Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK IX.

Het is niet van algemeene bekendheid dat Dr. Hoedemaker een leeuwenaandeel gehad heeft aan de stichting der Vrije Universiteit. Door het op den voorgrond brengen van de Christelijke wetenschap hoopte hij dan zich hoe langer hoe meer den kerkelijken strijd naar achteren te dringen. Hij was de man, die met B. en W. te Amsterdam een onderhoud had over het aanstellen van twee professoren aan de Stedelijke Universiteit, waarvoor in alle stilte Kuyper en Hoede maker waren aangewezen. Toen dit onmogelijk bleek, begon Hoedemaker met klem van redenen het Vrije Hooger Onderwijs te bepleiten. Eerst meende hij dat eene Vrije Universiteit buitenslands, in Emden of Londen, gesticht zal moeten worden, ten slotte komt het tot stichting van een Vrije Universiteit door „de Ver-eeniging van Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag”. Eerst nadat hij tweemaal voor zijn professoraat had bedankt en na vervolgens in overleg met Dr. Kuyper e. s. in de Heraut van 6 Juni 1880 een stuk te hebben gepubliceerd, waarin hij alle bestaande verschillen constateert, heeft Dr. Hoedemaker zijn benoeming aangenomen. Hij heeft de Wijdingsrede gehouden over 1 Sam. 13 :19–22 en in diezelfde week begon hij zijne lessen in de Ethiek en de Theologia practica, Na het vertrek van prof. Dilloo kreeg hij ook de Inleiding op het O. Test. en werd alzoo geroepen zijn aandacht aan allerlei kwesties te wijden, die met den kerkelijken strijd niets te maken hadden.

Waarin bestaat nu het principieele verschil tusschen Dr. Hoedemakers en de leiders der beweging van ‘8G. Dr. Hoedemaker heeft dit zelf gezegd en zijn Open Brief aan Dr. A. Kuiper. „Meent niet”, zegt hij daarin, „dat gij de kerk uit de omklemming der organisatie kunt losmaken; zoolang die organisatie van kracht blijft, allerminst zoolang gij zelf in die organisatie staat. Zij, die met ons de organisatie van 1816 veroordeelen, kunnen drieërlei standpunt tegenover haar innemen. Laat de individuen uitgaan of zóó getrouw zijn dat men hen uitwerpt, zeggen de Afgescheidenen.

Laat de plaatselijke kerken zich van haar losmaken, door het recht der Belijdenis tegenover haar te handhaven, zegt gij.

Laat de verlossing van heel de kerk als uitgangspunt, als sine qua non eener gewenschte reformatie worden gezocht, spreek ik.

Het verschil tusschen mij en u komt derhalve in hoofdzaak hierop neer:

Gij laat de Reformatie aan de Reorganisatie voorop gaan, ik volg den omge-keerden weg.

„Noch eens”, zeg ik „herstel van de presbyteriale kerkregeering; dan kunt gij uw geestelijk beginsel toepassen (bladz. 819). Het verschil is principieel. Hoedemaker wilde, evenals Ds. G. Doedes dit voor hem reeds bepleit” bad, dat men eens de opheffing van de organisatie van 1816 dus allereerst reorganisatie zou zoeken, om zoo te komen tot eene meer normale openbaring der kerk, om langs dien weg tot de rechte reformatie voorteschrijden, de andere worden eens organiseering van de Gereformeerden in de kerk op den grondslag der Belijdenis als statuut (af gezien van den bond met het woord en met de kerk) om dan daarna den strijd tegen de Synodale organisatie aan te bieden. Hoedemaker begreep dat zoo lang het met de grondwet der kerk niet in’ orde was het volstrekt niets baatte of men de Belijdenis al invoerde en dit en dat in zake leer of tucht reformeerde om de eenvoudige reden, dat men geen recht en geen macht had de belijdenis te handhaven.

Hoedemakers standpunt is veel zuiverde dan dat van Dr. Kuyper c. s, Hoedemaker gelooft niet, dat iedere locale gemeente de zelfstandige openbaring van het lichaam van Christus kan worden genoemd; tenzij dat de locale en provinciale verschillen in de natie van dien aard zijn, dat zij aanleiding geven tot eene zelfstandige opvatting der heilswaarheid en dus recht hebben op een eigene uitdrukking van geloof en een zelfstandige godsdienstvorm. Toen dan ook Dr. Rutgers in 1882 de leer van het confoederatief kerkverband had ontwikkeld, en nadat in 1883 de vergadering in Fraseati had plaats gehad, ook weer op grond van de Belijdenis, als „accoord” beschouwd; waar men besloten had, om zoo noodig als „Dooleerende kerken” optetreden, sprak Hoedemaker zich daar tegen uit in zijn de Herleving der Gereformeerde Beginselen.

Sprekende over de „meerdere Vergaderingen” van de oude kerkeordening zegt hij: „Aan deze bepaling ligt kennelijk het Bijbelsche denkbeeld van de eenheid der zichtbare kerk ten grondslag. Niet alsof de plaatselijke kerken den attributen van de kerk zouden missen. Zij zijn niet zóó onzelfstandig, dat zij andore kerken tot hun bestaan behoeven. Maar het is ook geen vast convoederatief verband, waarin zij tot die kerken staan. De eenheid openbaart zich van lieverlede in steeds zuiveren kring en die openbaring is dienstbaar tot het welwezen der kerk.” Reorganisatie, d. i. Vrijmaking van de kerk uit de organisatie van 1816 en het herstellen der oude kerkordening met hare drievoudige vergaderin was voor hem de eenige mogelijkheid tot waarachtige Reformatie. Maar voor die reorganisatie voelden do leiders der kerkelijke beweging van 1886 juist niets, om reden het volk er niets voor voelde. Het volk loopt warm voor de leer maar niet voor de korkregeering. De kerkregeering is in hun oog bijzaak, de leer is alles. Maar men vergeet, dat wanneer de kerkregeering niet deugt, er niets deugen kan. Daarom klaagt Hoedemaker in diezelfde rede. „En die kerkelijke organisatie is voor velen, zelf der broederen, een adra-phovoon! In dit wanbegrip en dáarin alleon ligt de verklaring van onze machteloosheid, in alles wat er op de Reformatie der kerke doelt” (pag. 18.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1913

De Wekker | 6 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1913

De Wekker | 6 Pagina's