Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. N. N. te K. Uwe eerste vraag is wel wat lang om zoo ook te worden overgenomen. De quaestie waarover het gaat ligt in het laatste gedeelte: Spreekt gij eindelijk van den grond, waarop in geestelijken zin de realiteit van den doop rust, dan kan die niet anders rusten dan op de wedergeboorte. Zijn we het met hetgeen hieraan voorafgaat eens, bij deze stelling rijzen vragen en bezwaren. Wat wordt verstaan onder dat „in geestelijken zin?” Wat door de realiteit des doops? In het sacrament als sacrament subjectief of objectief te beschouwen? Indien subjectief (onderwerpelijk), dan maakt het geloof van hem, die het sacrament ontvangt, dit tot een sacrament. Wanneer kan ík dan zeker zijn, dat het sacrament werkelijk is bediend? Dit kan dan niet anders of ik moet aannemen, veronderstellen, dat er wedergeboorte is. Voor die veronderstelling geeft de Heilige Schrift geen grond. O. i. hebben we het sacrament objectief te beschouwen. De doop, zoowel die aan een wedergeborene als aan een niet-wedergeborene bediend, is in werkelijkheid de doop voor ons, omdat voor ons het al of niet wedergeboren zijn in het duister ligt. De doop toch is teeken en zegel niet van inwonende gerechtigheid, maar van het verbond der genade en wijst ons op de afwassching der zonde door Christus’ bloed en Geest, zoodat de ware geloovige door dit onderpand verzekerd wordt van ’s Heeren genade aan hem geschonken. Dit verbond strekt zich uit over de geloovigen en hun zaad, onverminderd of dit zaad der wedergeboorte deelachtig is of zal worden; ja dan neen. Alzoo wordt de Heilige Doop bediend aan de kinderen der geloovigen als kinderen des verbonds.
Zoo toch was het ook onder den ouden dag. Er is onderscheid in de bedoelingen des Verbonds, niet in het Verbond zelve. Er is onderscheid in de sacramenten van Oude en Nieuwe bedeeling; dat onderscheid is echter formeel; niet wezenlijk. De doop is gekomen in de plaats der besnijdenis. Deze is aan Abraham gegeven tot teeken en zegel van de rechtvaardigheid des geloofs. Met hem moesten besneden worden zijn gansche huis, zoo de ingeborenen als de gekochten met geld. Werden dezen besneden, omdat zij deel hadden aan Abrahams geloof? Neen, maar omdat de Heere het zoo wilde en daarmede ook tot hen sprak van de gerechtigheid , welke voor Hem bestaan kan, n.l. die des geloofs. De besnijdenis bracht de verzekering, dat God in den weg des verbonds hun God was en dat zij, wandelende in dien weg door het geloof, het eeuwige leven zouden beërven. Krachtens het verbond wordt Israël genoemd Zijn volk, Israëls zaad Zijne kinderen. In dezen zin ook Joh. 1:11: Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
De besnijdenis geeft geen waarborg voor de wedergeboorte en kan ook op die wedergeboorte niet rusten; onder Israël waren geen hartenkenners evenmin als onder ons. Werd de besnijdenis dus objectief bediend, evenzoo de Heilige Doop. En gelijk elke besnijdenis onder Israël het kindeke stempelde tot Verbondskind, zoo ontvangen ook onze kinderen in den doop het zegel des verbonds. Werkelijk? Zeer zeker. Een schijndoop kennen we niet. Het gedoopte kind is als kind des verbonds gedoopt! En de realiteit van dien doop zal zich doen kennen, hetzij, wanneer het kind door het geloof zijn doop leert verstaan en dan in zijn doop een pleitgrond vindt, of, wilt ge bet sterker, God bindt aan de verzegeling, in den doop gegeven van Zijne genade en trouw, waardoor in den weg des Verbonds de zaligheid wordt gevonden, of als verbondsbreker zich openbaart door zijn ongeloof en daarin stervende, in zijnen doop zijne veroordeeling vind en zal. Daarin hebben ouders hunne kinderen te onderwijzen, opdat zij onder ’s Heeren zegen door Zijne genade hun doop mogen beleven. Op de weldaad, dat de Heere hun in hunnen doop Zijne genade niet minder toegezegd heeft dan den volwassenen, valle de volle nadruk.

d. H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1915

De Wekker | 4 Pagina's