Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie

Hoofdstuk 12

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK XII.
„De predikanten begaven zich allen om 12 uur door de dikke sneeuw naar de kosterij. Zij schelden allen een voor een aan, maar hun word telkens door de kier van de deur kortaf medegedeeld, dat het lokaal niet voor de predikanten beschikbaar was. Anderen naar zich zelf beoordeelende waren de belegerden blijkbaar beducht, dat de predikanten door de deur zouden dringen. De ketting werd er niet afgenomen. Slechts de deurwaarder werd even toegelaten om zijn dagvaarding te doen aan de opstandelingen.
Toch gelukte het ons door tusschenkomst van een der bezetting iets te vernemen van den toestand in de vesting.
De Nieuwe Kerk is inderdaad afgesloten als een forteres in staat van beleg. Dat de deur der kosterij telkens slechts op een kier wordt geopend, zoodat zij, die binnengaan dit slechts overdwars kunnen doen, mits niet te zwaarlijvig, vindt daarin zijn grond, dat achter de deur een zwaar houten staketsel is opgeslagen. Zij is dus letterlijk versterkt.
De heeren Kuyper, de Savornin Lohman en Rutgers verlaten het gebouw niet; in den afgeloopen nacht werd de Consistoriekamer voortdurend verlicht.
Streng wordt opgelet, dat niets het gebouw verlaat, wel mag men er zaken inbrengen. Zoo werd er gisteren een bed binnen gebracht en nu en dan kwamen er heden manden met levensmiddelen binnen. Heden middag werden ook vele planken en zware balken in het huis gedragen, tot het verder barricadeeren van alle toegangen.”
Hetzelfde lot wedervoer ongeveer een uur later het Class. Bestuur, dat eveneens door middel van een deurwaarder formeele acte van weigering liet nemen. Daarop gingen de heeren naar de oude kerk, welks kamer door de geschorsten welwillend voor deze doeleinden beschikbaar gesteld was. ’t Was wel verschrikkelijk, dat zulk een schouwspel op de straten van Neerlands hoofdstad werd vertoond, en dat schouwspel werd opgevoerd voor de oogen der wereld door ambtsdragers van de kerk van Christus. Is ’t niet ontzettend. Wij spreken hier over niemands hoofd het schuldig uit. Want het schuldig valt op het hoofd van allen die daarvan de oorzaak geweest zijn. Men heeft dan ook aan de zijde der geschorsten gevoeld, dat het op deze wijze niet langer kon. Want reeds had hun rechtsgeleerde raadsman, de tegenwoordige oud-minister Heemskerk namens de kerkvoogden een schrijven aan den voorzitter van het Class Bestuur gezonden van den volgenden inhoud:

AMSTERDAM, 7 Januari 1886.
Den WelEerw. Heer Ds. B.J. ADRIAN, Voorzitter van het Classicaal Bestuur te Amsterdam.
WelEerw. Heer!
Namens Heeren Kerkvoogden van de Nederduitsche Hervormde kerk alhier, en als door hen aangezocht, om met Mr. W. HEINEKEN hen te dienen van rechtsgeleerd advies, veroorloof ik mij, aan U in Uwe bovenvermelde hoedanigheid een voorstel te doen dat naar ik hoop en vertrouw in goede aarde zal vallen.
Door U wordt ongetwijfeld even als door Heeren Kerkvoogden diep betreurd, dat in en om een kerkgebouw dezer dagen feitelijkheden hebben plaats gegrepen, en dat het hoogst wenschelijk is een modus vivendi te vinden, waardoor aan den tegenwoordigen toestand een einde wordt gemaakt, en tevens herhaling van feitelijke moeielijkheden worde voorkomen, natuurlijk volkomen ongeprejudicieêrd alle geschillen omtrent ieders rechten.
Ten einde zoo mogelijk tot zoodanige modus vivendi te geraken, heb ik de eer voor te stellen, dat er tusschen de wederzijdsche raadslieden overleg plaats grijpe, en ik verzoek beleefdelijk te mogen vernemen met wien uit mijne confrères ik mij daartoe in betrekking mag stellen, en zoo mogelijk tevens, wanneer eene conferentie kan plaats grijpen.
En Mr. HEINEKEN èn ik waren heden geruimen tijd geen meester van onzen tijd; anders had dit voorstel U reeds eerder bereikt. Ik behoef bij U wel niet op spoedig antwoord aan te dringen.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn,
Uw, dw.
(get.) TH. HEEMSKERK.

Het Class. Bestuur greep met beide handen deze gelegenheid aan om voorloopig uit de impasse te geraken, waarin up deze wijze voortgaande het kerkelijk leven van de Ned. Herv. Gemeente van Amsterdam moest doodloopen, vandaar dat het onder dato 7 Januari aan Mr. Heemskerk het navolgende berichtte:

WelEdel Gestrenge Heer!
Zoo spoedig mogelijk haast ik mij Uwe geëerde letteren van heden te beantwoorden.
Diep betreur ook ik, wat dezer dagen in en om ons heiligdom heeft plaat gehad.
Tegen het zoeken naar een modus vivendi, zooals Gij dien omschrijft, heeft het Classicaal bestuur geen bezwaar.
Onze raadsman is MR. J.A. MOLSTER, die zich volkomen bereid verklaart eene conferentie met u te hebben. Met hem zult Gij tijd en plaats wel willen afspreken.
Met hoogachting en heilbede heb ik de eer te zijn
Uw dienstw.
(was get.) B. J. ADRIANI, pr. v. h. Clas. Bestuur.

Deze conferentie heeft kort daarop plaats gehad, maar leidde tot geen resultaat, daar men nauwelijks begonnen was toen Mr. Heemskerk plotseling werd weggeroepen naar de Nieuwe kerk, waar zijn tegenwoordigheid dringend noodzakelijk scheen. Later schijnt deze conferentie niet meer te zijn hervat. Zoo naderde onder veel spanning de Zondag van 10 Januari. Het ministerie van predikanten had in zijne vergadering van Vrijdagmiddag de diensten voor Zondag geregeld. Vrijdag 8 Januari had Ds. Hogerzeil des avonds voorbereiding gepreekt en Zondags daarop werd in drie kerken het avondmaal bediend. Ds. Westhoff ging onder bescherming van de politie naar de Oosterkerk en terwijl Ds. Vos het avondmaal bediende, zaten de mannen van Hermandad achter hem in een bank, zoo goed als mogelijk was, voor de oogen van het publiek verborgen. Ds, Vos praat natuurlijk deze avondmaalsviering goed, maar ik kan mij daar in dezen toestand volstrekt niet mee vereenigen en zonder twijfel had men waardiger gehandeld door de aangekondigde avondmaalsviering maar achterwege te laten. De toestand in de gemeente liet niet toe, dat men den dood des Heeren ging verkondigen. Althans wanneer die mannen met aandacht het avondmaals-formulier hebben doorgelezen, dan moet het leeraar en gemeente wel zonderling te moede geworden zijn, te midden van deze troebelen tot den disch des Verbonds te naderen, waaraan de eenheid van Christus’ gemeente moet gesymboliseerd worden.
Maar wat deden de geschorsten? „In plaats van zich rustig neer te leggen bij het oordeel, dat God door het Clas. Bestuur uitgesproken had”, zegt Dr, Vos, „gelijk hun betaamde, houden de geschorste predikanten, onder den van ouds gerenommeerden naam van „Bijbellezingen” godsdienstoefeningen gaan houden in welbekende huizen van „pleizier” en van vertier”, zoodat het gebeuren kon, gelijk het gebeurd is, dat Dr. Kuyper in de eene zaal stond te bidden, terwijl in de andere eene voorstelling van b. v. Lavertu en Kater gegeven werd.” Ik Iaat deze mededeeling voor hetgeen zij is, maar zij karakteriseert voortreffelijk den geest waarin Dr. Vos schreef.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1914

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1914

De Wekker | 4 Pagina's