Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie (79)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie (79)

Hoofdstuk X

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kerkelijke proces werd hoe langer hoe ingewikkelder. Tot recht verstand dienen wij drieerlei te onderscheiden: a. de Kootwijksche kwestie; b. de beheersch kwestie; c. de attesten of lidmaten kwestie. Beginnen wij met de Kootwijksche kwestie, waarop wij reeds een weinig zijn voorbereid. De candidaat Houtzagers had reeds een en andermaal in Kootwijk gepredikt, en was zoo goedbevallen dat Kootwijks-kerkeraad geen bezwaar had hem op 24 Maart 1885 toezegging van beroep te geven. Deze toezegging van beroep ging niet geheel buiten den consulent Ds. Ris Lamberts van Barneveld om. Men had den consulent in kennis gesteld met het voornemen den eersten candidaat van de Vrije Universiteit te beroepen en deze had aanvankelijk geen bezwaar gemaakt. Toch was de eigenlijke raadgever van Kootwijks-kerkeraad niet de consulent maar Dr. Mr. Van den Bergh, die destijds een roeping naar de gemeente Voorthuizen had aangenomen, een hoogst bekwaam man, wiens godzaligheid naar alle zijden uitblonk en die met grooten ijver aan de kerkelijke beweging der Universiteits-mannen deelnam. Volgens den inhoud van het stuk van Kootwijks kerkeraad moest thans de candidaat Houtzagers verklaren, hoe hij over een eventueele roeping van Kootwijk dacht. Van zelf dat hij daarin ook het oordeel vroeg van hoogstaande mannen. Het schijnt dat Ds. Hoedemaker aanvankelijk reeds ingenomen geweest is met deze toezegging van beroep, althans hij moet beloofd hebben gelden te zullen verzamelen voor een consistorie-kamer en een orgel ten behoeve der arme gemeente. Later toen hij in dezen gewijzigd was heeft hij bij Houtzagers krachtig aangedrongen, dat deze naar de Belgische Zen-dingskerk zou gaan, om daar predikant te worden. Volgens de toenmalig bestaande regeling zon hij dan, na een colloquium doctum, beroepbaar kunnen gesteld worden bij de Ned. Herv. Kerk. De straatprediker Essen te ‘s-Gravenhage wilde hem eveneens aan zijn arbeid in ‘s-Gravenhage verbinden, maar deze arbeid werd hem door prof. Hoedemaker ernstig ontraden. Na veel strijd nam hij daarop, 11 April 1885 de toezegging van beroep aan. Maar wat nu. Een candidaat is nog geen proponent, proponent is hij eerst dan wanneer hij zijn kerkelijk examen voor het prov. kerkbestuur met goed gevolg heeft afgelegd en de groote vraag was thans, hoe de candidaat Houtzagers tot het kerkelijk onderzoek kou worden toegelaten. Daarover is destijds heel wat gepolemiseerd. Dr. Kuyper schreef in de Heraut: „Er zal dienen te zijn 1 toelating tot het examen ook zonder studie aan de overheidsscholen: 2 waarborg tegen partijdig oordeel en 3 toelating van het beding, om nooit menschelijke ordonnantiën te zullen gehoorzamen, zoo die tegen Gods woord ingaan.
Daarop vatte Ds. Buitendijk in het Wageningsche Weekblad vuur. Wel was hij er voor, dat de Reglementen gewijzigd werden zoodat iemand die niet aan een rijks universiteit had gestudeerd tot het kerkelijk onderzoek kon worden toegelaten, maar de candidaten moesten bovendien uitdrukkelijk verklaren en met hunne handteekening bevestigen dat zij zonder eenig voorbehoud, zich aan de bestaande kerkelijke verordeningen zullen onderwerpen en die oprechtelijk naleven, en mocht dit te eniger tijd hun geweten niet toelaten, dat zij in dat geval dan bereidwillig en zonder eenig tegenstreven hun leeraarsambt zullen nederleggen.
Deze restrictie konden de Gereformeerden natuurlijk niet aanvaarden.
Maar er gingen ook andere stemmen op. Het Classicaal Bestuur van Rotterdam besloot aan de Class. Vergadering voortestellen dat het zich tot de Algemeene Synode wenden zou met de vraag: dat het reglement op het Examen zoodanig zou moeten worden gewijzigd: „dat ook candidaten die niet hun opleiding aan de Rijks Universiteiten hadden ontvangen, tot het proponents examen werden toegelaten. De Heraut adviseerde aldus: De kerk van Kootwijk bestaat en leeft op dit oogenblik nog in verband met de dertien honderd kerken aan wie in 1816 de Synodale organisatie door onbevoegde macht is opgelegd. Om vrij te blijven van alle revolutionaire schijn, heeft zij dus (alleen voor zooveel Gods woord dit gedoogt en niet verbiedt) zich met leidzaamheid te schikken naar de gemeene bepalingen die voor dit kerkverband op dezen oogenblik gelden. En eerst, indien officieel gebleken ware, dat de kerken met wie zij in verband stond den heer Houtzagers van haar kansel weren om zijne belijdenis van de waarheid, en dus in zijn persoon de waarheid wilden tegenstaan, zou de ure voor deze kerk gekomen zijn, om het verband met de andere kerken tijdelijk losser te maken, opdat zij zelve in verband met de waarheid blijve”. Ieder gevoelt dat Dr. Kuyper hier echter weer handig de kwestie omkeert. ‘t Was geen kwestie van voor of tegen de waarheid zooals Dr. Kuyper voorstelt, maar een zuivere reglementaire kwestie die met de waarheid niets had te maken. Hij raadde verder de kerk van Kootwijk aan zich eenvoudig op grond van art. 13 raad en voorlichting in deze aangelegenheid te vragen bij het Classicaal Bestuur hoe en op wat wijs de heer Houtzagers zich te gedragen heeft en wat de kerk van Kootwijk te doen hebbe, om dezen candidaat tot haren leeraar te verkrijgen.
Weet het Class. Bestuur hierop geen antwoord, dan zende het deze vraag door naar het prov. kerkbestuur, die het desverlangd met zijne nadere consideratiën door kan zenden naar de Synode. Dan kan van meerdere zijde dit verzoek worden gesteund en op alle Classen deze kwestie aan de orde komen.
„Tot een beslissing moet het vroeg of laat toch komen” schreef Dr. Kuyper.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1913

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie (79)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1913

De Wekker | 4 Pagina's