Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Triumfzang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Triumfzang

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het is volbracht.” Joh. 19 : 30a.

Uw kruis blijve in 's werelds gewemel
De rots, die de golven bespot
De staf op reis naar den hemel
De lichtladder Jakobs tot God.
Het is met dit lied des geloofs, dat wij Golgotha naderen, en den kruisheuvel beklimmen om daar in stil gepeins een oogenblik te toeven. Welk Christen wenscht niet op den Goeden Vrijdag, bij den kruispaal te knielen, om te luisteren naar de laatste woorden van den stervenden Heiland. Zet u neder op dien heuvel even buiten Jeruzalem en Gij hebt de plek gevonden die is het middelpunt van Gods raadslag, van Oud en Nieuw Verbond, van woord en sacrament, van heden en toekomst, van tijd en eeuwigheid. Daar komen ze saam de Filistijn, de Syriër, de Moor, daar zingen ze, de zonen van het brandend Oosten en het lauwe Westen.
Zoo ver het West verwijderd is van het Oosten Zoo ver heeft Hij om onze ziel te troosten Van ons de schuld en zonde weggedaan.
Maar die duizende monden, die in aanzwellende kracht Gods genade roemen, zij zwijgen, zij luisteren, zij aanbidden zoodra de triumfzang wordt gehoord, „het is volbracht”.
Welk een lied, waarmede Christus den nacht der graven ingaat! Onder het zevental kruiswoorden is dit het korsle. In 't oorspronkelijke bestaat het slechts uit één woord „tetelesthai”. En toch hoe kort ook, het is stellig 't rijkste.
Het geheele parelsnoer der kruiswoorden zou waardeloos zijn” wanneer deze ééne parel er aan ontbrak.
Rondom dit ééne woord groepeeren zich de 66 boeken van den bijbel; heel de arbeid en het leven van Christus. In het licht van dit kruiswoord zingen wij van de vergeving onzer zonde van de kroon der overwinning, van de gemeenschap der heiligen, van de eenheid tusschen de strijdende en de triumfeerende kerk. Reeds wordt het u duidelijk, dat wij niet de verklaring van het modernisme onzer eeuw huldigen, dat hier met voorliefde leest en vertaalt „het is geëindigd” en dan zou Christus bedoeld hebben „mijn leven, mijn lijden, mijn doodsstrijd is geëindigd. Het zou dus een zucht der verlichting zijn geweest, dat er dan toch eindelijk een eind kwam aan dat ondragelijk lijden.
Maar het is geen zucht van een martelaar, maar het is de triumfzang van een strijder, die ten bloede, ten doode toe heeft gestreden en overwonnen, die voleindigd heeft het werk, dat bij God te doen was, om de zonde Zijns volks te verzoenen.
Dat het modernisme niets kent van de diepte van 't kruisiijden verklaart zich, wijl het nooit de realiteit van zonde en schuld voor God, die heilig is, heelt gevoeld.
Zegt de Heilige Schrift niet, dat het bloed van stier en bok de zonde niet kan wegnemen. Geheel het Oude Testament kent een aangrijpende aanklacht der zonde. Sinaï rijst altijd weer voor ons oog. Het is bij Sinaï, dat wij nog immer buigen, zoo dikwerf de wet ons een tuchtmeester wordt tot Christus; het is de zonde, die nog immer loodzwaar weegt wanneer de ziel in 't gericht Gods wordt betrokken.
Wat voorrecht, dat wij dan mogen opzlen tot den Borg, die alles heeft volbracht. Wij zien terug en over die gansche rol der profetie ruischt nu het woord „het is volbracht”.
Hier zien wij het eind van den strijd, waarvan God had gesproken onder de schaduw van Eden's geboomte. Hier aanschouwen wij het waarachtige Paaschlam geofferd op het altaar des kruises. Hier vinden wij den eenigen Hoogepriester, die op éen dag de ongerechtigheid zijns volks door éen offerande verzoende.
Geen enkele lichtstraal van de stralenkrans der belofte, en der schaduwen is uitgebluscht. Die geheele stralenbundel trok saam in dat postludium.van Christus „het is volbracht”.
Wat zou de wet nu nog kunnen eischen? Maar heeft Christus niet de eisch der wet volbracht „Doe dat en Gij zult leven”, heeft Hij niet de vloek der wet gedragen, waardoor een Apostel van Christus zoo bemoedigend de gemeente toeroept: „Jezus Christus is 't einde der wet, voor een iegelijk die gelooft”. Mij dunkt: het wordt ons duidelijk, hoe juist in dit kruiswoord de overwinning van de gemeente van Christus ligt gewaarborgd. Satan en wereld mogen strijden; te vuur en te zwaard heeft men getracht de gemeente des Heeren te verdelgen, maar zij staat nog als een rots in het midden van 't gewoel der baren. Met die triumfzang „het is volbracht !” in haar standaard strijdt de kerk haar strijd in de blijde hoop en het stellig vooruitzicht, dat zij eens aanheft „de Koninkrijken zijn geworden onzes Gods en Zijnen Christi”. Ja nu glinstert het oog der kinderen Gods wanneer zij het oog naar boven slaan waar de hemelsche Hoogepriester is doorgegaan om daar te verschijnen voor 't aangezicht Zijns Vaders en op grond van dat volbrachte werk te bidden: „Vader ik wil, dat waar ik ben ook die bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt.”
Eens wordt die gansche gemeente den Vader voorgesteld als een reine maagd en op de kroon harer eer en eeuwige vreugde leest het oog des Vaders, „het is volbracht”.
Wat hoogte, wat zaligheid voor allen, die met diepe schaamte moeten belijden, „wij waren ook kinderen des toorns gelijk de anderen”, maar nu alleen om dat volbrachte werk van Christus mogen wij wandelen in de velden der eeuwige heerlijkheid.
Maar dan moet niet alleen alles voor ons, maar dan moet ook in beginsel alles in ons volbracht zijn. Het is maar niet genoeg dat wij onder het licht leven; dat licht moet ook in ons zijn kracht ontwikkelen. Al hebt ge nog zulke prachtige gaskroonen in uw kamers, en al is uw geheele huis voorzien van gaspijpen — dat alles baat nog niet wanneer uw huis niet met de hoofdleiding is aangesloten! Zoo ook moet onze ziel in een nauwe, innige gemeenschaps betrekking met Christus staan, zal de kracht, en de troost van Zijn Borgtochtelijke werk worden gekend.
En die kracht, en die troost schittert voor 't grootste gedeelte hierin uit, dat het niet door u volbracht moet worden, maar het staat er zoo nadrukkelijk, dat het door Christus, en door Hem alleen volbracht is.
Wij willen zelf nog zoo gaarne aan onze zaligheid toebrengen. Het woord van Luther is zoo waar, toen hij zeide, een zondaar wil liever op zijn bloote knieën van Wittenberg naar Rome kruipen, dan uit genade gezaligd worden! Wij willen in onze gestalten, in onze gevoelige aandoeningen, onzen stand voor God ophouden en velen moeten nog leeren in de bevinding hunner ziel dat zij met al hun vroomheid en wettische eigengerechtigheid nog voor God in de schuld moeten komen. Dat omkomen met zich zelf, dat zich zelf kruisigen in zijne vrome gevoeiigheid, het is een marteling in het geestelijk leven, die nog heel wat anders is dan het sterven aan de wereld en haar vermaken!
Wij hebben altijd weer zoo noodig, dat Gods Geest ons komt inleiden in het volbrachte werk van den Middelaar. Zich zelf gansch en al verliezend en alleen wegzinkend in Christus, het is het hoogtepunt des geestelijke levens, zoo zelden gekend. Wie er niet is, die kan ten hoogste er over spreken, maar wie er is, die geniet en zwijgt stil, is geheel en al Godes en vindt de stemming zijner ziel weer in 't woord van David: „Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen”!
„Het is volbracht”. Dat Christus dit woord aan 't kruis sprak was niet voor zich zelf, want Hij wist zeer goed, dat alles volbracht was, maar het was een woord voor ons, opdat wij de zaligheid buiten ons zelf in Jezus Christus zouden zoeken.
Blijven wij alleen en uitsluitend zien op ons zelf en in ons zelf, wij zullen ons altijd weer verliezen in de zelfveroordeelende klacht: „Ik weet dat in mijn vleesch geen goed woont.” Maar mogen wij opzien, geloovig opzien tot den Middelaar, en mag Zijn kruisverdienste de middelpuntvliedende kracht van ons geestelijk leven worden, dan wordt in ons hart een psalm wakker geroepen:
Nu weet ik de waarheid zoo groot als gewis
Dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.
Nu tart ik den hel, nu verwin ik het graf,
Nu neemt mij geen Satan den zegekroon af.
„Het is volbracht”. Dat is het testament van den stervenden Heiland, waarin Hij heeft opgenomen de namen van zijn volk, dat Hij van eeuwigheid heeft liefgehad. Wat wordt het een voorrecht genoemd, wanneer de naam van een arme in het testament van een rijke erflater voorkomt. Maar wie spelt dan den zegen, wanneer wij in deze borgtochtelijke nalatenschap van den Christus deelen en daaruit ontvangen genade voor genade.
Genade, die grooter is dan onze zonden, genade, die langer is dan de eeuwen, genade, die de mot niet verteert en de eeuwigheid met goudglans omzoomt. Want deze triumfzang van Christus wijst naar de eeuwigheid heen. De echo van „het is volbracht” klinkt verre buiten den grens van den tijd, zwelt aan langs en over de kustlijn der eeuwigheid. Immers in 't gansche Middelaarswerk ritselde een heerlijk doel, waarop met nadruk dat korte en zoo inhoudrijke kruiswoord wijst. Het woord „het is volbracht” doet ons in het oorspronkelijke denken aan een werk, dat tot zijn doel gekomen is.
Was het doel der Schepping de eere Gods, geen ander doel in de herschepping, geen ander in het Middelaarswerk van Christus. Dat doel werd in dit kruiswoord bezegeld. God, de Drieëenige God, zal weerkomen tot Zijn Sabbat, tot Zijne ruste, en de zuchtende Schepping zal weer stijgen tot Gods ruste. Wanneer de zonde zal zijn te niet gedaan en het gansche heelal Gods glorie zonder een enkele wanklank zal uitjubelen.
Bij dat woord „het is volbracht” gaat het dus maar niet uitsluitend, hoe zal een zondaar gezaligd, maar hoe zal God verheerlijkt worden. Om dat doel gaat het in den gang der historie, en van dat punt uit „het is volbracht” gaat het voorwaarts tot het morgenkrieken van den dag, waarop God zal zijn alles en in allen. Alle golven der eeuwen brengen ons in haar machtig bruisen al dichter aan den voet van die blinkende bergen der eeuwige glorie.
Toen Christus als de tweede Adam stierf werd door Hem den dood tot overwinng verslonden, en nu zal het ook in en met Christus zijn dat uit een door de zonde stervende Schepping herrijzen zullen nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid en vrede wonen zullen — want - Hallelujah - „het is volbracht”.
Dat Middelaarswerk van Christus is zoo rijk, zoo breed, zoo diep, zoo hoog. Zalig, die er deel aan heeft en door den Heiligen Geest wordt verzekerd Jezus' eigendom in leven en sterven te zijn. Gelijk Noach in zijn ark bij het bulderen van de baren, zoo zijn wij veilig in Christus, wanneer straks alles in den chaos van het Godsgericht zal ten onder gaan. Leert u biddend, hongerend, dorstend, geloovend op dat volbrachte werk van Christus verlaten, gij allen, wien de last uwer zonden zoo zwaar geworden en u zelf in Gods vierschaar hebt leeren veroordeelen.
Laat de Goede Vrijdag waarlijk voor u een goede dag zijn. Sta op dien dag met Mozes op Nebo's hoogte, niet ver van de grenzen van het land der eeuwige rust.
Sta aan den avond van dien dag der genade aan den voet van het kruis, peinzend over de borgtocht van uw Heiland en voor uw zielsoog worden de poorten ontsloten van dat Paradijs, waarheen de moordenaar — neen — waarheen Christus op dien onvergetelijken Vrijdagavond u voorging. Nog een wijle en — zoo onze Heiland vertoeft verbeid Hem — Hij zal gewisselijk komen. De jaren wentelen, uw jaren klimmen, uw kruisweg langer, wie weet — ook banger, maar de weg kort op, en — de Goede Vrijdag wordt de voorslag van den Paaschmorgen der eeuwige zaligheid, want „het is volbracht”.
„Al wat schaduw was, wordt waarheid,
't Is vervuld, het is volbracht.
Ja volbracht zijn al de woorden
Die de Godsprofeten hoorden,
Ja vervuld is 't recht der wet.
Onze zonden zijn verslonden,
Onze wonden zijn verbonden.
En de slangenkop verplet.”
Kampen
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1914

De Wekker | 4 Pagina's

De Triumfzang

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1914

De Wekker | 4 Pagina's