Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze liturgische geschriften (XXXI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgische geschriften (XXXI)

Algemeen deel

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk wij gezien hebben is op de Synode van Dordrecht 1574 het oorspronkelijke doopsformulier aanmerkelijk verkort. Echter eischt de derde doop vraag uit dat oude formulier een afzonderlijke bespreking. Ook deze vraag vroeg in ’t bijzonder de aandacht der Synode van 1574. In de oorspronkelijke uitgave van Datheen (1566) werd een minder juiste formuleering gevonden. In deze oude uitgave werd in de derde vraag de doopsbelofte niet slechts van de ouders, maar ook van de getuigen gevraagd, die mede ten doop kwamen. Die derde doopvraag luidde oorspronkelijk „Ten derde of gij niet belooft en voor u neemt, dit kind als het tot zijn verstand komt, daarin naar uw vermogen te onderwijzen?” Hieruit blijkt, dat de vader niet afzonderlijk werd genoemd en dus werd in het woordje „Gij” zoowel ouders als getuigen bedoeld en alzoo ook van beiden de belofte afgenomen. Dat dit woordje „Gij” op beide sloeg wordt duidelijk door ’t opschrift, ’t welk boven de vragen stond „vermaning aan de ouders en die mede ten doop komen.
Dit afnemen van de doopsbelofte aan de getuigen keurde de Synode van 1574 zeer terecht af en wijzigde deze vraag nu zoo, dat de vader afzonderlijk werd genoemd en van hem de belofte werd gevraagd, terwijl de getuigen dan een vermaning kregen.
Alzoo gewijzigd luidde dan de vraag, „Ten derde vraag ik u, gij vader van dit kind, of gij niet gelooft en voor u neemt, hetzelve, als het tot zijn verstand komt, in de voorzeide leer te onderwijzen ?” Hierop antwoordde de vader met „ja”, waarop de dienaar vervolgens zich tot de getuigen richtte en hen toesprak, als volgt: „Voorts gelijkerwijs een ieder Christen van wege de liefde schuldig is, zijnen naaste zoo jong als oud tot de godzaligheid te vermanen, alzoo wil ik u voornamelijk, die als getuigen staat over den doop van dit kind, gebeden en vermaand hebben, dat gij hetzelve in het opwassen wilt helpen sturen in de wegen des Heeren, opdat het zijnen doop mag beleven,” In later tijd is deze aanspraak en vermaning tot de getuigen geheel vervallen, wijl de kerk gelukkig langzamerhand met dit getuigenstelsel gebroken heeft. Zeker wij kennen nog wel getuigen bij den doop, maar niet in den zin, waarin onze vaderen doopgetuigen toelieten. Er kan een geval zich voordoen, dat de ouders van ’t kind gestorven zijn. Of dat deze om een andere reden de doopsbelofte niet kunnen afleggen, dan laten wij getuigen toe om in de plaats der ouders te staan, en te antwoorden. Maar onder „getuigen’’ verstonden onze vaderen meestal niet hen, die in de plaats van maar die naast de ouders ten doop kwamen, en dit nu heeft in gewone gevallen geen zin.
Onze vaderen hebben zich in deze al te sterk door de zuigkracht van het oude laten meevoeren. Immers dat nemen en staan van getuigen bij den doop dagteekent reeds uit de eerste tijden der Christelijke kerk. Althans in de geschriften der kerkvaders wordt herhaaldelijk van hen gesproken. Nu was dit gebruik in de eerste eeuwen nog wel te verklaren en had zelfs zijn, nuttige zijde.
Men moet nooit vergeten, dat men in die eerste eeuwen voor geheel andere toestanden stond dan heden. De geheele omgeving van den doopeling was menigmaal nog heidensch, en dan was er wel iets voor te zeggen, dat zulk een doopeling eenige steun vond bij zijn doopgetuige, die toch dure verplichtingen op zich genomen had. Ook kon zulk een doopgetuige in de eerste eeuwen dienen om in voorkomende gevallen te bevestigen, dat men werkelijk gedoopt was. Overigens hoe dit zij, wat in den geboortestond onzer Christelijke kerk nog zijn lichtzijde had, wordt zeker overbodig bij een geregeld kerkelijk leven, Toch heeft men dit gebruik, dat uit den nood der tijden voortsproot, niet afgeschaft, maar langzamerhand werd het in en door de kerk geeikt en als noodzakelijk uitgeschreven. Dit is oorzaak geworden dat de „geestelijke vaders en moeders” (de Peters en Meters) in de Roomsche kerk zulk een voorname plaats gingen innemen. Zij waren de aangewezenen, de verkorenen, die voor de geestelijke opvoeding van ’t kind hadden te zorgen. Zij rezen boven de ouders uit, en de Roomsche kerk, die immer ’t geestelijke tegenover ’t natuurlijke uitspeelt, maar vergeet, dat wel zonde en natuur, maar niet genade en natuur vijandig tegenover elkander staan, verheerlijkten deze „geestelijke vaders en moeders” nog boven de wettige ouders, die immers alleen maar in een natuurlijke betrekking tot hunne kinderen stonden. Deze peters en meters nu moeten in de Roomsche kerk in de plaats van den doopeling de geloofsbelijdenis en de doopbelofte afleggen en staan altijd in zulk een geestelijke betrekking tot den doopeling, dat er nooit een huwelijksband, tusschen beide mag worden gelegd zonder kerkelijke dispensatie.
Ook hier komt weer uit hoe scherp Rome de lijn trekt tusschen het geestelijke en ’t natuurlijke, uit welk grondprinciep een groot deel van Romes onthoudingsleer (denk aan de nonnen en monniken niet eten van vleesch, het ongehuwd zijn der geestelijken enz.) wordt verklaard:
Uit dit gebruik nu van peters en meters door Rome zijn ook de doopgetuigen in de Geref, kerk ingeslopen en sloten onze vaderen zich bij deze oude gewoonte aan. Toch was er onderscheid.

K. (Kampen) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1913

De Wekker | 4 Pagina's

Onze liturgische geschriften (XXXI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1913

De Wekker | 4 Pagina's