Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie

Hoofdstuk 12

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK XII.
Het Class. Bestuur stond echter van meet af in veel gunstiger condities dan de geschorsten. Want dit had door de provisioneele schorsing uit te spreken en zichzelf in de plaats van den kerkeraad te stellen, zich daarmee ook tot beheerderes der goederen gemaakt. Wel liet zij het Reglement op het beheer en de Commissie intact (het wees alleen andere personen voor de geschorsten in de Commissie aan), maar het kon zich ten volle verzekerd houden, dat deze Commissie thans niets anders was als de gehoorzame dienaresse van het Class. Bestuur.
In de 2e plaats behoefde het zich vol strekt niet bevreesd te maken, dat beide deze aangelegenheden door de Hoogere Besturen zou worden verloochend. Juist het tegenover gestelde, Het kon zich bij voorbaat reeds verzekerd houden van den dank van allen, die al jaren met leede oogen het drijven der gereformeerde partij binnen Amsterdam hadden gadegeslagen, en al had het Bestuur in deze schorsing meer macht dan recht uitgeoefend, dat zou zonder twijfel door de Hoogere Besturen wel genadig door de vingers worden gezien en niet lang zou het duren, of het Class. Bestuur van Amsterdam zou als de redder van de Ned. Herv. Kerk worden verheerlijkt.
Ook van de rechterlijke macht kon men zich wel verzekerd houden dat deze op de hand van het Class, Bestuur zijn zou. Wij spreken daarmee volstrekt niet uit, dat de rechterlijke macht in deze kerkelijke procedures ook maar in eenig opzicht bevooroordeeld zou zijn geweest, maar wel gelooven wij, dat de rechterlijke macht in deze processen te veel met het begrip Genootschap en te weinig met het begrip Gereformeerde kerk gerekend heeft. Daarmee zeggen wij niet, dat de vonnissen onrechtvaardig zijn, wij gelooven dat zij niet anders geveld hadden kunnen worden dan ze geveld zijn, op grond van het Algemeen Reglement, maar daarom kan een vonnis toch nog onrechtvaardig zijn.
De vonnissen wortelen alleen in de Synodale organisatie en daar deze de schreiendste onrechtvaardigheid is, die de kerk in ons vaderland werd aangedaan, hoe kunnen dan de vonnissen die daarop rusten rechtvaardig zijn.
Het is ons dan ook altijd iets onbegrijpelijks geweest, dat, kundige mannen als de leiders der Amsterdamsche beweging zoowel op juridisch als kerkrechtelijk terrein waren, zij nochtans zoo veel geld hebben verpleit aan een in ons oog verloren zaak. Zoolang de Synodale organisatie van kracht blijft en het Algemeen Reglement de grondwet van de kerk, staat het voor ons vast, dat, tenzij de Hooge Raad op zijn arrest van 1845 mocht terugkomen, iedere nieuwe doleantie of exodus de goederen in de Ned. Herv. kerk moet achterlaten.
En in de derde plaats had het Class. Bestuur een ontzaggelijken voorsprong op de geschorsten, want het bezat de kostery van de Nieuwe kerk. En die deze kostery bezat „die bezat de Nieuwe kerk, mitsgaders de archieven van den Kerkeraad, van de kerkelijke Commissie, van de Classis en van de Provincie, en de brandkasten met al de daarin aanwezige fondsen van de kerken en Diaconieën; dan bezat men de hoofdvesting met al het noodige voor den oorlog; dan had de tegenpartij niets; en wat veel beteekende, met het oog op de procedures, men was in het feitelijke bezit.” (Vos).
Die kostery was op het moment der schorsing in het bezit van het Class. Bestuur. Maar het was te voorzien dat de geschorsten hunnerzijds alles zouden aanwenden en zelfs voor geen middelen van geweld zouden terugdeinzen om zich weer in het bezit van deze zoo kostbare vesting te stellen. Dit begreep ook het Class. Bestuur, vandaar de voorzorgsmaatregelen die het naar alle zijden nam, om zich het ongestoord bezit der kostery te verzekeren. Aan den koster der Nieuwe kerk, die bij de heeren van het Class. Bestuur onder verdenking stond het heimelijk met de „geschorsten” te houden — hij had immers de sleutels van de ministeriekamer aan Dr. Rutgers afgegeven en het licht voor de geschorsten aangestoken — werd op 5 Januari namens het Class. Bestuur de volgende lastgeving verstrekt.
„De heer Karres, koster der Nieuwe Kerk wordt vriendelijk, doch dringend herinnerd aan zijne Instructies als koster, als bode van het Provinciaal Kerkbestuur enz. Hij mag hoegenaamd geene order uitvoeren van een hem als geschorst bekend Ouderling enz. die als zoodanig ook niet meer als Kerkmeester fungeert: en inzonderheid Art, 30 instructie kosterij Nederduitsche Hervormde gemeente, en Art. 34 der Instructie als bode van het Provinciaal Kerkbestuur enz. zie Reglementen en Instructiën des Kerkeraads bl XXXIV en XXXIII.
G. J. VOS AZN.

Maar daarbij liet men het niet. Toen het Class. Bestuur des avonds ten 9 uur bericht ontving, dat Dr. Rutgers den volgenden morgen beproeven zou de deur der Consistorie met geweld open te breken, heeft het nog in dienzelfden nacht in overleg met den voorzitter des kerkeraads deze deur doen pantseren, dus van ijzeren platen laten voorzien. Ook werden er nog dien zelfden nacht twee bewakers voor bedoelde deur aangesteld, die de volgende lastgeving van het Class. Bestuur ontvingen.
„Uit naam van het Classikaal Bestuur, doende wat des Algemeenen Kerkeraads in deze gemeente is, worden met goedvinden en op last van den Voorzitter, den Wel.Eerw. heer A.J. Westhoff, de navolgende personen: Piet Smit en W.R. van Oostendorp gemachtigd om te zorgen, dat er door niemand, dan op last van den genoemden voorzitter eenig geweld gepleegd wordt aan de Consistoriekamer der Nieuwe Kerk of in de naaste omgeving van die kamer, en zoo dit geschiedt, onverwijld de hulp der Politie in te roepen, gedurende den 6den Januari, of, zoo noodig, eenigen volgenden dag.
G. J. VOS, Scriba.
5 Januari 1886.

Deze instructie verraadt geen kracht, maar zwakheid. Zij bewijst duidelijk dat het Class. Bestuur niet zoo heel zeker was van zijne taak, want waarom daartoe geen hulp van overheidswege gevraagd? Of begreep men misschien dat de overheid zich met. deze interne kerkelijke aangelegenheid voorloopig niet zou bemoeien? In ieder geval, het aanstellen van wakers was een zeer ernstige fout van het Class. Bestuur.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1914

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1914

De Wekker | 4 Pagina's