Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadert werkelijk het einde van dezen oorlog ? Velen zijn er, die het gelooven en beweren durven, dat binnen een paar maanden de vredesonderhandelingen zullen beginnen. Begin October vertrouwt men, dat de geheele zaak haar beslag wel zal gekregen hebben, 't Zou heerlijk wezen, wanneer het alzoo was, maar ik vrees, dat ook hier de wensch de vader van de gedachte is. Wel nemen de vredes-geruchten toe. Ook al worden zij telkens van boven of officieel tegengesproken en dat bewijst m. i. dat de volken, die oorlog voeren, er langzamerhand het vreeselijke van gaan inzien. Dat echter de vrede zoo voor de deur staat als sommigen beweren, geloof ik niet en ik geloof hét daarom niet, omdat de laatste troeven nog niet zijn uitgespeeld. Van die laatste troeven wordt natuurlijk door alle partyen ontzaglijk veel verwacht en ieder hoopt daardoor nog een beslissen de overwinning te behalen. Niets wijst er in de toebereidselen van de geallieerden op, dat zij hunnerzijds voorloopig nog aan vrede deuken, en Duitschland wil van geen vrede hooren, waarbij bet ook maar eenig offer zou moeten brengen. Derhalve vrees ik, dat de weg naar den vrede nog door ontzaglijke stroomen van bloed en beken van tranen zal leiden en dat honderdduizenden jonge menschenlevens aan den meest verschrikkelijken dood zullen worden overgegeven, alvorens de vredes-klokken in ene werelddeel gaan luiden. Men begint dat vooral aan de zijde van de geallieerden wel zoo langzamerhand in te zien. Het groote Engelsche blad „de Time” bracht dezer dagen een opzienbarend hoofdartikel, waarin het met bitteren ernst den werkelijken toestand bloot legde. Al die praatjes (aldus „de Times”) dat Duitschland uitgeput is, dat het geen mannen en geen geld meer heeft zijn dwaasheid. Duitschland staat er minstens evengoed voor als wij. Van gebrek aan levensmiddelen is in Duitschland geen spoor te bekennen. Men kan in Berlijn even goedkoop en lekker eten als vóór den oorlog. De binnenlandsche handel van Duitschland is bloeiend en het geheele volk is vast besloten te over-w innen of te sterven. Dan gaat „de Times” na, wat nu da geallieerden in de laatste 7 maanden hebben verkregen en spottend wijst het blad er op; een heuvel hier, een hoerenhofstede daar, een loopgraaf elders, maar van successen, werkelijke successen, die van beteekenis zijn voor het geheel van den oorlog, hebben wij nergens gehoord. Dat is een eerlijk getuigenis en een getuigenis, dat in Engeland een verbijsterenden indruk gemaakt heeft. Want de regeering, die het Engelsche volk in dezen oorlog gebracht heeft, heeft alles gedaan om de waarheid van hetgeen er aan het front geschiedde, te verbergen. Maar in plaats, dat nu het machtige „Cityblad” pleit voor een eervollen vrede, spoort het juist aan tot uitbreiding van de verschillende krijgstoerustingen. Meer mannen, meer munitie, meer pensioen voor de vrouwen, wier mannen in dezen oorlog vallen, opdat de vrijwillige verbintenissen toenemen! Want een deel van het Engelsche volk wil, ten koste van alles, Duitschland vernietigen. Toch geloof ik niet, dat dit gaan zal. De slag in de Karpathen, al is hij geen schitterend en beslissend succes voor de wapenen der bondgenooten geweest, een succes voor Rusland is bij allerminst. Het offensief, door Rusland eenige weken geleden met zooveel elân ondernomen, is volslagen gebroken. Steunende op zijn numerieke meerderheid, heeft de Russische opperbevelhebber legerkorps na legerkorps in het vuur gebracht, maar zonder eenig resultaat. Niet minder dan 500.000 jonge mannen moeten de sneeuw der Karpaten met hun bloed hebben gekleurd, zonder dat men ook maar een stap verder kwam. Met vertwijfelde woede en ware doodsverachting is daar door de Duitschers en de Oostenrijkers gestreden. Telkens drongen de Russen weer op, telkens hervatten zij het offensief. Talkens bedreigden zij de Hongaarsche vlakte, maar telkens werden zij weer teruggeworpen over de kammen der Karpaten. Dikwijle was het een gevecht van man tegen man, een reusachtige omklemming, waarbij duizenden uitgleden en in de afgronden te pletter vielen. Het dreigende gevaar voor Oostenrijk is ditmaal weer afgewend. Want was het den Russen gelukt in die Hongaarsche Iaagvlakte af te dalen, dan was het lot van Oostenrijk spoedig beslist geweest. Op die doorbraak was de hoop van de geallieerden aan bet Westelijk front gevestigd, maar nu die hoop verijdeld is en zij zelven evenmin kunnen doorbreken, staat het er voor de geallieerden niet al te gunstig voor. Daarbij komt, dat Italie weinig lust tot oorlogvoeren toont. Telkens schijnt het, alsof er maar een 24 uren meer zullen verloopen, of Italië strijdt met een millioen mannen aan de zijde der geallieerden. Prins van Bulow, de Duitsche gezant te Rome, had zijn villa reeds verkocht en stond op het punt Italie te verlaten, maar een paar dagen later worden al die berichten weer tegengesproken door dezelfde bladen, die ze verbreid hadden. De economische toestand van Italie laat volstrekt geen oorlog toe. Op den dag, dat Italie den oorlog aan Oostenrijk verklaart, vrees ik, breekt in Italie zelf de revolutie uit. Nu reeds trekken duizende arbeiders door Milaan en Venetie, met borden waarop geschreven staat: „Weg met den oorlog, geef ons brood”. Wat zal datzelfde volksdeel doen, wanneer Italie er toch toe overgaan zou. Ik geloof er niets van, dat Italie zal gaan strijden, zoolang Oostenrijk en Duitschland er nog zoo gunstig voorstaan als thans. Daarbij wijst alles er op, dat er ter zee en te land van de zijde van Duitschland groote dingen worden voorbereid. De Duitsche vloot schijnt haar isolement te hebben verlaten, want smaldeelen van groote kruisers zijn door schepen op de Noordzee gepaaid. Ik verwacht, dat wij de eerste dagen wel iets naders omtrent deze bewegingen zullen vernemen. Ook aan den welbekende IJser schijnt er wat ondernomen te zullen worden. Terwijl ik dit schrijf, lees ik een telegram, dat de Duitschers op één punt er over zijn. Maar de bevestiging ontbreekt nog. Wanneer dit waar was en zij konden dat punt uitbreiden, zouden wij daar groote dingen zien gebeuren. Wij zien hieruit, dat alles nog op oorlog en niets op vrede wijst. Daarom kan hij en zal hij wel komen, maar niemand steile den datum vast en niemand hechte geloof aan allerlei dwaze voorspellingen: de vrede komt! Wanneer God hem geeft — en zijn tijd zal ook hier voor alles wel de beste wezen — kan men zich verheugen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1915

De Wekker | 6 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1915

De Wekker | 6 Pagina's