Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

B. te R. vraagt: Hoe is overeen te brengen Joh. 1 : 21, waar Johannes de Dooper op.de vraag: „Zijt gij Elia ?” antwoordt: „Ik ben die niet” en Matth. 11 : 14, en .17 : 12, waar de Heere zegt: „En zoo gij het wilt aannemen, hij (Johannes de Dooper) is Elia, die komen zoude, en „Ik zeg u, dat Elia nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend.
Het woord des Heeren, gesproken door Maleachi (4 : 5) werd door de Joden letterlijk opgevat: „Zie, Ik zend ulieden den Profeet. Elia, eer dat die groote en die vreeselijke dag des Heeren komt.” Zoo verwachtten zij Elia, den Thisbiet, weder op de aarde. Nu is Johannes de Dooper niet deze. Het woord der profetie moet; naar de uitlegging van den Heere dan ook niet letterlijk opgevat worden. Volgens het woord des Engels (Luk. 1 : 17) zou Johannes de Dooper voor het aangezicht des Heeren henengaan in den geest en de kracht van Elia, Niet naar het vleeseh is derhalve de zoon van Zacharias de Thisbiet, maar naar den Geest. In hem wordt de voorzegging van Maleachi vervuld. Dat de Joden hem niet gekend hebben, ligt in hunne geheel stoffelijke en aardsche verwachting des heils. Ook den Christus hebben zij niet gekend.

D. te V. Hoevele malen de naam Heere in den Bijbel voorkomt, kan ik u niet zeggen. Me dunkt, in die wetenschap ligt toch geen heil, is ’t wel. Bid liever om dien naam te mogen verstaan en dat hij geschreven worde in uw hart. Dat is veel profijtelijker.

D. P. te O. B. L. Over Heer of Heere hebben we al eens geschreven in de vragenbus. Zij, die Heer schrijven bedoelen daar niet mede, iets te kort te doen aan den eerbied, Hem verschuldigd. Wij houden ons aan de schrijfwijze: Heere.

J. L. te G. vraagt, naar aanleiding van een gesprek met een Mormoon, die beweerde, dat Christus, gedurende de drie dagen, dat Hij in het graf gelegen heeft, geweest is bij de geesten van de menschen, die in den zondvloed omgekomen zijn, met het doel om dezen het Evangelie te prediken, eenige toelichting van 1 Petri 3 ; 1820 en in verband hiermede van Lukas 23 : 43.
Behalve door de Mormonen wordt het gevoelen, boven genoemd, gekoesterd door velen. Onze Gereformeerde theologen kennen geene „Nederdaling ter helle” in dezen zin. En ook Petrus spreekt er niet van. , Mogelijk bezit ge een Bijbel met Kantteekeningen. Zoo niet, dan raad ik u sterk er een aan te schaffen; er is op ’t oogenblik eene uitgave, zeer handig, bezorgd door Prof. Lindeboom. Voor het geval, dat ge zulk eenen Bijbel mist, schrijf ik u antwoord op uw vraag af, wat we daar vinden. Op vs. 19 vinden we de volgende opmerkingen 1e. In den welken kan ook vertaald worden door „door den welken, n.l. Geest of Godheid. 2e. Deze plaats is zwaar, en wordt daarom verscheidelijk uitgelegd. Sommigen verstaan door deze geesten de Heidenen, die in de schaduwen des doods en gelijk als in de hel zaten, wien Christus door Zijne apostelen het Evangelie gepredikt heeft. Doch de Heidenen worden nergens geesten genoemd, en de omstandigheden des tijds, wanneer deze prediking hun is geschied, past op zulke uitlegging niet, dewijl de Apostelen niet ten tijde van Noach, maar na de verrijzenis van Christus het Evangelie hebben verkondigd. Anderen verstaan door deze geesten, de verdoemde zielen in de hel, aan welke Christus na zijnen dood zich op eene buitengewone wijze zou hebben geopenbaard, om zijne overwinning te verkondigen tot een schrik, en hun van hunne ondankbaarheid en rechtvaardige straf te overtuigen. Van zulk eene buitengewone verschijning van Christus in de hel wordt echter nergens in de Schrift gewag gemaakt; zij was ook niet noodig, en het woord prediken, dat hier gebruikt wordt, wordt nergens in zulken zin genomen. Anderen verstaan daardoor de zielen der geloovigen des Ouden Testaments, die ergens onder de aarde in een voorburg der helle, als in eene gevangenis zouden bewaard zijn geweest, totdat Christus zou gestorven zijn, en met zijne ziel bij hen verschenen, om hun te verkondigen hunne verlossing uit deze gevangenis en hen met zich in den hemel daarna op te voeren. Welke uitlegging, behalve dat zij strijdt met hetgeen Christus zeide tot den bekeerden moordenaar aan het kruis: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn (Luk. 23 : 43), zoo strijdt ze ook met de zaligheid van de zielen der voorvaderen, die al voor Christus’ dood en opstanding in den hemel waren, gelijk aangeteekend is op Hebr. 11 : 5, 16, 40 en Hebr. 12 : 20, en andere plaatsen meer. Nergens wordt ook eene gevangenis genoemd, eene plaats, waarin iemand bewaard wordt om hen gelukkiger te maken, maar wel wel eene plaats, waarin iemand bewaard wordt tot zijn oordeel, of straf. Het woord prediken ziet ook altijd in Gods Woord op de noodiging tot geloof en bekeering, die voor de zielen der afgestorven geloovigen van het Oude Testament niet meer noodig was; gelijk ook niet gepast kan worden op die zielen, als gezegd wordt, dat Christus door zijnen Geest gepredikt heeft de zielen, die ten tijde van Noach ongehoorzaam waren. Daarom is deze uitlegging de bekwaamste (geschiktste) en zekerste, dat door de geesten hier verstaan worden, de zielen van die menschen, aan wie de Geest of Godheid van Christus, door Noach de bekeering eertijds heeft laten prediken, namelijk, toen zij nog leefden (welke Noach daarom ook een prediker der gerechtigheid wordt genoemd 2 Petr. 2 : 5), welke menschen, niettegenstaande deze prediking van Noach en Gods lankmoedigheid over hen, even ongehoorzaam en goddeloos zijn gebleven, gelijk 2 Petr. 2 : 5 ook wordt betuigd. Die ook om hunne ongehoorzaamheid en goddeloosheid in de gevangenis of hel zijn geweest toen Petrus zijnen brief schreef, geiijk de hel ook eene gevangenis genaamd wordt (Hand. 20 : 7) en de onzalige geesten, die daar in zijn, worden gezegd, daarin bewaard te worden tot den dag des oordeels.”
Het beroep der kantteekenaren op het woord des Heilands, gesproken tot den moordenaar aan het kruis, wil men krachteloos maken, door het anders te lezen. De punctuatie wordt gewijzigd en gelezen: „Voorwaar zeg Ik u heden: „Gij zult met mij in het paradijs zijn.” Nu is het waar, dat de grondtekst geene leesteekens kent, gelijk wij die hebben. De punctuatie der onzen achten we echter de juiste. Zoo, als men het zou willen lezen, zou Christus zich onduidelijk, dubbelzinnig hebben uitgedrukt, geheel in strijd met zijn gewone spreken. De ziel des moordenaars is met den geest van Christus tot den Vader gegaan, d. i. naar den hemel.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1914

De Wekker | 6 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1914

De Wekker | 6 Pagina's