Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Blazen met de bazuin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blazen met de bazuin

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de Heere niet doet?” Amos 3 : 6.

,Ik was geen profeeet en ik was geen profeten zoon, maar ik was een ossenherder en las wilde vijgen af. Maar de Heere nam mij van achter de kudde en de Heere zeide tot mij: ga heen, profeteer tot mijn volk Israël.”
Met deze woorden geeft de profeet Amos in cap. 8 : 15 antwoord op de vraag, wie hij was en hoe zijn optreden moet worden verstaan.
In den naam des Heeren spreekt de profeet tot gansch Israël, dat de Heere hen uit Egypteland had opgevoerd, en dat wel tijdens de regeering van de koningen Uzzia, die over Juda, en Jerobeam, den zoon van Joas, die over Israël regeerde.
Beide rijken hadden groote oorlogen gevoerd en schitterende overwinningen behaald. Men dacht nu, dat het kwaad verre van hen was, en in plaats van den Heere te erkennen, die hun zooveel gunst had bewezen, leefde men in de snoodste ondankbaarheid en zorgeloosheid voort.
Herinnerd aan Gods ontfermingen over hen, treedt de profeet dreigend op tegenover zijn volk en legt het de vragen voor: of het volk niet zal sidderen als de bazuin in de stad zal geblazen worden, en of er een kwaad in de stad zal zijn, dat de Heere niet doet. 't Was van oudsher gebruikelijk, dat door het blazen op de bazuin in de stad het volk bekend gemaakt werd met de nadering van den vijand. Bij het hooren van dat bazuingeschal was er dus oorzaak om te sidderen en te vreezen. Dat blazen op de bazuin was een onheilspellend voorteeken. Als zulk een bazuinblazer moet ook de profeet als dienaar Gods worden aangemerkt. God de Heere zal Zijn ondankbaar, Zijn overtredend en van zijn God afzwervend volk tuchtigen. Hij zal opslaan en de ongerechtigheid Zijns volks bezoeken. Daarom, omdat Ik u alzoo zal doen, o Israël, spreekt de Heere, zoo schik u, o Israël! om uwen God te ontmoeten. Uwe feesten zal de Heere in rouw en uwe liederen in weeklage veranderen, en Ik zal het land stellen in rouw, als er is over een eenigen zoon.
Gelijk Noach, die prediker der gerecbtigheid, die in de eerste wereld optrad om Gods gerechtigheid in het licht te stellen, zoo treedt ook Amos op met de verzekering, dat God de Heere gerechtigheid zal oefenen in het straffen van de zonde en in de handhaving van zijne heilige inzettingen, die het volk als met de voeten vertreedt.
Was er oorzaak om te vreezen, als de bazuin geblazen werd, van wege de vijandelijke machten, die op hen aankwamen, hoeveel te meer dan, als God almachtig gelijk een krijgsman naar de wapenen grijpt, om de goddeloozen en werkers der ongerechtigheid te verdoen van voor Zijn aangezicht. En als dan het gedreigde kwaad komen en het volk Ireff'en zal, dan mag men zien en zoeken naar tweede oorzaken, maar die weet en gelooft, dat God regeert, die zal verstaan , dat er geen kwaad, geen ellende, van welken aard, ook in de stad kan zijn, dat de Heere niet doet. Zijn regeering toch gaat over alles. Geen vijand zal iets tegen ons vermogen.als God het niet toelaat.
De geschiedenis is rijk aan voorbeelden, die ons leeren, dat, als God met ons is, niemand iets tegen ons vermag. Of het dan oorlog of pestilentie, of hongersnood, of één of andere plage is, die ons treft, alles staat onderde macht van Hem, die over zegen en vloek, over dood en leven, over vóór- en tegenspoed beschikt naar Zijn welbehagen.
We dachten hieraan, toen voor enkele dagen het bericht door de geheele wereld ging, dat Oostenrijk Hongarije aan Servië den oorlog had verklaard, terwijl geen sterveling bij machte is te berekenen, wat hiervan de gevolgen zullen zijn. Een overvloed van brandstof is overal aanwezig, om geheel ons werelddeel als in vuur en vlam te zetten. Vandaar dat op een oogenblik alle regeeringen zich gingen bezig houden met de vraag, wat voor 't oogenblik door ieder land moet gedaan worden en wat als zoodanig de eisch is van het oogenblik. De arsenalen zijn gevuld, de legers staan gereed, alles wacht maar op het bevel van aanval. De diplomatie verweert zich, de volken zien uit, wat er gebeuren zal, en inderdaad, het is voor vorsten en volken om te sidderen, als men in dit alles het blazen der bazuin verneemt.
Wie daarbij mag opzien, boven alle tweede oorzaken, in 't geloof, dat God regeert, zal moeten instemmen met de waarheid, dat er geen kwaad in de stad is, dat de Heere niet doet. Wel is het heilig Opperwezen nooit de Werker van het kwaad als kwaad, want verre zij God van goddeloosheid en de Almachtige van onrecht, maar hier wordt bedoeld het kwaad der straf, en dat is van den Heere. Geen mensch noch eenig schepsel heeft de zondvloed gebracht over de eerste wereld. Niet door menschen, maar van God almachtig was het, dat vuur en zwavel regende over de steden van Sodom en Gomorra en hare onderhoorige plaatsen. In algemeene en in bijzondere oordeelen is het, dat ons de gerechtigheid des Heeren wordt geopenbaard. En wee den mensch, wee ook de natiën, als de Heilige Israels de ongerechtigheid en de zonde bezoekt. Als we met aandacht lezen de woorden door Amos in des Heeren Naam tot zijn volk gesproken, dan behoeven we niet meer te vragen of er oorzaken waren om op te treden, gelijk deze dienaar Gods dééd. Aan allerlei hemeltergende zonden was het volk schuldig, en toen men meende dat geen kwaad dreigde, werd de afwijking van den Heere al grooter en grooter. Thans leven we zoovele eeuwen later en leven we onder geheel andere omstandigheden. Maar hoe groot die verscheidenheid ook zij tusschen het verleden en het heden, er is ook overeenkomst tusschen de Christenvolken van nu en dat Israël van weleer.
Behooren alle gedoopten in Gods driemaal heiligen naam niet evenzeer als Israël tot wat men verbondsvolk noemt ? Leven we niet onder het licht der bijzondere Godsopenbaring, en dan nog wel zooveel heerlijker dan Israël? Zij toch leefden onder de belofte en wij in den tijd der vervulling. Aan die grootere voorrechten zijn ook grootere verplichtingen verbonden. Hoe meer en hoe grooter Gods weldaden zijn, hoe zwaarder ook onze verantwoordelijkheid. Eertijds sprak God door knechten en nu spreekt de Heere door den Zoon (Hebr. 1 :1.) En wat zullen we antwoorden op de vraag, of de toestand van ons volk en van de christenvolken in ons werelddeel om niet verder te gaan, gunstiger is dan die van Israël in betrekking tot onze gehoorzaamheid aan God?
Als ge eenigszins bekend zijt met de aigemeene openbaring des volks, moeten ons dan wel verwonderen, als ook wij gaan vernemen het blazen met de bazuin? Zou er geen oorzaak zijn, bij het hooren van dat bazuingeschal en bij het waarnemen van onheilspellende teekenen, om te sidderen! Maar o zoo weinig is noodig, zoo wordt thans door de grootste en voornaamste staatslieden erkend, of we zitten midden in den Europeschen oorlog. Moest het daartoe komen, wat de Heere nog genadig verhoede, wie zou er de gevolgen van kunnen overzien? Hoeveel stroomen bloeds zouden er dan vergoten worden, hoeveel families in rouw worden gedompeld, hoeveel lijden en allerlei ellende, ook van ziekten en dure tijden zou dit veroorzaken. Reeds in den Balkanoorlog is gebleken, wat naamlooze ellende de oorlog teweeg brengt. Maar God is rechtvaardig, Hij is geen ledig aanschouwer van het kwaad. Het verachten van Gods geboden, het lasteren van Zijn heiligen Naam, het verwerpen van Zijn Woord, het onrein achten van het bloed des Nieuwen Testaments, met zooveel andere zonden en gruwelen, zal niet ongestraft blijven. Wél is Gods langmoedigheid en verdraagzaamheid groot, maar éénmaal is de maat der ongerechtigheid vol. Als dan de bazuin geblazen en de oordeelen Gods aangekondigd worden, vergeten we dan niet, dat er geen kwaad in de stad is, dat de Heere niet doet. Men verwacht soms zooveel van een of ander staatsman, men hoort zoo vaak spreken van interventie (tusschenkomst), maar niemand zal de slaande hand des Almachtigen ontloopen.
Toen de ongerechtigheid der Kanaanietische volkeren volkomen was, heeft God ze uitgeroeid, en toen Israels zonde het toppunt had bereikt, is het woord door Amos voorspeld vervuld geworden, dat het einde over Israël is gekomen. Zwarte wolken pakken zich thans saam boven ons werelddeel, en we behoeven waarlijk nog geen pessimist te zijn, om met bange vrees vervuld Ie zijn, als we vernemen dat de krijgsbazuin geblazen wordt.
Ook wij mogen wel zeggen: wie zal leven, als God het doen zal, dat Hij met de volken der aarde in het gericht treedt!
Met geen diplomatieke tusschenkomst, met geen geweld van wapenen, met niets ter wereld zullen we dan ontkomen aan het vreeselijk en rechtvaardig oordeel Gods. Brenge het gevaar, dat dreigt, nog velen tot boete en berouw, tot verootmoediging en schuldbelijdenis voor het aangezicht des Heeren, dan wil God de Heere zich ontfermen op het gebed. Al scheen dan het kwaad ook over ons ten volle besloten en lag de vijand reeds voor onze poorten, zoodat ontkoming onmogelijk scheen, dan is het God, die helpt in nood. Eén wenk van zijn alvermogen, en het licht gaat op in de duisternis, en dan zingen we in onzen God verblijd: „God heeft bij ons wat groots verricht. Hij zelf heeft onzen druk verlicht.”
Vergeten we echter niet, dat door getrouwe dienaren al zoo lang en zooveel' is gewaarschuwd. Ook is het een treurig teeken, dat het fijne goud zoo verdonkerd is. Een geest des diepen slaaps is kennelijk over de volken uitgestort. De getrouwen zijn weinig geworden onder de menschenkinderen. Ongeloof en bijgeloof woekeren steeds voort en trachten alle fondamenten om te woelen. Als een uitvaagsel en als een verachte fakkel worden de oprechte vromen aangezien, terwijl men spotten ziet met al wat heilig is. Zou God de Heere, die heilig is, dat niet zien en zoeken? Ineenkrimpen van smart zullen de volken , als de geesel des Almachtigen hen treffen zal. Immers, de geschiedenis van alle eeuwen heeft geleerd, hoe nietig de mensch is, als God opstaat om het kwaad te straff'en. Dan moet zelfs een Nebucadnezar erkennen, dat er geen God is aan Hem gelijk, die den hemel en de aarde heeft gemaakt en wiens verstand niet te doorgronden is. In algemeene oordeelen deelen ook de ware vromen, want eenerlei treft in dit leven beide rechtvaardigen en onrechtvaardigen, maar altijd met dit onderscheid, dat de één daaronder verhard en de ander daaronder verootmoedigd wordt. Wie God niet kent, zoekt de oorzaak van alle ellende, waar ze niet is. De geloovige daarentegen verstaat wat het zegt, dat er geen kwaad in de stad is, dat de Heere niet doet.
Als de wereld in en met de wereld omkomt, dan heeft Gods kind een schuilplaats onder de vleugelen des Almachtigen. Als de goddeloozen doen gelijk een hond, die in den stok bijt, waarmee hij geslagen wordt, dan belijdt de oprechte zijne zonde in verootmoediging voor den Heere en pleit op de genade in Christus geopenbaard. Zoo zullen ook eens aan het einde aller dingen, bij de toekomst van den Heere Jezus Christus, als met de laatste bazuin zal geblazen worden, de dooden opstaan uit hunne graven, en alsdan zal het groote onderscheid worden gezien tuschen hen, die den Heere, en hen die de zonde en de wereld hebben gediend. Dan zal de rechtvaardigheid Gods voor aller oogen worden geopenbaard, als ieder vergelding zal ontvangen voor hetgeen hij gedaan heeft, hetzij goed of kwaad. Bedenke daarom ieder nog, wat tot zijnen vrede dient, eer het voor eeuwig te laat is.
J. Wisse
P.S. Nadat het bovenstaande was geschreven klonk de oorlogsmare reeds van Noord tot Zuid !

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Blazen met de bazuin

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1914

De Wekker | 4 Pagina's