miserere Domine —: De la Saussaye heeft op deze aanvallen niet meer kunnen antwoorden, daar deze reeds in 1874 overleden was. Maar voor ieder was het destijds duidelijk dat deze aanvallen niets anders beoogden dan plaats voor de nieuwe richting te bereiden. In „de Heraut” van 24 Nov. werden de voorloopig vastgestelde concept-statuten medegedeeld en reeds 27 Nov. riep dr. Rutgers „gereformeerde predikanten en ouderlingen die persoonlijk voor zichzelven onvoorwaardelijke instemming begeerden te betuigen met den dogmatischen grondslag der op te richten universiteit op, tot een broederlijke bespreking van de aangelegenheden der Vereeniging voor hooger onderwijs op Gereformeerden grondslag. Hoeveel de ouderlingen daarvan zullen begrepen hebben laat ik thans in het midden, maar karakteristiek is de oproeping van predikanten en ouderlingen.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1913

De Wekker | 6 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie (56)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1913

De Wekker | 6 Pagina's