Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstfeest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstfeest

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard; dat God Zijnen eeniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem”. 1 Johannes 4 : 7

„De starren blonken in den nacht;
„De herders hielden trouw de wacht;
„Daar straalde op eens Gods Hemelhof
„Den glans van maan en sterren dof.

„Daar klonk, gelijk een jubellied,
„De stem des Engels:„siddert niet!
„Ik melde U groots zaligheid,
„Voor U en al het volk bereid.

„Hij kwam, uw Redder uit den nood,
„Geboren uit der Jonkvrouw schoot!
„Hij kwam, die al uw heil bevat,
„De Christus Gods, in Davids stad!

„En dit zal U het teeken zijn:
„In doeken ligt het kindekijn-.
„Een schaamle krib, een arme stal,
„Omringt den Koning van ’t Heelal!”

J. Wisse

„O liefste Jezus! Gij zijt mijn:
„Laat mij voor eeuwig d’Uwe zijn!
„Gij, die geen kribbe u hebt geschaamd,
„Of Ge in mijn harte wonen kwaamtl

Luther.

Eén der meest heerlijkegebeurtenissen, waar de gewijde historie van gewaagt is de komst van Gods Zoon op aarde, waar geheel de Christenheid op het Kerstfeest gedachtenis van viert. Eeuwenlang beloofd en op de meest wondervolle wijze voorbereid, werd in de volheid des tijds Gods belofte vervuld. Voor den apostel der liefde is het de hoofdgedachte in Johannes eersten algemeenen zendbrief, gelijk hij reeds in het begin van zijn brief doet uitkomen; als hij getuigt: „hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze oogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben van het Woord des levens.” Dat is het wat Johannes en zijne medeapostelen verkondigen.
En waar Johannes met zooveel nadruk op wijst is: dat in de komst van Gods Eeniggeborenen de liefde, Gods jegens ons is geopenbaard. Gods Zoon toch kwam op aarde in de menschelijke natuur, die Hij uit de maagd Maria heeft aangenomen, door de werking van den Heiligen Geest. Hij kwam als de Gezondene des Vaders. Hij kwam ais de hoogste, de heerlijkste, de meest wondervolle openbaring van Gods eeuwige en ondoorgrondelijke zondaarsliefde. Die openbaring aanschouwen we in dat wonderkindeken van Bethlehem. In die kleine Davidsstad gaat dat geheel eenige Licht op in Christus, de Zon der Gerechtigheid. Wondervol is dat kindeke uit Maria geboren, want in Hem aanschouwen we het Woord, dat vleesch geworden is. Het Woord, dat in den beginne bij God was, en dat ook zelf God is. God en mensch alzoo, in eenigheid Zijns persoons. Dat was het ook wat door Jesaja voorspeld was: een maagd zou zwanger worden en een Zoon baren, en zijn naam zou zijn Immanuël. Wondervol zijn ook de omstandigheden, waaronder dat kindeke geboren werd. Denk slechts na, wat onder Gods bijzondere Voorzienigheid al moest medewerken dat Christus te Bethlehem en niet op een andere plaats werd geboren. En dan die historische aanteekening bij de geboorte van Maria’s eerstgeborene, als we daar lezen, dat dat kindeke in doeken gewonden en in de kribbe werd gelegd, omdat voor henlieden geene plaats was in de herberg. De Eerstgeborene van Maria is tevens de Eeniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
Welk een ontvangst viel dat kindeke te beurt, die de Koning der Koningen en de Heere der Heeren is. Waar is nu de grootheid van dat kind, waar de engel Gabriel van heeft getuigd met te zeggen: deze zal groot zijn ? Maar dit alles is geen toevalligheid, het staat in verband met het groote doel van de komst van Gods Zoon op aarde. Wat heeft een Paulus dat duidelijk uitgesproken in één zijner brieven aan de gemeente te Corinthe, met te zeggen: „Gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was.”
Wondervol is dan ook bovenal het doel van ’s Heeren komst op aarde. Ook dit was van oudsher op verschillende wijze door God bekend gemaakt. In de offeranden en schaduwen der Wet was het aanschouwelijk voorgesteld, later door Gods heilige profeten verkondigd, door Israëls gewijde dichters bezongen en ten laatste in Gods Eeniggeboren vervuld.
Grooter dan eenig mensch dit naar eisch kan beschrijven is de vernedering, welke Christus zich al aanstonds, van af zijne menschwording onderwerpt. En toch ontbreekt het van stonde aan ook niet aan bewijzen van zijn hooge en geheel eenige afkomst. De rol des Boeks was met Zijn Naam vervuld.
In Johannes de Dooper wordt de Heraut voor Zijn aangezicht uitgezonden, om Zijn weg te bereiden. Een engel uit den hemel, door God gezonden, bericht de heilvolle tijding Zijner komst aan Maria. En zoodra dat beloofde kindeken is geboren, dalen een menigte van Heirlegers neder, die op aarde Zijn lof en Zijn grootheid bezingen, als zij luide aanheffen: „Eere zij God!” Ja eere zij God, die een welbehagen heeft in menschen en dat Gods heilige troongeesten jubelen doet van „Vrede op aardel” Door de zonde van God gescheiden, scheen al aanstonds met den val van ons Verbondshoofd Adam het gansche menschelijke geslacht verloren. Maar neen, Gods Raad zal bestaan. Hij zal al Zijn welbehagen doen. En zie hier, in de kribbe te Bethlehem, Gods Raad ontsluierd, Zijn welbehagen geopenbaard en verklaard, want de beloofde Verlosser is gekomen. De Silo, de Rustaanbrenger van wien de Aartsvader Jakob met stervende lippen heeft geprofeteerd, en van wien een Jesaja in hooge geestverrukking heeft uitgeroepen: “Een kind is ons geboren,” een Zoon is ons gegeven en men noemt zijnen naam: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst!
Johannes getuigt van Hem: „Hiertoe is de Zone Gods geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.” Door Hem zal de gerechtigheid Gods worden voldaan. Door Hem zal verzoening met God worden te weeg gebracht. In Hem zal het bevredigend antwoord gegeven worden op de vraag, of er nog een middel is voor een arm Adamskind, om de straf, op de zonde bedreigd, te ontgaan en wederom tot genade te komen. Is het dan wonder, zoo mogen we wel vragen, dat Johannes, de apostel des Heeren met zooveel nadruk wijst op de liefde Gods, in de zending van Gods Eeniggeborene geopenbaard !
’t Is hierbij niet de vraag of alle menschen dat zien en erkennen. ’t Is alleen maar de vraag voor ieder, die het in oprechtheid om waarheid te doen is, wat we, naar onfeilbare uitspraken, in het wonder van Bethlehem hebben te zien en hoe we daarover hebben te oordeelen. Nimmer is de liefde Gods in zoo volle heerlijkheid en glans op aarde aanschouwd, dan in dat wonderkindeken in Bethlehem’s stal geboren.
Dat doet de gemeente Gods nog jubelen. naar dien schoonen lofzang van Zacharias:

„DUS wordt des Heeren volk geleid,
„Door ’t licht, dat nu ontstoken is,
„Tot kennis van de zaligheid,
„In hunne schuld vergiffenis.
„Die nooit in schooner glans verscheen ,
„Dan nu, door Gods barmhartigheên,
„Die met uw lot bewogen,
„Om u van zond’ en ongeval ’t ontslaan,
„Een star in Jakob op doet gaan,
„De Zon des heils doet aan de kimmme staan.”

Immers, Zijn naam zal zijn Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden. Daarin lezen we de verklaring van de liefde Gods in de zending van Gods Eeniggeborene, waar Johannes getuigenis van geeft. Een liefde, die de kennis van menschen te boven gaat en die zelfs Gods heilige engelen in verrukking brengt.
Liefde, uit en door zich zelf bewogen, in Christus verpersoonlijkt aanschouwd. Liefde, welke diezelfde Johannes in zijn evangelie schrijven doet: „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen Eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Ook de zending van zoo veel voorafgaande dienaren, de profeten, getuigde van de liefde Gods. Maar de komst en de zending van Zijn Eeniggeboren Zoon was een geheel eenige openbaring van Gods liefde en ontferming. Dit blijkt te meer, als we bedenken, dat in de zending van Gods Zoon een gave is geopenbaard, — een gave, die, als de gave Gods, alle andere gaven in zich vereenigd.
Die gave daalde vrijwillig uit den Hemel. De Zoon, die van eeuwigheid éénswezens is met den Vader en den H. Geest, nam de menschelijke natuur aan en werd den broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Als een arm en hulpbehoevend kindeke kwam Hij in de wereld. In nederige windselen gewonden, liggende in de kribbe, wordt dat vlekkeloos heilig kind als de eerstgeborene van Maria aanschouwd, O wonder aller wonderen ! God wordt mensch ! En op de vraag waarom en waartoe dat alles, worden we in onze gedachten teruggeleid naar het paradijs, waar onze schuldige en van God afgevallen voorouderen Adam en Eva, voor hun Schepper gedagvaardigd, het ontzachelijk vonnis over de zonde door den hoogsten Rechter hooren uitspreken, maar waarbij de Heere, ontfermend en genadig, de belofte doet aangaande den Verlosser, die eens uit het zaad der vrouw zal geboren worden.
Na veertig eeuwen zien we de belofte vervuld, want het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond.
Dat Wonderkind, uit Maria geboren, door de werking van den Heiligen Geest, verschijnt wel overeenkomstig de profetie, zonder gedaante en zonder heerlijkheid, maar dit staat in verband met het doel Zijner komst op aarde. Maar gelijk alree bij Zijne geboorte, zoo zal ook in Zijn verder leven op aarde, onder al Zijne vernedering Zijn majesteit en heerlijkheid genoegzaam blijken. Ja, zelfs tot in Zijn sterven aan het vloekhout op Golgotha zal blijken, dat deze Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods. Elke openbaring van Zijn Persoon en werk is openbaring van de liefde, van de eeuwige en onveranderlijke liefde Gods.
Gelukkig de mensch, die door Gods genade wordt verwaardigd, ook nu bij de gedachtenisviering van Christus geboorte, die alles verheffende liefde Gods, daarin geopenbaard, te zien en door het geloof in deszelfs zalige vrucht te deelen. Al wat ongeloof is, keert zich hiervan af; het is na zooveel eeuwen nog even als in den beginne: „voor henlieden geen plaats in de herberg.” Onder de meest droevige omstandigheden viert dit jaar de Christelijke kerk in ons werelddeel haar Kerstfeest.
Reeds zijn een haast onoverzienbaar getal kostelijke menschenlevens door den oorlog afgesneden. Duizenden families en gezinnen zijn in diepen rouw gedompeld. Millioenen manschappen staan in het veld en voeren oorlog op de meest vreeselijke wijze. En wie, zoo mogen we wel vragen, gevoelt niet den druk en de benauwdheid der tijden? De oordeelen Gods rusten loodzwaar op de volken en nog hoort men, helaas, maar van geen bukken voor God. Zal dan het zwaard ganschelijk verteren? Zullen ook over ons, om onzer zonden wil, de oorlogsweeën nog komen?
Ach, de toekomst schijnt nog zoo donker! Maar kunnen menschen ons geen licht in deze duisternis ontsteken, in Christus, die het licht der wereld is, is het licht opgegaan. Tn al onzen druk en in al onze smarten en tegenheden is dit de eenige, maar ook genoegzame en blijde troost voor allen, die in Christus gelooven: niet slechts aan den thans grooten wereldoorlog, maar aan alle oorlogen op aarde zal eens een einde komen. Vreugde, groote vreugde zou er zijn, als we hoorden dat de vrede is geteekend door de thans oorlogvoerende volken. Maar grooter, oneindig veel grooter is nog de stof tot vreugde, wegens den vrede, door Hem bereid en verworven, die op aarde kwam om te lijden en te strijden, en van Wien we weten, dat Hij, als de Leeuw uit Juda’s stam, ook overwonnen heeft. Dat is de vrucht, de heerlijke en Godverheerlijkende vrucht van de in Christus geopenbaarde liefde Gods, die door ’t geloof wordt genoten, die in de wereld wordt gepredikt en waarnaar God drieëenig Vader, Zoon, en Heilige Geest, lof en aanbidding zal worden toegebracht tot in alle eeuwigheid. Met woorden van den grooten dichter da Costa besluiten we onze meditatie:

„Eeuwig moet dat kind regeeren,
„Spruit en Hoofd van Davids Huis!
„ Alles zal Hij overheeren,
„Door de zwakheid van een kruis!
„Schoon Hij aanstoot brengt en ’t zwaard,
,Vredekoning toch op de aard!

„Wonderlijke! Raad! Almachtig!
„ Eeuwenvader! Vredeheer!
„Aan den nacht des heils gedachtig,
„Vallen we in aanbidding neêr
„Voor den Meester van ’t Heelal
„In den Bethlehemschen stal!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1914

De Wekker | 6 Pagina's

Kerstfeest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1914

De Wekker | 6 Pagina's