Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze liturgische geschriften 68

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgische geschriften 68

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXVIII.
De kern van alle religie is de leer der absolute persoonlijkheid Gods. De Allerhoogste bestaat onafhankelijk van zijne Schepping. Wanneer niet erkend wordt de zelfgenoegzaamheid Gods, afgezien van het geschapene, de volstrekte afhankelijkheid van het heelal onderworpen aan God, den Schepper aller dingen, dan wordt aan de religie de hartader afgestoken. Daar moet als eerste levensvoorwaarde der religie worden gesteld een wezenlijk onderscheid tusschen Schepper en Schepsel. Hoe nauw het verband ook mag worden gelegd tusschen Schepper en Schepsel door de inwoning des Heiligen Geestes in de Schepping, toch mag dat verband nooit tot vermenging leiden.
Juist dat is het gevaar, 't welk dreigt bij een vermenging van de goddelijke en de menschelijke natuur van Christus, dat de grensch tusschen de eeuwigheid en de tijd, tusschen de oneindigheid en de eindigheid, tusschen God en mensch zoek raakt, en daarmede alle ware religie ophoudt te bestaan. Wie hier niet juist weet te onderscheiden, is, of men wil of niet, gekomen in het vaarwater van het pantheïsme of de leer van het Algodisme,
Dat op heden dit stelsel zooveel aanhangers telt verwondere ons niet. Tweeërlei reden is hiervoor te noemen.
Vooreerst begint de eeuw, waarin wij leven, te gevoelen, dat de mensch niet waarlijk verzadigd is, alleen door een volle maag, maar dat de menschelijke ziel ook haar rechten heeft en om bevrediging schreeuwt. Nu dient het pantheïsme in zijn tallooze nuances, als een reddende engel zich aan. Vandaar dat heel de nieuwe mystiek, de geheele religieuse beweging uit dezen tijd door de idee van het pantheisme wordt gedragen.
Ten tweede heeft hiertoe medegewerkt de nadere beschouwing en bestudeering van den persoon van Christus. De Pantheïstische mystiek kon niet zonder invloed blijven op de nieuwere Christologie. Immers haar was het goddelijke en het menschelijke zoo nauw met elkander vereenigd dan in den persoon van Christus en zie, die vereenigïng is juist de bekoorlijkste idee voor den pantheïst, die nu hier o zoo gemakkelijk van vereeniging tot vermenging kon komen. Immers de idee van het Algodisme is geen andere, dan om de grens tusschen geest en stof, tusschen ziel en lichaam, tusschen God en mensch uit te wisschen. God is alles en alles is God! Ziedaar de hoogste juichtoon van den pantheïst, ziedaar tegelijk den leugengeest, die nog altijd de menschheid bezielt. „Gij zult als God zijn.”
Waar zulk een stelsel op uitloopt, laat zich raden. De persoonlijkheid Gods wordt geloochend. Het
„Vreest 's Heeren macht en dient zijn Majesteit,
Juicht, bevend op het gezicht van zijn vermogen,”
wordt met voeten getreden.
De eerbiedwaardige afstand, die het schepsel betaamt tegenover Zijn Maker, den zondaar tegenover een heilig God, wordt door den Pantheïst bespot.
Immers is volgens hem al het stoffelijke en al het geestelijke, dus al het bestaande, heel de zichtbare en onzichtbare wereld ontplooiing, uitvloeiing der Godheid. Daaruit volgt, dat dus al het bestaande als één groot geheel gedacht, de som, de totaliteit van het al. Eene d. i. van God uitmaakt.
Voor een aanbidding der Hooggeduchte Majesteit Gods is hier geen plaats. Het kan ten hoogste zelfaanbidding, menschvergoding worden, waaraan onze tijd zoo mank gaat.
Zonde en schuld bestaat er feitelijk met dit stelsel niet, want al het verkeerde, al het zondige is slechts een gebrek in het Al-Ééne dus in God. Het is nog een te kort in het goddelijke, welk te kort in het proces der ontwikkeling zal overwonnen worden. Ja, zelfs is de consequentie van dit stelsel dat de duivel in de hel ophoudt duivel te zijn; hij wordt vergoddelijkt, wijl hij toch naar zijn aard niets anders is dan een gestalte, een Openbaring van het Al-Ééne, — van God.
Wat zulk een leer voor een moraal moet hebben, laat zich licht vermoeden. Dat is de grootste banaliteit nog goddelijk en gaat onze zoo hoog geroemde eeuw den weg van het oude Heidendom weer op.
Wat dunkt u: is het geen hellend vlak, waarop wij den voet zouden zetten wanneer wij eene vermenging van het goddelijke en menschelijke in Christus aannemen? Mag hier niet een eeresaluut aan de Gereformeerde theologie worden gebracht, die nog meer dan de Luthersche en de Ethische de wachtposten heeft uitgezet en opgekomen is voor de absolute persoonlijkheid, voor de geheel eenige souvereiniteit Gods?
Maar niet alleen het wezen Gods, ook de menschheid van Christus komt in gedrang bij een vermenging van beide naturen.
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Onze liturgische geschriften 68

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1914

De Wekker | 4 Pagina's