Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Teeken des Tijds

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Teeken des Tijds

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De classis Middelburg der Geref. Kerken heeft het volgende voorstel van ds. Bouma aangenomen:
De Classis verzoeke aan de Particuliere Synode, dat deze op het agendum der Generale Synode doe opnemen de behandeling van het volgende voorstel: De Generale Synode der Geref, Kerken van 1914 correspondeere met de Generale Synode der Gereformeerde gemeenten: met de Generale Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk; met het hoofdbestuur van den Gereformeerden bond en met het hoofdbestuur der confessioneels vereeniging en legge aan deze genoemde groepen de vraag voor of zij met ons willen saamkomen, ten einde te beraadslagen over de volgende punten: herziening der geloofsbelijdenis; herziening der Staten vertaling; evangelisatie; herstel van recht en opheffing van het Koninklijk besluit van 1816.
Wij noemen dit een teeken des tijds, om het gevoel van saamhoorigheid dat daaruit spreekt. Wij leven in een tijd dat ieder de muren van zijn eigen kerk zoo hoog dreigt op te bouwen, dat men achter die muren elkander niet meer ziet en hoort. Wij loopen gevaar ons blind te staren op datgene wat verdeelt, maar daardoor verliezen wij datgene waarin wij één zijn, zoo gemakkelijk uit het oog. En dat mag niet. Wij hebben de gedeeldheid van ons kerkelijk leven te aanvaarden niet als een weldaad, maar als een oordeel Gods om onzer zonde wil. Werd dat wat meer verstaan en wat dieper gevoeld in onze dagen dan zou men minder tegen elkander schelden en meer bidden om den vrede van Jeruzalem. De woorden „scheurmakers” en scheurmakerij” zijn zeer spoedig uitgesproken of neergeschreven, maar die er zich zoo haastig van durven bedienen, dienen wel hun eigen zaak en hun eigen kerk maar niet de zaak en de kerk van Christus. Wie ernst heeft leeren maken met de gedeeldheid van ons kerkelijk leven spreekt niet alzoo, want hij heeft voor alles zijn hand gestoken in eigen boezem, en zie: zij was melaatsch, wat zal hij dan verder nog van anderen spreken. Dit even aan het adres van Ds. van der Linden van ‘s Gravenhage, die zoo nu en dan in zijn optreden tegenover onze kerk uit den toon valt. En dat verwacht men niet van een beschaafd en hoogstaand man als deze Haagsche prediker. Bij hem schijnt ten minste al bitter weinig gevoel van saamhoorigheid te worden gevonden. Jammer dat een man, die zelf tot de voormannen onder de Afgescheidenen behoord heeft, thans die oude Broeders en Zusters zoo in het openbaar kan beleedigen en zich maar totaal niet schijnt te kunnen voorstellen, dat alle menschen niet denken als hij. Ik vind het jammer niet voor ons, maar voor hem, dat hij zich met het oordeel van een zoo laagstaand man als Ds. Jansens van Aalten vereenigt. Dat kan en zal hem niet eeren en het zal ook de verhoudingen tusschen de Geref. kerk en de christelijke Geref gemeente in de hofstad niet verzachten maar wel verscherpen. Zulke dingen als Ds. van der Linden in de Haagsche kerkbode gezegd heeft mogen en moesten niet gezegd worden. Ik hoop voor Ds. van der Linden dat hij dit zelf zal inzien en dit ook ridderlijk erkennen zal. Maar om thans tot het voorstel der Classis Middelburg terug te keeren. Wij hopen dat de particuliere Synode van Zeeland in dezen met de Classis Middelburg accoord zal gaan en dit voorstel werkelijk op het Agendum der Generale Synode komen zal, want dan zal er op de Generale Synode natuurlijk over gediscussieerd moeten worden. En ik vertrouw dat het daar een meerderheid zal verwerven, althans ik zou dat wenschen. Al zijn wij kerkelijk gescheiden wij mogen daarom datgene wat ons allen raakt niet uit het oog verliezen. Te midden van alle gescheidenheid moet het nochtans om de bevordering van de belangen van die eene heilige algemeene christehjke kerk in ons Vaderland, in wier beschouwing met ons gansche hart gelooven, te doen zijn. Die kerk heeft belangen en hare belangen zijn onze belangen. En nu heeft Ds. Bouma die belangen met het oog op den tijd waarin wij leven o. i. juist geformuleerd. Wij zouden niet tegen eene herziening en zoo noodig aanvulling of uitbreiding onzer Geloofsbelijdenis zijn, wanneer die door alle Belijdenden in ons vaderland kan worden tot stand gebracht. Met modernen èn Ethischen hebben wij hier niet te rekenen, om reden deze groepen voor de Belijdenis totaal niets gevoelen en noch aan de oude noch aan de nieuwe Belijdenis behoefte hebben. De Belijdenis moet leven in de kerk en had ze meer geleefd er zou op dit punt geen geestelijke achterstand te constateeren zijn.
Wel zijn in de Belijdenis de beginselen aangegeven waaruit ook de heden daagsche dwalingen opkomen, maar de formuleering van die dwalingen ontbreekt, zoo dat aanvulling en uitbreiding der belijdenis op dit punt wel kon overwogen worden.
Hetzelfde geldt van de herziening der Staten vertaling. Wanneer een kerk dit alleen ter hand neemt is het zonder twijfel eene mislukking; alleen in de lijn van het voorstel Bouma heeft deze arbeid kans van slagen. Dat herziening noodzakelijk is zal niemand die eeniger mate met de grondtalen bekend is, kunnen tegen spreken en die daarvan nog niet overtuigd wezen mocht, leze in de laatste aflevering van het Gereformeerd Tijdschrift het referaat van Ds. Kramer over dit punt.
Ook het derde en vierde punt. Evangelisatie en herstel van recht en opheffing van het Koninklijk besluit van 1816. Evangelisatie wordt meer en meer eisch des tijds: ons volk verwildert, de zeden ontaarden, onze taal verbastert en dat alles omdat de godsdienst te loor gaat. ‘t Is goed dat wij een open oog hebben voor de behoeften der heidenwereld, maar vergeten wij niet dat God in deze ernstige tijden ons ook een roeping tegen over onze naasten op de hand zet. Gelukkig dat meer en meer de oogen daarvoor open gaan en het werk der Evangelisatie met kracht ter hand genomen wordt. Maar ook hier moeten wij tot eenheid van handelen komen, opdat wij niet in elkanders werk indringen en alzoo elkanders arbeid verwoesten. Over het laatste punt is onze meening genoegzaam bekend. Wij zouden dien dag, waarop dit laatste punt in vervulling ging als den dageraad van een nieuwe toekomst begroeten. Moge de poging van Ds. Bouma met succes gekroond worden en laat ieder in eigen kring naar vermogen daartoe medewerken.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1914

De Wekker | 6 Pagina's

Een Teeken des Tijds

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1914

De Wekker | 6 Pagina's