Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 39. (1914)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 39. (1914)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIX. (1914).
Reeds lang hoorde men gedurig, nu hier en dan daar, de klacht, dat er zooveel zenuwachtige menschen zijn. Thans is dit zoo, dat er zeker gedurende veler leven nooit méér menschen in hun zenuw-leven zijn geschokt geweest dan nu door de oorlogsberichten, welke van dag tot dag van zich doen spreken. Vooral de eerste berichten, bij de uitbarsting van den krijg, brachten ontzettend veel beroering teweeg. Langzamerhand is er iets meer kalmte gekomen onder de menschen, door de stille hoop, dat ons land gespaard zal blijven voor de verschrikkingen van het zwaard. We hooren dan wel ontzettende en ijselijke dingen, maar zoolang ons land nog mag deelen in de verschooning des Heeren, is dit nog zoo geheel anders, dan wanneer het kwaad ons persoonlijk raakt.
Ons land verkeert intusschen in een moeielijke positie. Engeland beheerscht met zijn ontzachelijke oorlogsvloot de zee. Daar valt op handelsgebied mee te rekenen. Duitsche en Belgische, wellicht ook Fransche en Engelsche gewonden en vluchtelingen, komen op onzen vaderiandschen bodem. Het zijn allen menschen, omtrent wie geen onderscheid mag worden gemaakt. In de oorlogvoerende landen bevinden zich heel wat Nederlanders, zoowel als dat er uit die verschillende landen heel wat menschen in Nederland hun woonplaats hebben.
‘t Is natuurlijk, dat ieder, als het er op aankomt, partij trekt voor zijn eigen land. Zoo licht geeft dit aanleiding tot gesprekken en openbaringen, die van zeer gevaarlijken aard zijn. Er zijn menschen, die al heel weinig macht hebben om zich zelven te beheerschen. Ook onze jongelingen en mannen, aan de grenzen zouden we wel willen raden: als ge schrijft aan familie of vrienden, wees toch voorzichtig; schrijf maar niet over den oorlog; soms zet men dingen op een briefkaart, die hoogst gevaarlijk zijn. ‘t Is raadzaam voor ieder, om maar niet te oordeelen. Die tijd komt, voor wie het dan mag beleven, later. Al dat geheimzinnige, dat nu nog bedekt is, zal later wel aan ‘t licht komen. Ook zijn de toestanden al erg genoeg, dat men waarlijk de menschen niet zenuwachtiger behoeft te maken, dan ze nu al zijn. Altijd zijn er menschen, die er behagen in hebben, om sensatie-wekkende berichten te verspreiden, soms nog wel om er hun voordeel mee te doen. Zoo iets noemen we in één woord: afschuwelijk. Laat liever ieder doen wat hij kan om smart te verlichten, ellende te verzachten, tranen te droogen en dienende liefde te bewijzen aan ongelukkigen, die van alles beroofd zijn. Er komen handen te kort om al die stumpers te helpen, die schier naakt en van alles ontbloot tot ons roepen om hulp. Schier in alle steden en dorpen zijn steuncomite’s opgericht, die hulp vragen en inroepen. Er wordt veel gevraagd en er wordt ook voel gedaan; en we twijfelen niet of de met ons bevriende landen, van welke nationaliteit ook, zullen dit waardeeren. Voor ons zijn in dit opzicht allen gelijk.
De verjaardag van H. M. onze geëerbiedigde Koningin ging ditmaal, op H. M. eigen verzoek, zonder uiterlijke vertooning voorbij. Maar ongetwijfeld zal in al de kerken, bij zooveel gebedsdrang, ook onze Koningin, met geheel ons Koninklijk Huis, niet vergeten zijn. Het zijn zware en zeer moeielijke tijden voor allen, die met de zorgen der regeering zijn belast. Alleen bij Israëls God is kracht om staande te kunnen blijven, zelfs in den zwaarsten strijd en in de moeielijkste omstandigheden.
Moge Nederland en Oranje, sterker dan ooit, zich één gevoelen in de bange worsteling dezer tijden. We zijn klein en gering in vergelijking van anderen, maar desniettegenstaande kunnen we sterk zijn in den Heere, onzen God. Want wat ook gebeure: als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn! Met angstige spanning ziet men overal naar alle krachten uit, tot welk einde de worsteling der groote wereldmachten zal leiden. Zij en blijve echter vóór en boven alle dingen ons oog gericht op Hem, in wiens hand het lot der geheele wereld berust. En vergeten we het niet: „God is een toevlucht voor de Zijnen, hun sterkte als zij door droefheid kwijnen. Zij werden steeds Zijn hulp gewaar, in zielsbenauwdheid en gevaar”.
Als met duizend stemmen wordt het ons in deze bange tijden toegeroepen; „Maranatha! de Heere komt!” Welgelukzalig allen, die wakende en biddende mogen bevonden worden, want er zal na dezen tijd geen tijd meer zijn.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 39. (1914)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1914

De Wekker | 4 Pagina's