Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Didaktikos 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Didaktikos 1

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

AANTEEKENINGEN uit de rede van Docent Lengkeek, gehouden bij de aanvaarding van het ambt, als Docent aan de Theol. School der Christ. Geref. kerk te 's-Gravenhage.

I.
Onder de vereischten, die de Apostel Paulus opsomt in zijne pastoraal-brieven en waaraan de „opzieners” en „dienaren des Heeren” hebben te beantwoorden, behoort ook deze, dat zij zullen zijn „bekwaam om te leeren.” 1 Tim. 3 : 2; II Tim. 2 : 24. Dit „bekwaam om te leeren” is eene goede vertaling van het oorspronkelijke woord, hierboven geplaatst. Afgeleid van een werkwoord, dat onderwijzen beteekent, wijst dit woord ons op het geschikt, bekwaam zijn om te leeren aan anderen, wat des dienaars eigendom is geworden door eigen geestelijke ervaring en onderzoek der Schriften.
We noemen den eisch van het didaktikas voor den Dienaars des Woords onafwijsbaar, niet alleen op grond hiervan, dat de Heilige Geest dezen eisch stelt, maar ook, omdat het geheele optreden van den Dienaar een onderwijzend karakter moet dragen.
Wat vraagt toch de bediening des Woords van den Dienaar? Wat de leerling der gemeente van onzen Heere Jezus Christus ?
In de eerste plaats wordt van hem gevraagd de prediking des Woords.
Nooit mag daarin het doel gesteld worden om door oratorische schittering slechts te bekoren. Deze is slechts van ondergeschikte waarde en leidt, indien zij hare plaats als dienares van het „onderwijzen” uit het oog verliest, tot een opofferen van den inhoud aan den vorm, tot een schijnbaar oogenblikkelijk versterken, doch een inderdaad op den duur verzwakken van de waarheid. Heeft de dienaar oratorische gaven, dan mogen die dankbaar gebruikt en aanvaard worden. Zijne roeping is echter niet een redenaar te zijn, maar een onderwijzer, die niet in de bewegelijkheid der menschelijke wijsheid, doch in de kracht der waarheid Gods zijne kracht zoekt. Eenvoudig, waar, oprecht! Boven noch onder, naar de bevatting zijner hoorders heeft hij te spreken, want hij moet de waarheid Gods den volke brengen opdat het die waarheid moge kennen. En dit „naar de bevatting” mag weer niet opgevat worden in dien zin, dat hij niet streven zoude de gemeente op te voeren tot meerdere kennis, te brengen tot dieper inzicht van de waarheid. De Dienaar, die dit voorbijziet en meent, dat een gemoedelijk woord genoeg zij, zal mogelijk bijval vinden bij hen, die door gemakzucht of zelfgenoegzaamheid gedreven niet meer vragen, — van een stichten d. i, een opbouwen der gemeente kan evenwel geen sprake zijn.
Zelf heeft hij juist te onderscheiden en duidelijk heeft hij de waarheid bekend te maken, zóó, dat zelfs de natuurlijke mensch, zij het ook verstandelijk, bij nadenken zal moeten toestemmen, al is het tegen wil en dank, dat de waarheid tot hem spreekt. De schare, groot of klein, die naar hem hoort, moet bekend gemaakt worden met haar staat voor de eeuwigheid, moet gebracht worden tot onderzoek of zij „in het geloof” is, en naar de behoefte moet gewezen worden op gerechtigheid en oordeel, genade en vergeving, op den weg voor zondaren tot zaligheid gegeven, op het zijn in Christus, zich openbarende in het leven Gods.
Een dogmatisch opstelletje, hoe schoon mogelijk op zichzelf, bereikt dit doel niet; nog minder eene historische of zedekundige beschouwing.
Een preek is iets anders! Een preek is onderwijs! Onderwijs van goddelijke dingen aan menschen, die deze dingen moeten weten, zullen ze zalig worden. Eene onpersoonlijke preek, waarmede ik bedoel, een preek die zich niet richt tot hoofd en hart des hoorders, die niet voor de hoorders komt staan en hen in de oogen ziet, is dan ook een onding; zij heeft geen doel. De prediker heeft te preeken tot bekeering van zondaren. Hij predike, alsof het van zijne prediking afhing. Onderwijzend zal hij moeten afdalen tot hen. Hij heeft te prediken om Gods volk te bouwen; onderwijzend zal hij in zijne prediking met het volk moeten verkeeren. Als prediker is de Dienaar des Woords onderwijzer. Daarin stelle hij zijne eer en zoeke hij wat het formeele betreft zijne kracht. De voorbeelden in de Heilige Schrift, in de Profeten en Apostelen en niet het minst in onzen gezegenden Heiland, den Heere Jezus Christus, wijzen alle daarheen.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1914

De Wekker | 4 Pagina's

Didaktikos 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1914

De Wekker | 4 Pagina's