Vragenbus
Eene zuster te A. vraagt: „ Wie bedoelt de Apostel in 2 Tim. 3: 7 met de vrouwkens, di altijd leeren en nimmermeer tot kennis der waarheid komen?”
De apostel wijst in dit hoofdstuk zijnen geestelijken zoon op de zware tijden, die in de laatste dagen zullen ontstaan Deze laatste dagen stelt de apostel niet verre, maar nabij, gelijk ook uit 1 Cor. 10: 11 blijkt. Zware tijden zullen er zijn, niet slechts wegens vervolging van buiten, maar bovenal zwaar door verderf en achteruitgang van binnen. Onder „de menschen” in vs. 2 hebben we dan ook niet te verstaan de „wereld”, openlijk vijandig aan het christendom; de apostel wijst daarmede aan belijders van den Christus, behoorende dus voor het uiterlijk tot de gemeente des levenden Gods. Wat van hen geschreven staat toont ons eene verschrikkelijke wereldgelijkvormigheid onder eene gedaante van godzaligheid. Eene gedaante, niet het wezen.
't Is geene struikeling, maar een leven in de ongerechtigheid. Onder die gedaante voert het zondige egoïsme den staf, het liefhebben alleen van zichzelve (vs. 2 - 5).
„Deze, die menschen, zijn het, die in de huizen insluipen en nemen de vrouwkens gevangen.”
In den regel is het vrouwelijk gemoed meer vatbaar voor godsdienstige indrukken, dan dat van den man. Bij dezen geeft meer het verstand, bij de vrouw meer het gevoel den doorslag, (De lezer zal er wel op willen letten, dat het hier niet gaat om de wedergeboorte of bekeering, maar om religieuze indrukken). Ten allen tijde hebben dan ook dwaalleeraars bijzonderlijk getracht invloed te krijgen bij vrouwen en veeltijds gelukte dit, waarna de vrouw, evenals in het paradijs, weermiddel moest zijn tot het „gevangen nemen” van den man.
Op degelijke, goed onderlegde vrouwen mogen dwaalleeraars een oogenblik een geestelijk beslag leggen, blijvend is dit niet. Wie zich onder haar houden mag aan het woord des Heeren, zal door den honger wederom gedreven worden tot het brood des levens. Het schild des geloofs, en het borstwapen der gerechtigheid behooren tot haar uniform.
Die echter dat schild en dat borstwapen moeten missen, zijn eene gemakkelijke prooi voor „de menschen” van vs. 2—5. Heimelijk trachten deze ingang te verkrijgen; door schoone redenen, soms door harde verstrikken zij de vrouwkens, die met zonden beladen zijn, d.i. die leven onder een overtuiging harer ongerechtigheden. Zij zijn niet gerust, zij kennen den vrede niet, omdat het haar waarlijk ontbreekt aan het geloof van den tollenaar, zoo, wat betreft het zondares zijn voor God, als, wat betreft de borggerechtigheid Christi.
Daarbij ontbreekt ook kennelijk het borstwapen der gerechtigheid, „de lust en liefde naar den wille Gods in alle goede werken te leven.” Zij worden, zegt de apostel, door menigerlei begeerlijkheden gedreven. Zoo iemand, die door menigerlei begeerlijkheden gedreven wordt, weet feitelijk niet wat hij wil en zoekt, maar gezegd kan worden van den zoodanige, dat hij God niet zoekt. Het kan den schijn hebben voor den persoon, in werkelijkheid is het anders. Al nemen we voor een oogenblik aan, dat de begeerlijkheden hier genoemd, zich niet uitstrekken naar vleeschelijken lust, hoewel het verband het zou kunnen toelaten, toch zien we, dat het bij die „vrouwkens” niet komt tot een waarlijk breken met de zonde.
De groote vraag bij haar is niet: Hoe erlang ik den vrede met God? maar deze: Hoe breng ik mijn geweten tot rust, zonder breuke met mijne begeerlijkheden?
Daarom strekken zij de handen uit naar de waarheid, maar gaan terug als de waarheid spreekt van rechtvaardigheid en een toekomend oordeel, als de waarheid komt met den eisch van godzaligheid zoo innerlijk als uiterlijk.
Beide handen strekken zij uit naar hem, die eene leer brengt overeenkomstig het vleesch, en zij laten zich binden; de geschiedenis leert dikwijls waartoe (vs. 4).
Zoo drijft haar het geweten tot „leeren”; de menigerlei begeerlijkheden beletten haar „tot kennis der waarheid te komen.”
Onze bede zij, zoo wij hope mogen hebben, gesterkt te worden in de genade, die in Christus Jezus is.
Zware tijden ook heden. Dwaalleeraars legio. Zulke „vrouwkens” als de Apostel bedoeld meer dan men dikwijls vermoedt. Vanwaar anders de invloed der verschillende secten. Denk bijv. aan den verdervenden invloed van het Mormonisme.
Vrage: Zouden er van die „vrouwkens” ook niet gevonden worden onder het mannelijk geslacht?
A. (Amsterdam) L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1913
De Wekker | 4 Pagina's