Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Redacteur van „de Wekker”!

Hoe heb ik het nu? Toen 24 Juli 1912 door de Synode der Christ. Geref, Kerk de vraag der Classis Dordrecht werd besproken of de Synode het niet noodig acht stappen te doen tot oprichting van een generaal Weeshuis, was het antwoord als volgt:
„Het geldt hier eene diaconale zaak. Willen diaconien zich voor het bereiken van dat doel met elkander in verbinding stellen, dat is hunne zaak, maar de Synode behoort zich niet mét dat punt in te laten.
Na korte discussie wordt door de Synode uitgesproken, dat de verzorging der weezen op den weg der diaconie ligt.
Hoe heb ik het nu? vraag ik nog weer. In „de Wekker” van 25 April j I. komt een kort verslag voor van eene vergadering (27 Maart j.l. te Utrecht gehouden) van diakenen onzer kerk „om plannen te beramen om te geraken tot de oprichting van een weeshuis voor weezen van de C.G.K.” Bij hoofdelijke stemming, zoo lees ik verder, werd uitgemaakt, dat men een weeshuis wenscht en het gevestigd wenscht te zien te Utrecht.
Br. J. van L. komt, na eene inleiding over art. 29 der D. K. O, — een artikel, dat met weezenverzorging m.i. niet het minst te maken heeft — met de opmerking, dat het vraagstuk over weezenverzorging zorgvuldige overweging, breedvoerige bespreking en broederlijke kritiek vereischen. Allen zullen dit wel eens zijn met J., maar hoe hij er toe komt om te constateeren : „deze verongelukte poging was oorzaak, dat de zaak zelf voor tien tallen jaren naar achteren gedrongen werd', is mij een raadsel. Waarmede bewijst J, dat verongelukken? Scheepje staat nog op de werf — men is pas met optuigen begonnen — en nu weet J. al te voorspellen, dat het verongelukt is en dat er eerst over tientallen (minstens 20 jaar) weer aan gedacht zal worden een nieuw schip uit te rusten! Hoewel ik alle respect heb voor den profetischen blik van J., zet ik ditmaal eenige vraagteekens achter zijne profetie!
Op de vraag van J. waaraan onze diakenen het recht ontleenen om te decreteeren, dat er toch opgericht worde een centraal weeshuis, dat gevestigd zal zijn te Utrecht, — wie daarvoor de broeders heeft gemandateerd, en of zij zichzelven dat mandaat hebben gegeven, enz. enz., wil ik alleen opmerken, dat Art. 25 onzer Kerkorde m.i. innig verband houdt met het besluit der Synode van Juli 1912. En als J. cursief laat drukken, dat het vraagstuk der weezenverzorging, een vraagstuk is voor ons allen, die leden van de C.G. Kerk zijn, een vraagstuk van alle vaders en moeders”, zou ik hem willen vragen: voor de weezen van predikanten bestaat er eene kas; dunkt het U niet hoog tijd, dat niet alleen voor die weezen, maar ook voor andere weezen der Kerk naar eene doelmatige, niet te dure verpleging worde omgezien? Ik ken eene kleine gemeente onzer Kerk, waar per jaar ƒ 750.—, zegge zevenhonderd en vijftig gulden voor weezenverzorging moet worden uitgegeven! Met zulke cijfers voor zich, zal, dunkt mij, J. niet licht weer zeggen, dat het betrokken vraagstuk niet urgent is.
Natuurlijk ga ik niet in op vragen van J. als deze: „waaraan ontleent de kerkeraad de bevoegdheid om te besluiten, dat de weezen der gemeente straks in een weeshuis te Utrecht zullen worden opgevoed?” Waar leest J. in 't verslag van de vergadering van 27 Maart iets van dat zullen? Maar ook: wat de door J. bedoelde bevoegdheid betreft, zal er wel niet één kerkeraad zijn, die zich afvraagt: is er soms ook nog eene macht, die mij beletten kan met een of meer genabuurde kerkeraden een weeshuis op te richten?
Natuurlijk weten de broeders, die thans het bestuur uitmaken, evengoed als J., dat er eene gezinsverpleging is, maar als J. met de praktijk rekent en met het vele, dat er over weezenverpleging — ge-ins of weeshuisverpleging — geschreven is, moet hij maar niet „eenig licht” vragen van dat bestuur, dat hij nu reeds veroordeelde als menschen, „die met hunne poging zijn verongelukt en voor tientallen jaren een goede zaak naar achteren hebben gedrongen." Bij zulke menschen gaat men geen licht zoeken!
Ik ben geen lid van het Bestuur. Ook bezocht ik de vergadering te Utrecht niet, maar een schrijven als dat van J. noem ik het afkammen eener zaak, waarvan hij zelf zegt, dat 't hem aan 't noodige licht er over hapert. —
En als U, waarde Redacteur! zegt, dat de a.s. Synode geroepen zal worden verklaring te geven van een vroeger genomen besluit, bedoelt U zeker dat van 24 Juli 1912. 'k Ben blij met die toezegging.
Heilgroetend, Uw br.

A.

P.S. Er komen zooveel stukken in over dit onderwerp, dat we onmogelijk alles kunnen plaatsen. Kan men dat schrijven nu niet laten rusten tot na de Synode? De Class. Vergaderingen komen nog en zoo kan de zaak voor de Synode ter nadere bespreking worden voorbereid. Er is nu wel een weinig misverstand in het spel. Het gaat niet direct over het al of niet stichten van een weeshuis, maar over den grondslag, waarop gebouwd moet worden. Met broederlijke bespreking komt ook die zaak best in orde. Was de vorige Synode beter ingelicht geweest, dan was de zaak zeker meer principieel besproken. Terugkomen op een besluit om een of ander punt te omschrijven, is daarom nog geen verwerpen van een vroeger genomen besluit.

Als br. B. van D., na het bovenstaande gelezen te hebben, het noodig oordeelt ook zijn brief aan br. J. nog in „de Wekker” op te nemen, hopen wij aan dat verlangen te voldoen; maar (wij zeggen het nog eens) dergelijk over en weer schrijven moest achterwege gelaten tot de a. s. Synode. Men sla dan spijkers met koppen, opdat heel de wereld wete, dat wij —hoe klein ook in kracht — ook inzake weezenverzorging, de handen ineen slaan en kloeke daden kunnen doen. Ook de krachtige hand van br. J. zal zich dan wel weer duidelijk doen kennen.

Red.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1913

De Wekker | 4 Pagina's

Ingezonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1913

De Wekker | 4 Pagina's