Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie

Hoofdstuk 11

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK XI.
Men zou meenen, dat de Synode tegenover zulk eene oppositie geen moed zou gehad hebben het artikel tot wet te verheffen, maar het Modernisme rekende alleen met zichzelve en verscherpte zelfs in 1880 het artikel nog door de clausule: „Elk predikant heeft het recht zijn eigene aannemelingen te bevestigen. De bevestiging van lidmaten heeft plaats in eene daarvoor bepaalde godsdienstoefening, bij welke hun, althans wat betreft den geest en de hoofdzaak van de daarin vervatte belijdenis, verklaring en belofte, de bekende vragen ter beantwoording worden voorgesteld.”
Ieder gevoelt, dat het ambt van opziener der gemeente door dit artikel eene doodelijke wonde was toegebracht en dat zij bij de aanneming niet meer dan figuranten waren. Dr. Kuyper heeft dit destijds op snijdende wijze in het licht gesteld door de volgende 8 vragen.
Eerste vraag: Mag de ouderling onder het thans geldend artikel 38 aan de aannemelingen zelf nog eenige vragen doen?
Antwoord: Neen, alleen de predikant.
Tweede vraag: Mag de ouderling van den predikant vorderen, dat hij deze of die bepaalde geloofsvraag doe?
Antwoord: Neen, het onderzoek staat geheel aan den predikant, die dit doet, gelijk hij wil.
Derde vraag: Kan de ouderling de aanneming beletten, door te verklaren, dat hij óf niet genoeg óf iets verkeerds gehoord heeft in zake de belijdenis?
Antwoord: Neen, zulke bezwaren gelden niet.
Vierde vraag: Wordt dan de aanneming gestuit, als de ouderling na protest zich verwijdert?
Antwoord: Neen, want zij geschiedt door den predikant alleen.
Vijfde vraag: Kan de Kerkeraad dan de bevestiging stuiten?
Antwoord: Neen, want elk predikant bevestigt zijn eigen leerlingen.
Zesde vraag: Kan de Kerkeraad dan de gedane aanneming vernietigen?
Antwoord: Neen, want de predikant neemt aan namens den Kerkeraad.
Zevende vraag: Kan dan de Kerkeraad de toetreding tot het Heilig Avondmaal door niet-inschrijving in het Lidmatenboek beletten?
Antwoord: Ook dat niet, want wie bevestigd is, treedt zonder meer tot het H. Avondmaal toe. Zelfs geschiedt de inschrijving eerst later.
En nu de achtste vraag: Kan een ouderling zeggen, dat hij verkiest niet op het reglement, niet naar het beruchte artikel, maar op den bodem van Gods Woord te handelen?
En het antwoord luidt nogmaals: Ook dat al evenmin; want dan weigert de predikant u zelfs in zijn kamer te ontvangen.

Zoo stonden de zaken sinds 1880. En de geheele storm, die tegen artikel 38 was opgestoken, luwde en zelfs mannen als Dr. van Toorenenbergen en Bronsveld, die zoo krachtig in hun advies waren opgekomen voor de rechten der kerk, — de bond van kerkeraden die de bekende brochure Revolutie of Trouw had uitgegeven, ja zelfs de Amsterdamsche leiders van de Gereformeerde partij, zagen dit schandelijk bedrijf kalm aan. Hoe dit inzonderheid door de Amsterdamsche leiders geschieden kon? Wel, eenvoudig hierom, omdat men daar in de praktijk deed alsof dit beruchte art. 38 niet bestond. Dat kon men natuurlijk, omdat men in den kerkeraad de meerderheid had. Maar er waren in Amsterdam nog eenige moderne predikanten en deze baarden natuurlijk met het oog op dit art. 38 geen geringe moeilijkheid. Want ook deze moderne predikanten hadden leerlingen en deze leerlingen werden onderwezen in de moderne beginselen en kwamen straks tot hun predikant met de vraag om tot het afleggen van belijdenis te worden toegelaten, … wat deze natuurlijk niet weigeren kon. Maar dan?.. Want dan kwam de moeilijkheid. Immers de kerkeraad moest dan uit zijn midden een of meer ouderlingen aanwijzen die daarbij als gecommiteerden tegenwoordig waren. Nu was dit het werk der wijkouderlingen. Ieder predikant had zijn wijkouderlingen, die hem bij het werk der aanneming assisteerden en nu waren in den jare I884 aan de moderne predikanten Berlage, Ternooy Appel en Laurillard, de ouderlingen Dr. Kuyper en Rutgers, Kleeman en Glazener, Hoog en Eichelberg als wijkouderlingen toegewezen. Deze ouderlingen hadden zich deze benoeming laten welgevallen, hoewel zij wisten, dat zij op grond van het bekende 38ste artikel bij de aanneming van lidmaten zouden moeten assisteeren. Dat was niet correct. Wel kon men doen gelijk Dr. Rutgers als wijkouderling van Dr. Stricker gedaan had. Toen men hem vroeg als wijkouderling te assisteeren bij de aanneming zijner catechisanten volgens de vigeerende wet, antwoordde hij, dit niet te kunnen doen, dan volgens bet beginsel dat de kerkeraad in 1879 en ’80 heeft uitgesproken.
Dr. Strieker was met dit antwoord voldaan en bediende zich daarop van een ouderling, die zijn beginsel toegedaan was, waarop de aanneming zonder stoornis verliep. Maar op den duur kon dit niet gaan, vooral niet, daar het getal der moderne ouderlingen gaandeweg slonk, zoodat er ten slotte niemand was, die bij de aanneming kon of wilde assisteeren. En zonder ouderling was de aanneming niet wettig. Maar ook daarin had de moderne Synode voorzien. Immers zij had in Art. 40 bepaald, dat elders woonachtigen tot de aanneming en bevestiging als lidmaten niet toegelaten worden, dan na te hebben overgelegd een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, afgegeven door of vanwege den kerkeraad der gemeente hunner woonplaats. Binnen 4 weken na de indiening van het daartoe strekkende verzoek wordt daarop beschikt, in geval van weigering, met schriftelijke opgaaf van redenen hun gedrag betreffende. Dit verzoek geschiedt namens de belanghebbenden, door den kerkeraad van de gemeente, waarin zij wenschen aangenomen en bevestigd te worden. Ontvangt die kerkeraad binnen den gestelden termijn geen antwoord, dan geldt dit als bewijs dat tegen de aanneming en bevestiging geen bezwaar bestaat. Van zoodanige aanneming en bevestiging wordt binnen 8 dagen na de volbrachte handeling door of vanwege den kerkeraad der gemeente waar zij geschiedt is, schriftelijk kennis gegeven aan den kerkeraad der gemeente in de woonplaats, opdat de aangenomen en bevestigde lidmaat als zoodanig in het lidmatenboek der gemeente worden ingeschreven.” In dit artikel vond het modernisme altijd een uitweg, want kon men zijn leerlingen in eigen gemeente niet aangenomen krijgen, dan ging men eenvoudig naar een modernen predikant en kerkeraad en deze diende, op grond van artikel 40, namens de leerlingen bij den betrokken kerkeraad een verzoek in om bedoeld getuigschrift.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1914

De Wekker | 6 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1914

De Wekker | 6 Pagina's