Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. v. H. te B. Wat bedoelt de Heere, als Hij door Jesaja (54 : 16) spreekt: „Zie, ik heb den smid geschapen, die de kolen in het vuur opblaast en die het instrument voortbrengt tot zijn werk; ook heb ik den verderver geschapen, om te vernielen.
Het verloste volk des Heeren zal bevestigd worden ( : 14), toch niet zonder druk en lasten. Hier op aarde is de strijdende Kerk dea Heeren, de volmaakte rust is elders. De aanvallen op 's Heeren volk liggen echter alle onder Gods voorzienigheid. Geen ding geschiedt er bij geval en buiten de goddelijke voorzienigheid, die eene genadige zorg is voor de Zijnen, valt ook niet het werken des vijands; de pogingen van den vijand tot verderving van het volk des Heeren, liggen in het bestek Gods tot bevestiging der Zijnen. Naar 's Heeren wijsheid zijn ze daartoe noodig.
Nu is in onzen tekst de smid de vertegenwoordiger van hen die toebereidselen maken om het volk aan te vallen. Zij smeden raadslagen. Uit de smidse komen de boeien, aldaar vervaardigd, de ketenen worden daar geklonken, het wapentuig daar gesmeed. God kent ze echter in al hunne handelingen, in al hunne plannen, want Hij heeft ze geschapen. Meer dan hun Schepper toelaat vermogen zij niet. Het zal echter niet blijven bij voorbereidselen, het zal komen tot geweld. Ook van den verderver wordt gesproken d. i. de mensch, die tot vervolging en verdrukking van 's Heeren volk zal overgaan, om ware het mogelijk den Naam des Heeren van den aardbodem te verdrijven. Achter dien mensch staat de verderver bij uitnemendheid, de satan.
Zal het gelukken den dood te brengen over het volk? Ganschelijk niet. Stoffelijke schade, ja, soms lichamelijke dood zal de vrucht van 's vijands handeling zijn, waarom hij zich beroemt, maar „alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle toon, die in het gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen,” zegt de Heere ( : 17).
Stoffelijke schade is winst voor het ware volk.
De lichamelijke dood een ingang ten eeuwigen leven.
„De poorten der hel zullen Mijne gemeente niet overweldigen.”

C. v. H. te B. Matth. 19 :12. Want daar zijn gesnedenen, die uit moeders lijf alzoo geboren zijn; en er zijn gesnedenen, die van de menschen gesneden zijn; en er zijn gesnedenen die zich zelven gesneden hebben om het Koninkrijk der hemelen”.
„Die dit vatten kan, vatte het” voegt de Heere Jezus er aan toe en laat daarmede de toepassing over aan Zijne discipelen. Het gaat over het huwelijk. Streng handhaaft Christus de heiligheid van het huwelijk als onverbreekbaar, zonder de ruime, anders gezegd, losse praktijk toen (en ook heden) gevonden. Dat gaat den discipelen blijkbaar te ver wat de verantwoordelijkheid betreft. Dan is 't maar beter (oorbaar = nuttig) niet te trouwen. Deze opmerking beantwoordt de Heere met de aangehaalde woorden.
Gesnedenen” zijn ongeschikten voor het huwelijk (eene nadere verklaring. Waarom achten we niet gepast in een publiek blad).
Nu zijn er zulke gesnedenen, ongeschikt geboren dus door Goddelijke beschikking uitgesloten van het huwelijk. Anderen zijn van de menschen ongeschikt gemaakt, gelijk vele hovelingen bij oostersche vorsten; ook de kamerling van Hand. 8, Buitendien zijn er ook, die zich zelven gesneden hebben om het koninkrijk der hemelen, dus zichzelven ongeschikt hebben gemaakt en daardoor hebben getracht de natuurlijke neiging tot het huwelijk te dooden. Men kan dit figuurlijk opvatten , dat die neiging zoodanig bestreden is tot zij eindelijk geheel onderdrukt was, waardoor de gave der onthouding word verkregen of versterkt, of letterlijk als verminking des lichaams.
De Heere geeft daartoe den raad niet. Ieder zij voor zich zelf verzekerd hoe hij te handelen heeft. Zoo het huwelijk zou worden een val dan is het voorzeker beter zich te onthouden.
Zie ook hetgeen de Apostel Paulus schrijft in 1 Cor. 7.

F. Sch. te O. B. Is de viering van den Goeden Vrijdag kerkelijk voorgeschreven? In art. 67 van de Dortsche kerkorde wordt deze dag niet genoemd.
Reeds in de eerste helft der vierde eeuw was de Goede Vrijdag een der gewichtigste feestdagen. Hij werd gevierd als een dag van schuldbelijdenis, terwijl op dien dag het H. Avondmaal werd bediend, hetwelk den schuldigen zondaar wees op het lijden en sterven van Jezus Christus voor zijne zonden. Eene kerkelijke bepaling voor het vieren van dezen dag hebben wij niet. Wel vinden we die in de Herv. Kerk, hoewel deze bepaling niet overal werd nagekomen. De Synode van 1817 bepaalde: Daar de Vrijdag vóór Paschen onder die dagen behoort, die voor den Christen een uitstekend gewicht hebben, en echter die gewichtige dag, de dag des doods van Hem, die ons leven is en het leven der wereld, slechts in weinige gewesten van ons vaderland door de Hervormden wordt gevierd, zal van nu voortaan op dien dag in alle gemeenten der Hervormden in ons vaderland, eene godsdienstoefening ter gedachtenis van die groote gebeurtenis worden gehouden. In 1853 werd bij synodaal schrijven deze bepaling nog eens aangebonden.
Tegen de viering van den Goeden Vrijdag bestaat o. i. niet het minste bezwaar. De viering van het Kerstfeest heeft geene beteekenis als wij de geboorte van Christus afscheiden van Zijnen dood. Het Paaschfeest moet bezien worden in het licht van Golgotha. Er bestaat voor vieren van den Goeden Vrijdag geen mindere reden dan voor het houden van andere feestdagen. Deze mogen echter niet boven den Zondag worden geplaatst, zooals, inzonderheid wat betreft den Goeden Vrijdag, door velen geschiedt.

A. M. te S. Een bepaald gebod of verbod wordt in de Heilige Schrift niet gevonden. De meeningen onder de christenen zijn verdeeld. „Een ieder zij in zijn gemoed ten volle verzekerd”.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1914

De Wekker | 4 Pagina's