Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland (V)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afscheiding van de Staatskerk eischte voor vele leeraars nog meer dan geldelijke offers. Na afloop der eerste Synode der Vrije Schotsche Kerk gingen zij naar hunne pastoriën terug. Echter niet om er rustig te wonen. Immers, het verlaten der Staatskerk had ten gevolge dat zij hunne woningen moesten ontruimen. Wat dit zeggen wilde blijkt uit het volgende: In een der pastoriën, die weldra verlaten zou worden, daar de leeraar de Staatskerk verlaten had, woonde een talrijk gezin. De predikant en zijn gade hadden in hun leven reeds vele beproevingen doorgemaakt; geboorte en sterfgevallen hadden zich in de pastorie afgewisseld en het plekje hunner woning was der moeder inzonderheid dierbaar geworden door de menigvuldige herinneringen, die zich daaraan verbonden. Er groeide daar inderdaad geen bloem, geen struik, geen boom, waarop zij niet eene bijzondere betrekking gevoelde; enkelen daarvan waren ook geplant geworden door de handen van hen, die reeds in het graf rustten. Het hart der arme vrouw dreigde van smart te bersten. De genade Gods echter sterkte haar toen de beslissende dag gekomen was en zij vertrok even bereidvaardig als haar man, ofschoon het haar geweldig aandeed, eene woning te moeten verlaten, waar zij gehoopt had rustig te sterven, om dan op het kerkhof naast de pastorie begraven te worden bij het stoffelijk overschot harer kinderen.
Elders was eene eerbiedwaardige moeder, eene getrouwe dienaresse van Christus, die in hare jeugd naar het dorp gekomen was, toen het eene zedelijke wildernis mocht genoemd worden, terwijl zij met haren echtgenoot de plaats sedert in een waar Eden had mogen herscheppen. Haar man was daar gestorven. Thans was haar zoon predikant dier gemeente. Deze eerwaardige weduwe en moeder had, gelijk Anna de dochter van Faniël, de zorgen en moeiten van tachtig jaren over haar hoofd zien henengaan, en evenals een oude boom, die zijne wortelen diep in den grond geslagen heeft, was zij aan de woonplaats harer jeugd door de teederste banden sterk gehecht. Al hare wenschen, al hare gebeden tot God waren echter in dezen tijd geen andere geweest dan òf dat de Kerk tot eene rechtmatige schikking mocht komen met den Staat òf dat indien dit geen plaats mocht hebben, haar zoon getrouw mocht blijven en pal staan voor de waarheid en het Koningschap van Christus in Zijne Kerk. De afscheiding had plaats, alles moest verlaten worden en deze oude moeder in Israël was nu ook de eerste die van vertrekken het voorbeeld gaf. Zij genoot in de nieuwe woning, onder ’s Heeren zegen, nog meer gezondheid en tevredenheid, dan zij sedert lang in de oude pastorie haars zoons had mogen ondervinden. Een predikant, die ook met de Afscheiding meeging, verhaalde later het volgende: „Ik zal voor ik in het graf nederdaal nimmer den avond vergeten, toen ik de pastorie voor goed ontruimde. Toen ik mijne vrouw en kinderen in de schemering vertrekken zag, toen zij nu voor goed ons geliefd huis verlaten hadden en toen ik mij nog alleen daar binnen bevond, alleen met niemand dan God in mijne nabijheid en toen ik water halen moest om daarmede eigenhandig het laatste vuur aan onzen haard uit te blusschen en de kaars die voor de laatste maal in mijne pastorie gebrand had moest uitdoen, en eindelijk ook de deur sluiten voor mij zelven, mijne vrouw en kinderen, o toen was het om bijna weg te zinken van wege de zware beproeving.
Op een ander dorp in de Schotsche Hooglanden, plaatste de leeraar, toen de laatste beslissende avond gekomen was, zijne vrouw en kinderen op eene lompe boerenkar en terwijl hij zelf te voet volgde, ving de treurige tocht door de bergen aan. Een geweldige sneeuwstorm woedde dien dag op die onherbergzame hoogten. De grond was wit van de sneeuw ofschoon het nog slechts in den herfst was en een donkere lucht was boven hunne hoofden. Het arme uit de pastorie verdreven gezin vervolgde zijn weg onder hevige sneeuwbuien en aan den snijdenden stormwind blootgesteld. Maar zeide die leeraar later: „nooit heb ik den vrede Gods sterker in mijn gemoed ondervonden dan in dien nacht.” In eene naburige plaats, enkele uren verder gelegen werd het gezin liefderijk opgenomen.
Zoo werd niet alleen in Nederland in de jaren 1834—40 vervolging doorstaan, maar ook door de Vrije Schotsche kerk in 1843 en eerstvolgende jaren.

D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1913

De Wekker | 4 Pagina's

Buitenland (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1913

De Wekker | 4 Pagina's