Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Indrukken en Ervaringen (XXI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken en Ervaringen (XXI)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men heeft er van verschillende zijde bij mij op aangedrongen, een beschrijving van de vluchtelingen-beweging te geven, maar ik geloof niet, dat dit mogelijk is, De allerbeste beschrijving zal nog altijd verre beneden de werkelijkheid blijven. Er zijn dingen, die men persoonlijk gezien moet hebben om er een voorstelling of indruk van te hebben, en dit geldt wel inzonderheid van deze beweging, die stellig haar weerga in onze geschiedenis niet heeft gehad. Maar vertellen wil ik er wel iets van, omdat het zoo verbazend interessant was deze dingen persoonlijk te zien. De Belgische vluchtelingen-beweging begon reeds met de belegering en inname van Luik. Toen de Duitschers, van Luik uit, hun opmarsch door België voortzetten en daarbij het land als het ware schoonveegden, drongen er al zeer veel Belgen op verschillende plaatsen in Limburg en Zuid-Oost Brabant over de grenzen. Maar die uitwijking droeg nog niet het karakter van een wilde vlucht. De Belgen weken uit voor de naderende Duitschers en kwamen betrekkelijk ordenlijk de grenzen over. Maar gansch anders werd dit in het begin van October, toen de belegering van Antwerpen begon. Toen kwamen er geen duizenden maar honderd duizenden in beweging. Niet alleen Antwerpen zelf, maar ook de plaatsen rondom Antwerpen stroomden uit en zochten een veilig toevluchtsoord in ons Vaderland, dat deze vluchtelingen met open armen ontving, 't Was op den avond van 8 Ootober, dat ik voor het eerst van nabij met de vluchtelingen kennis maakte. Den ganschen dag hadden wij in Oudenbosch het gedonder van het zware belegeringsgeschut gehoord en toen tegen den avond het gerucht zich verbreidde, dat Antwerpen in brand geschoten was en een prooi der vlammen werd, toen een rossige gloed aan den hemel in den richting van Antwerpen duidelijk bewees, dat er op zijn minst een vreeselijke brand woedde, en toen daarop een uitnoodiging kwam om nog dienzelfden avond een autotocht naar Putten te maken, sloeg ik dit niet af. De tocht ging over Roosendaal, en daar bezochten wij eerst het station. Nooit zal ik dien aanblik vergeten. Het station geleek een groot legerkamp, waar alles in den war was; ontzaggelijke massa's vluchtelingen, die onafgebroken met Belgische treinen werden aangebracht, krioelden daar door elkander. De officieren van gezondheid hadden handen vol werk, want men was — en dit niet geheel ten onrechte — bang voor besmetting. Maar het was onmogelijk al die menschen nauwkeurig te controleeren. De stroom moest afgevoerd worden, en zoo vloeide hij, van af het station, Roosendaal zelf binnen. 't Was een prachtige avond. De sterren fonkelden aan den hemel, toen wij den weg naar Putten opreden. Toen wij buiten Bergen op Zoom onder Hoogerheide kwamen, troffen wij vluchtelingen op de beide zijden van den weg, een weinig van den weg in den bosschen gelegerd. Maar toch gaf dit nog geen flauw vermoeden van hetgeen de eerste dagen ons zouden brengen. Wij reden van Hoogerheide naar Putten en wij zagen duidelijk dat het aantal grooter en de bivakken, aan de beiden zijden van den weg, talrijker werden. Maar in Putten zelf kreeg men zoo langzamerhand een idee van hetgeen er aanstaande was. Geheel Putten was al door de vluchtelingen in beslag genomen. De kerk en de school waren vol. Alle herbergen waren vol, alle straten lagen vol en zelfs op de zandwegen en in de bosschen rondom Putten wemelde het van vluchtelingen. De menschen lagen, uitgeput van vermoeienis en angst, tegen boomen en muren, heggen en heiningen, bermen en slootkanten. Wanneer zij Hollandsch Putten maar bereikt hadden, voelden zij zich veilig voor den Pruis, zooals zij den Duitscher verachtelijk noemden en van wien zij onmiddellijk de meest fantastische verhalen deden. Ik vernam van een boer uit de omstreken van Cappelle, die met al zijn vee voor de naderende Duitschers gevlucht was. Toen hij het te Putten veilig over de grens gebracht had, zeide hij: „loopt nu maar waar gij wilt en laat maar nemen die wil,” — de Pruis zal het niet hebben. Twee dingen merkte op dien avond al dadelijk op: de Belgen hadden een overweldigenden een angstigen indruk zelfs van de Duitscher, en die indruk, die de menschen, als razend en had doen voorthollen, was hoofdzakelijk veroorzaakt door de Zeppelins en de Schrapnels, zooals zij de granaten van de Duitschers noemden. Wanneer zij over de Zeppelins spraken, toekende zich de angst nog af op hun gelaat en als zij verhaalden van de schrapnels, staken zij beide vingers in de ooren, als hoorden zij nog bet gefluit van deze granaten. Maar dadelijk vestigde zich bij mij den indruk, dat de Belg brutaal is en met zorg zag ik dan ook de komende dagen tegen; want dat die menschen, hun land verlieten was verklaarbaar; dat het verstandig was, geloof ik niet? Maar de vraag drong zich dadelijk aan mij op: hoe en wanneer zullen die menschen teruggaan? Wanneer zij zij hier in Nederland gastvrij ontvangen en liefderijk verpleegd worden, wanneer velen hunner meer ontvangen en genieten dan zij ooit bezeten of genoten hebben. zullen zij dan niet o zoo gemakkelijk hun oude vaderland inruilen voor het verblijf hunner vreemdeling schap. En dan, wanneer zij zeggen: „wij blijven; wij gaan niet meer terug; wij willen niet onder den Duitscher staan,” wat dan? Ze dan met de vreemdelingen-wet in de hand als menschen, die zonder middelen van bestaan zijn, over de grenzen zetten? Maar zal Duitschland zoolang het Belgie bezet houdt, hen toelaten? Is het niet zijn belang juist deze bestanddeelen er zoo lang mogelijk buiten te houden. Ik gevoelde toen reeds, dat het vluchtelingenvraagstuk, dat nog pas in wording was een internationaal vraagstuk was en dat wij eenige maanden verder misschien met klimmende bezorgdheid ons zouden gaan afvragen: hoe worden wij van die vluchtelingen verlost? Zoo peinzende in de auto, reden wij terug van Putten naar Oudenbosch. De weg was geheel veilig. Ik had geen flauw vermoeden van hetgeen diezelfde weg mij den volgenden dag zou te aanschouwen geven. Half twee waren wij tehuis. Ik had voel gezien en gehoord, maar nog veel meer te denken. Het vraagstuk der vluchtelingen stond in al zijn omvang voor mij en dat het inderdaad een hoogst ernstig vraagstuk was, hebben de volgende maanden wel afdoende bewezen.

De Veldprediker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Indrukken en Ervaringen (XXI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1915

De Wekker | 4 Pagina's