Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus den geloovigen dierbaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus den geloovigen dierbaar

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„U dan, die gelooft, is Hij dierbaar,” 1 Petri 2 : 7a

Om iets naar waarde te schatten, wordt kennis vereischt. Dit is, op zichzelf genomen, een stelling, die onwederlegbaar en ontegensprekelijk is. Daarmee is ook uitgemaakt hoe het te verklaren is, dat dingen van de hoogste waarde door velen in ’t geheel niet geacht worden.
Meesterstukken van schilder- en beeldhouwkunst, waar kenners schatten voor betalen, worden door iemand, die er geen kennis van heeft, voor waardelooze dingen aangezien. Met Gods heilig Woord gaat het evenzoo. Dat woord is ’t menschdom meerder waard, dan ’t fijnste goud op aard, en niets kan de glans van dat Woord verdooven. Maar omdat men dat Woord niet kent, wordt het, helaas, door velen als niet geacht en verworpen.
De openbaring van Christus, de hoofdinhoud van de Heilige Schrift, is voor den mensch van onschatbare waarde. Er is geen anderen naam onder den hemel gegeven, waardoor we moeten zalig worden. Wisten en geloofden alle menschen, wat ons de Heilige Schrift leert in zake den ellendestaat van Adams geslacht, dan zou ieder vragen of er nog een middel is, om aan de welverdiende straf der zonde te ontkomen. En als dan daartegenover ons wordt bekend gemaakt hoe en door Wien dat alleen mogelijk is, wat zou dan de naam van den Zaligmaker en de openbaring van Zijne Middelaarsverdiensten ieder aantrekken. Maar nu, nu hooren we dan uit den mond van een der apostelen des Heeren: „u dan, die gelooft is Hij, (nl. Christus) dierbaar”. Vooral wat ongeloof is, is en blijft Christus een steen des aanstoots en een rotsteen der ergernis. De macht van het ongeloof is zoo geweldig, dat men zelfs voor de meest duidelijke en heerijke openbaring van Christus blind is. Al kwam er een engel uit den hemel, al stond er een doode op uit het graf, de menschen zouden zich niet laten gezeggen.
Alleen de almachtige en genadige werking van Gods Geest, kan den mensch van zijne geestelijke blindheid genezen. Nooit is dit duidelijker gebleken dan op den Pinksterdag te Jeruzalem, bij de uitstorting van den Heiligen Geest.
Daar zien we op een oogenblik de grootste en de meest gezegende verandering; — daar worden vervolgers aanbidders van Christus. En als God, de Heere, werkt, wie zal het dan keeren?
Waar geestelijk leven is, daar is kennis. En waar Zaligmakende kennis is, daar is geloof, en waar geloof is, daar is gezicht in de heerlijkheid en dierbaarheid van Christus. Al zouden alle menschen dan Christus verachten en verwerpen, en al stond ge met en in uwe overluiging alleen op de wereld, dan nog zoudt ge het getuigenis van Petrus onderschrijven : „U dan, die gelooft is Hij dierbaar.” Vraagt iemand waarin, waarom en waartoe, dan kan ieder door Gods Geest verlicht mensch met de Bruidkerk in het Hooglied getuigen: „Al wat aan Hem is gansch begeerlijk.” In Zijn Persoon en werk, in zijn Naam, eigenschappen, naturen, staten, — in één woord: Christus is in alles dierbaar. Door het geloof wordt Christus in ’t ware licht gezien. Dan ziet en erkent ge in Hem dien geheel eenigen Gods Profeet, die ons den verborgen raad en wil van God, tot onze zaligheid geopenbaard, bekend maakt. Dan ziet ge in Hem, den van den Vader met den Heiligen Geest Gezalfde, die niet alleen Profeet, maar ook Hoogepriester is, naar de ordening van Melchisedek, — de Hoogepriester, die met zijn eigen bloed is ingegaan in het binnenste heiligdom, om verzoening aan te brengen voor de zonden Zijns volks. Ja, dan ziet ge in dien Christus de Persoon, van wien in den tweeden psalm wordt getuigd: „Ik toch hebbe mijnen Koning gezalfd over Zion, den berg mijner heiligheid.” In Zijne vernedering, in Zijn lijden en dood, zoowel als in al de trappen Zijner verbooging is Christus den geloovigen dierbaar.
Elke openbaring van Christus, in het Woord ons gegeven, is van de hoogste waarde. Elke openbaring is eene prediking van den luister, de majesteit en heerlijkheid van Sions Vorst en Koning. Christus is in alles het zoo gepaste voorwerp voor al des zondaars behoeften.
Hij is de Heelmeester der kranken, de goede Herder Zijner schapen, de Trooster der bedroefden, de Helper der verlegenen, de Leidsman Zijns volks door dit moeitevolle leven. Al Gods profeten hebben van Hem getuigenis gegeven. Al de Apostelen hebben dezelfde waarheid gepredikt, waar Jezus Christus, Gods Zoon, de hoofdinhoud van was, op aarde beleden. In den hemel bezongen, in de hel gevreest, is en blijft Christus den geloovigen dierbaar ook al is het, dat het ongeloof Zijne dierbaarheid loochent en bespot. Niet slechts bij den aanvang is Christus dierbaar en beminnelijk voor hen, die in Hem hun Redder en Verlosser leeren kennen, aan wien zij zich voor tijd en eeuwigheid overgeven en toeverlrouwen. Dan — hoe kan het anders — waar ge buiten en zonder Hem u zelven voor eeuwig verloren zaagt, maar nu door een zalige trekking en wedergeboorte, u aan Hem mocht kwijt raken, om door Hem gered en gezaligd te worden, dan wilt ge wel van ganscher harte zeggen: „Heere ! Wien heb ik nevens u in den hemel, nevens u lust mij ook niets op aarde.” Maar ook vervolgens, als ge na ontvangen genade ziet en hoe langs hoe meer gewaar wordt, dat ge in alles een diep afhankelijk schepsel blijft, tot hinken en tot zinken elk oogenblik gereed, dan kunt ge zonder Christus leven noch sterven. Neen, tot uw laatste snik hebt ge Hem noodig, zult ge in waarheid getroost kunnen leven en sterven. Is en blijft het leven rijk aan afwisseling en verscheidenheid, elke nieuwe geloofsoefening doet den geloovige amen zeggen op hetgeen de apostel der hope hier getuigt, dat Christus den geloovige dierbaar is, „U dan,” — dat is: U, in onderscheiding van die allen, die zich stooten aan Hem, als aan een steen des aanstoots en rots der evgenis, U, die behoort tot dat uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, U is Christus dierbaar. Geroepen uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, ziet, kent en verstaat ge, wat den wijzen en verstandigen dezer wereld verborgen is, maar wat den kinderkens is geopenbaard. Dierbaar is Christus in de belofte; want reeds in de belofte heeft het geloovig Israël zich verheugd en verblijd. Dierbaar is Christus in de vervulling, — het kindeke in de kribbe te Bethlehem, het kindeke in de armen van den God lovenden Simeon in den tempel. Dierbaar in Zijne leer en in Zijn doorluchte wonderwerken, — dierbaar als de Man van Smarten op zijn lijdensweg. Dierbaar is Christus als de drager van de zonden zijn volks aan het vloekhout op Golgotha. En als des Middelaars werk als zoodanig op aarde is voleindigd en de Heere der heerlijkheid zich openbaart als de overwinnaar van dood en graf, om ten laatste van den Olijfberg met majesteit en heerlijkheid in tegenwoordigheid van Zijne discipelen luistervol ten hemel te varen, dan aanbidden Hem de Zijnen, om later als getuigen op te treden van alles wat zij gehoord en gezien hadden. A!s ge dan vraagt aan een Johannes, aan een Petrus, aan een Paulus, of aan wie ook van zijne eerste getuigen, wat de inhoud hunner prediking is, dan hooren we van allen hetzelfde antwoord: zij begeeren niet anders te weten dan Jezus en Christus en dien gekruist. Allen beijveren zich om de grootheid, de heerfijkheid, de dierbaarheid en de noodzakelijkheid van hun Heere en Koning te verbreiden. Zij kennen geen ander fundament, zij kennen geen anderen grond van hope, zij kennen geen anderen levensgrond dan dien Christus, die gegeven is tot wijsheid, tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en verlossing.
Is het wonder, zoo mogen we dan wel vragen, dat Petrus, als apostel des Heeren, aan de geloovigen schrijft: „U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.” Petrus wist het, dat alle geloovigen Christus kennen en liefhebben; zij kennen Christus in het licht Zijner eigen openbaring. Zij kennen Hem door de verlichting des verstands, door den Heiligen Geest, Zij kennen Hem in één woord met een zaligmakende kennis. Vraag dan niet wat door het geloof in Christus wordt gezien. Johannes getuigt: „wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd als de heerlijkheid des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid.” Geheel de Nieuw Testamentische Gemeente stemt in met den lof, waarmee reeds Gods profeten onder de oude bedeeling van de heerlijkheid van den Messias getuigenis hebben gegeven: „Hij is veel schooner dan de menschen kinderen, genade is in Zijne lippen uitgestort.” Arm en ellendig in zich zelven, is Christus de Vervuller van al de behoeften Zijns volks. Hoe gezegend is zijn onderwijs, hoe dierbaar en volkomen Zijne offerande, hoe veilig Zijne bescherming. Christus is voor ieder geloovige de parel van groote, we mogen wel zeggen van de grootste waarde. Niets is als zoodanig met Hem te vergelijken. De oprechten hebben Hem lief. En dat liefhebben is de vrucht van Zijne liefde. Wij hebben Hem niet lief uit ons zelven, maar gelijk Johannes getuigt: „wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.”
Hoe dierbaar Christus den geloovigen is, blijkt allermeest, als we eens op de proef worden gesteid. Toen zoovelen van Jezus terug gingen, en de Heere aan Zijne discipelen vraagde: „wilt gij ook niet weggaan?” weten wij wat het antwoord was van de jongeren des Heeren. Neen, wie ook heenging en hun Meester den rug toekeerde, zij niet. Hoe meer zuivere oefening des geloofs er is, hoe dierbaarder Christus zal worden in uwe schatting. Die gezond zijn hebben den Medicijnmeester niet noodig, maar die ziek zijn. Hoe dieper ge wordt ingeleid in de kennis onzer bondbreuk in Adam en in de verdorvenheid van uw aard en natuur, — in verband ook met toenemende kennis van de deugden Gods — hoe grooter het wonder van genade wordt — de zaliging des zondaars — en hoe beter zal verstaan worden wat Pautus aan de gemeente van Corinthe schrijft: „Gij zijt duur gekocht.” Als onze zonden als bergen voor onze oogen rijzen en de Wet als een geweldig en glinsterend zwaard naar ons gekeerd is, en ge hoort dan als met engelenstem u toeroepen, dat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, ons reinigt van alle zonden, zie, dan moogt ge door ’t geloof opzien naar boven en zeggen: „Heere! daarop zal ik pleiten, hopen en vertrouwen,” Door het geloof verheft zich Gods kind bij oogenblikken boven alle ellende. Door het geloof, maar ook door het geloof alleen, zegt ge Paulus na: waar de zonde meerder is geworden is de genade overvloediger geweest. Zóó gewapend, zijt ge onoverwinbaar. Dan zal ieder vijand moeten aftrekken. Dan zijn we meer dan overwinnaar door Hem, die ons heeft liefgehad. Dat verstaan de kinderen der wereld niet. Dat verstaat ook de mensch niet, die louter historisch geloof bezit. Uit genade zalig geworden door het geloof, is onder die allen geen verschil, maar volkomen overeenstemming in dit apostolisch getuigenis, dat Christus dierbaar is. En wat op aarde hiermee wordt erkend en beleden, wordt in den hemel door alle verloste zondaren bezongen, waar Christus, als de Leeuw uit Juda’s stam, die overwonnen heeft, benevens den Vader en den Heiligen Geest, eeuwig lof en aanbidding wordt toegebracht. Dáár wordt ten volle verstaan, waar we hier slechts van stamelen kunnen, als we jubelen: „Gij toch Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht.”
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Christus den geloovigen dierbaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1914

De Wekker | 4 Pagina's