Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De genoegzaamheid van Gods genade

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De genoegzaamheid van Gods genade

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Mijne genade is u genoeg, want mijne kracht wordt in zwakheid volbracht.” 2 Cor. 12 : 9a.

Niet verhoord en toch verhoord, — hoe kan dat ? Zooveel hooger als de hemelen zijn dan de aarde, zooveel hooger zijn ook Gods wegen en gedachten dan de onze.
Tot driemaal toe heeft Paulus den Heere gebeden om verlossing van een scherpe doorn in het vleesch, die hem zeer hinderlijk was, maar neen, de opperste Wijsheid keurde het nuttig en noodig, dat de man wien zulke uitnemende openbaringen gegeven waren, een zwaar gewicht aan de klok had. Van die zijde gezien werd dus zijn gebed niet verhoord en moest Paulus houden, waar hij gaarne van verlost zou geweest zijn.
Maar van een andere zijde gezien, werd zijn bidden wèl verhoord, want de Heere zal Zijn kracht in zwakheid verheerlijken. Voor omkomen en bezwijken behoeft Paulus dus niet te vreezen. Door de genade Gods ondersteund, kan elk kruis gedragen, iedere vijand weêrstaan, alle gevaar en moeielijkheid overwonnen worden.
Wat die scherpe doorn in het vleesch van Paulus geweest is, kan met zekerheid niet worden gezegd. Bij de vele gissingen welke daaromtrent al geuit zijn, zullen we maar geen andere voegen. Het doet tot het wezen der zaak ten slotte toch niets. Eén ding weten we, en dat is juist genoeg, het moet iets geweest zijn, van zeer pijnlijken aard. ’t Was geen toeval, maar een bijzondere Godsbescbikking, dat Paulus in deze beproeving deelde.
Welk een uitnemend man deze apostel ook was, en met welke bijzondere genade ook bedeeld, Paulus was en bleef een mensch. En ieder mensch is vatbaar voor hoogmoed. Dat is de zonde, die alles bederft en ons voor alles ongeschikt maakt. De Heere, die al onze zwakheden kent, weet echter zulke wegen met de zijnen te houden, dat we laag bij den weg moeten blijven. In dezen gaat het ons, gelijk men doet met vrachtschepen, ieder scheepje krijgt lading, naar het groot is. Menschen kunnen zich daarin vergissen, maar de Heere weet wat ieder lijden en dragen kan. Daarenboven, als des Heeren kracht in onze zwakheid wordt volbracht, laten we dan maar nooit denken, dat ons scheepje te zwaar is geladen.
Immers, genade is van een onbegrensde kracht. Al wat kracht, vernuft of wetenschap van menschen is, heeft zijn grenzen. Zelfs stoom en electriciteit, hoe machtig ook, men kan er niet van zeggen, dat het onbegrensde krachten zijn. Dit geldt alleen van de genade Gods. Deze is niet slechts tot veel, maar zij is tot alles genoeg.
Van dat ,,alles” is niets uitgesloten. Door een engel des Satans met vuisten geslagen te worden is zeker niet gering te achten. Maar al stormen alle helscbe machten op u los, geen nood, als maar Gods kracht in uwe zwakheid wordt volbracht. Dan zal Hij, die vóór u is, meer zijn, dan allen, die tegen u zijn. God de Heere is niet aan een menschenkind gelijk, wiens kennis en wiens kracht beperkt is. Zoo listig en geheimzinnig kan geen enkele vijand tegen u optreden, onder Gods toelating of de Heere, die alwetend en alomtegenwoordig is, vóórziet, en doorziet het alles.
Meent en denkt ge voor het een of ander te zwak en onbekwaam te zijn om het te kunnen dragen en lijden, van achteren zult ge steeds de waarheid bevestigd zien, dat ge aan de genade Gods genoeg hebt. Genoeg tot alles.
Daarom ligt hier in het woord genade een rijkdom begrepen, welke in één woord onuitputtelijk is. Paulus was daar zoo van bewust, dat hij, bij een andere gelegenheid er van getuigde: „Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft”. In plaats van te gaan loopen voor den vijand leert ge, door de genade Gods hem weerstaan. En de Schrift zegt: Wederstaat den duivel en hij zal van u vlieden. In plaats van moedeloos en wanhopend bij uw kruis te gaan zitten, neemt ge het, door Gods genade gesterkt, moedig op, om als een oprecht discipel van Christus, uw Heere en Heiland te volgen door bezaaide en onbezaaide wegen.
In plaats van toe te geven aan sombre en angstvallige gedachten, die in uw hart opkomen, zegt het geloof met een Paulus: „wij hebben dan altijd goeden moed”. Ziende op u zelven, en op u zelven alleen, ach dan is alles te veel, te zwaar en te moeilijk en te drukkend. Maar ziende op Hem, die u van Zijn trouw, hulp en bijstand verzekert, dan zegt ge met een Nehemia: De Heere zat het ons doen gelukken. We hebben dan een wolk der getuigenis rondom ons, die de waarheid op aanschouwelijke wijze en met treffende voorbeelden bevestigt en duidelijk in ’t licht stelt.
De gewijde geschiedenis is rijk aan voorbeelden van allerlei aard. Veel, ontzachelijk veel is er op deze wereld al doorleefd. Een groote schare zag Johannes, die alle uit de groote verdrukking waren gekomen, voor den troon des Lams. We weten, God de Heere heeft geen schepsel van noode om gediend te worden. Maar het heeft Zijne eeuwige wijsheid, liefde en vrijmacht behaagd, zich van zwakke en nietige stervelingen te willen bedienen. Worden deze tot wat groots geroepen, wat zou er van worden, als de Heere Zijne kracht niet in zwakheid volbracht !
Hoe zou dan een Mozes met zijn nietige staf in zijne hand hebben kunnen staan voor het aangezicht van den machtigen Farao van Egypte. Hoe zou een David Goliath te gemoet hebben kunnen gaan, en den reus hebben kunnen weerstaan met den slingersteen ! Hoe zou een Gideon met een handvol menschen het groote leger der Midianieten hebben kunnen overwinnen. Het geloof, dat de genade Gods tot alles genoeg is, doet een Abraham met zijn Izak den berg beklimmen, terwijl het mes in zijne hand is om zijn geliefden zoon te kelen. Dan buigt Hiskia zijne knieën voor God, al schijnt Jeruzalem reddeloos verloren, en dan zal blijken dat Gods genade kan redden, ook van den machtigen en trotschen Assyriër. Geen vuur kan de jongelingen in den oven dooden, hoe heet ook gestookt, geen leeuwen kunnen Daniël verslinden, als God almachtig hunne muilen bindt. Als weerlooze schapen zendt Christus zijne dienaren als onder de wolven, en weik een onberekenbare kracht gaat er uit van die Galilesche mannen, louter en alleen door de genade Gods. Aan bezwaren en moeilijkheden, aan strijd en beproeving is het leven op aarde zoo rijk. En ieder gevoelt het beste de zwaarte van zijn eigen kruis. Maar op de vraag, hoe zij allen, die ons zijn voorgegaan naar het land der eeuwige rust, de woestijn dezer wereld dóór gekomen, en alle bezwaren overwonnen hebben, zal dit altijd het laatste woord zijn: door de genade Gods.
Ach zoo menige weduwe en zoo menige wees, voor wie bij oogenblikken scheen, dat de laatste ster der hoop was verdwenen, heeft in rouw en droefheid gedompeld gezucht: wie heeft een smart als mijne smart, — om later met dankbaarheid in ootmoed voor God gebogen te erkennen: de Heere heeft alles wel gemaakt.
Gelooven is nog zoo geheel iets anders dan begrijpen. Zoolang we alleen met ons verstand werkzaam zijn en Gods handelingen en leidingen met ons verstand willen begrijpen, zoeken we naar oplossing van ailerlei vraakstukken op onze wijze. Het geloof daarentegen redeneert en filosofeert niet, maar klemt zich vast aan Gods beloften. En dan? Dan zegt ge met een Paulus wij weten dat dengenen, die God liefhebben , alle dingen mede werken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Dan zijn er in ons hart zulke goedertierene gedachten van God, dat we ons met lot en weg den Heere toevertrouwen. Als dan anderen in soortgelijke omstandigheden van druk verkeerend, alleen zuchten en klagen, dan leert de genade Gods door ’t geloof nog jubelen: d’ Allerhoogste maakt het goed, na het zure geeft Hij ’t zoet.
Dat kunnen menschen van God en van Zijn Woord vervreemd onmogelijk verstaan, dat er zulk een verborgen kracht schuilt in het geloof, waardoor genoten wordt, wat God de Heere Zijne gunstgenooten in en door genade schenkt. Het groote onderscheid tusschen geloovigen en ongeloovigen zal dan ook niet slechts na dit leven openbaar worden. Reeds terwijl we nog op aarde zijn wordt dit kenbaar, als het ons aan opmerkzaamheid maar niet ontbreekt. Hoe toch is het te verklaren als een Paulus kan roemen in de verdrukking en als hij zeggen kan: als ik zwak ben dan ben ik sterk, anders dan door de genade Gods. Wanneer Gods kracht in onze zwakheid wordt volbracht, dan leven we niet uit, en we arbeiden niet door onze kracht, maar dan leven we uit Christus en we arbeiden door Zijne kracht. Aan zulk eene onzichtbare hand geleid, door zulk een verborgen kracht ondersteund, hebt ge voor geen enkel gevaar te vreezen. Dan zijn smartelijke beproevingen en vaderlijke kastijdingen daarvan wel niet uitgesloten, maar ook dat alles moet medewerken tot bevordering van uw eeuwig belang.
Het is geen gemis aan ware liefde, als een vader zijn kind onthoudt wat dat kind gaarne hebben wil, als maar die vader weet en overtuigd is, dat zulks in het belang van zijn kind is. Ach zoo licht kan het gebeuren, dat we iets dringend van God begeeren, dat we daar ernstig om bidden, en het toch schijnt en blijft schijnen of onze bede niet wordt verhoord. En dan? Dan tracht Satan, die geweldige tegenpartijder, op allerlei wijze verkeerde gedachten te doen koesteren van onzen God, De vraag: waarom aldus? ligt dan zoo spoedig voor de hand. Maar ingeleid als een Asaf in Gods heiligdommen, en onderwezen door Gods Geest, in dat Goddelijk geheim van Gods wondervollen raad, zegt ge geloovig amen op dat woord, door den Heere tot Zijnen dienaar Paulus gesproken : Mijne genade is u genoeg. Genoeg tot alles, waartoe de Heere u roepen en gebruiken wil. Genoeg tot elke taak welke gij hebt te verrichten, tot het dragen van elk kruis, dat God u oplegt. Genoeg in Gods genade om uw loop door dit mesech en tranendal te volbrengen. Genoeg ten slotte niet alleen om te leven, maar ook om te sterven.
Genade leert zien over dood en graf en blikken in de hoogste heerlijkheid. Dan mogen woedende vijanden als leeuwen en tijgers op den godvruchtigen Stefanus aanvallen, en onder Gods toelating hem dood martelen, maar eer hij nog sterft ziet hij de hemelen geopend en Jezus staande ter rechterhand Gods.
Zoo heeft Gods genade aan armen en ellendigen verheerlijkt, geschitterd op de brandstapels en moordschavotten, waar Gods kinderen hebben gejubeld zelfs in de hitte des vuurs. Dat kan de gansche wereld niet ongedaan maken. Dat kan vernuft noch wetenschap van menschen keeren. De genade Gods is genoeg, maar ook onmisbaar voor ieder Adamskind om met de zonden te breken en de wereld den rug toe te keeren. Begonnen om Jezus te volgen en als Koning te gehoorzamen, is Gods genade genoeg, om daarin te volharden ten einde toe. Niet zelden gebeurt het dat aan het einde van den pelgrimsweg nog veel en zware strijd moet gestreden worden. De vijand volgt tot aan de poort.. Maar de genade Gods is genoeg, om de vleugelen des geloofs uit te doen slaan, en het een Paulus na te zeggen: Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Noem maar, wat ge noemen kunt, maar in allen dezen zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, die ons heeft liefgehad.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Wekker | 4 Pagina's

De genoegzaamheid van Gods genade

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Wekker | 4 Pagina's