Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze liturgische geschriften 44

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgische geschriften 44

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIV.
Slaan wij nu het formulier voor den volwassen doop op en letten wij op de belijdenis, welke wordt gevraagd, dan mogen wij deze belijdenis nooit los en op zichzeive beoordeelen, maar altijd stellen in verband met de beloften van het genade-verbond, waarvan de sacramenten teekenen en zegelen zijn. Veronachtzamen wij dit laatste dan verstaan wij nooit waarom de kerk in dit haar formulier zooveel nadruk legt op een hartgrondige belijdenis des geloofs.
Voor sommigen zijn de vragen, die aan de volwassen doopeling gedaan worden veel te sterk. Het kon wel wat minder, het kon wel wat gemakkelijker dan zulke veeleiscbende stipulatiën voor te houden. Het is toch geen kleine zaak om te moeten antwoorden op vragen als „of gij gelooft dat gij een Lidmaat van Jezus Christus en van Zijne kerk door de kracht des Heiligen Geestes geworden zijt.” Is het niet een al te bindende bepaling, wanneer de volwassen doopeling wordt gevraagd ook in het gebruik des Heiligen Avondmaals te zullen volharden. Dat zulke ingrijpende vragen gedaan worden, wanneer het ’t sacrament van het Avondmaal gold, dat zou er mee door kunnen. Het Avondmaal toch is het sacrament voor de geloovigen en hier hebben wij goed onderscheid te maken tusschen het kerkelijk recht, dat elk belijdend lid heeft en het goddelijk recht, dat alleen de oprechte van hart heeft.
Maar nu geldt het slechts het sacrament van den doop, hier gaat het alleen over het lid worden eener christelijke kerk en daarom — zoo denkt en redeneert men— hier had de kerk niet zulk een zwaar gewicht op de weegschaal behoeven te zetten.
Dat deze gedachte of liever dat deze bedenking niet nieuw is zou uit verschillende handelingen der oudste Synoden kunnen blijken Echter komt ook tevens weer uit, dat onze gereformeerde vaderen niet hielden van laveeren, van het schikken en plooien, doch de lijnen met vaste hand naar eisch van Gods Woord wisten te trekken. Zoo zien wij vóór 1618—19, het jaar, waarin de groote beroemde Dordsche Synode is gehouden, gedurig een richting in de kerk naar voren dringen, die de beiijdenisvragen voor de volwassen doopeling wat wilde verslappen. Op de provinciale Synode te Gorincbem gehouden 1595 kwam de vraag ter sprake — en zulk een vraag geeft te denken — „of men jongelieden van 15, 16, 17 jaren, ongedoopt zijnde en zonder eenig fondament in het geloof te hebben en zonder te bewilligen ten Avondmaal te gaan, den heiligen doop verzoekende, zal mogen doopen?” Hierop antwoordde deze Synode volstrekt ontkennend en zeide „neen, alzoo men acht, dat hetzelve niet uit christelijke affectie, maar om eenig particulier inzien verzocht wordt.” Wat deze Synode verder betreffende deze zaak besloot is der moeite waard even aan te halen.
Wij lezen in hare notulen „maar op de verdere vraag hoe men handelen zal met genoemde jongelingen, indien zij wel in ’t geloof naar hun gelegenheid tamelijk onderricht zijn, maar nog niet beloven zich tot het Avondmaal te begeven, dat men zoodanige behoort te vermanen en met goede redenen te onderwijzen, dat hun professie, die zij met het doopsel aannemen, ook medebrengt, dat ze zich ook in de uiterlijke gemeenschap der kerken mitsgaders ten Avondmaal behooren te begeven en zoeken alzoo met alle manieren hen daartoe te bewilligen, maar indien zij uit scrupuleusigheid of andersinds zich vooralsnog bezwaard vonden hetzelve te beloven, daarom niettemin goede hoop gevende, dat men dezelve evenwel dien doop niet zal onthouden, mits naderhand in goede opzicht houdende en tot het Avondmaal vermanende.” Ook op de Zuid-Hollandsche Synode van 1587 te Delft gehouden, kwam deze zaak ter sprake, waar men ook direct geen bindend besluit nam, maar wachtte tot het bijeenkomen eener Nationale Synode.” Meerdere uitspraken zouden aangehaald kunnen worden ten bewijze, dat het ons niet behoeft te verwonderen, wanneer men ook op heden voor een meer gematigde en verwaterde belijdenis een lans zag breken.
Hier staan wij voor een feit, waarvan „de aanvang in het grijs verleden en in de historische ontwikkeling der Gereformeerde Kerk is te zoeken” gelijk uit schier alle acta onzer oudste provinciale Synodes blijkt.
Echter gaat het formulier voor den volwassen doop niet uit van een tegenstelling maar van eenheid in de sacramentsleer. Noch Gods Woord, noch onze belijdenis, noch onze Liturgie zegt dat het sacrament van het Avondmaal een ander soort van geloovigen vraagt dan het sacrament van den doop. Níet één, maar beide sacramenten zijn voor de geloovigen en zij verzegelen beide de beloften van het genadeverbond — zij het dan ook op onderscheidene wijze n.l. dat ons van wege het eenig slachtoffer Jezus Christus aan het kruis volbracht vergeving der zonde en het eeuwige leven uit genade geschonken wordt.”
Is dat waar — ’t geen niemand aan Gods Woord en belijdenis het oor leenend mag en kan ontkennen — dat de sacramenten voor de geloovigen zijn — dan verklaart het zich waarom de kerk in haar formulier een belijdenis des geloofs vordert, die de toets van Gods Woord kan doorstaan. Verzegelen de sacramenten de belofte des Evangelies, dan is er naar Gods Woord maar één weg, waarop die belofte kan en zal worden omhelsd, d. i. de weg des geloofs. Vandaar dat het formulier zulk een hartgrondige belijdenis vraagt.
En hier ligt nu ook in dit geding het fijne verschilpuntje tusschen ons en de Neo Gereformeerden.
Een goed gereformeerd mensch doet belijdenis in den weg van een geloovig omhelzen van Gods belofte, in zijn doop verzegeld, ook al gaat dat menigmaal gepaard met een biddende en bekommerde zielsworateling. Maar een Neo-Gereformeerde spreekt nooit van een biddend verlaten op en geloovig omhelzen van Gods beloften in den doop verzegeld, maar deze doet belijdenis als een veronderstelde wedergeborene, waarvan hij het teeken en zegel in het sacrament des doops ontvangt. Wie voelt hier het groote verschil niet? Wie beseft niet, dat alzoo de geheele sacramentsleer, de geheele bediening des Woords, het geheele kerkelijk leven een bedenkelijke wending verkrijgt?
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Onze liturgische geschriften 44

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Wekker | 4 Pagina's