Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankbaar maar niet voldaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankbaar maar niet voldaan

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben eenigen tijd geleden de rede overgenomen, die een afgevaardigde in onze Tweede Kamer tegen het vloeken in het leger gehouden heeft. Het antwoord van den Minister van Oorlog daarop is thans verschenen in den vorm van een ministerieele aanschrijving, die op 3 achtereenvolgende appèls aan de troepen moet worden voorgelezen. Deze aanschrijving luidt als volgt:
„Telkens bereiken mij nog klachten over het vloeken en het bezigen van ruwe taal in het leger.
Ik erken, dat een deel van ons volk zich daarvan een soort gewoonte heeft gemaakt.
Men vloekt om uitdrukking te geven aan een gevoel van schrik, verbazing of verrassing; zelfs van blijdschap; men doet het om aan een ander zijn af keuring, gramschap of toorn kenbaar te maken; men doet het zelfs om iemand te overtuigen van een begane fout of misslag, dan wel tot oplettendheid of verandering van gedrag aan te sporen.
De gewoonte is onpractisch, omdat zelfs wanneer zij met een bepaald doel wordt toegepast, dat doel er slechts zelden mede zal worden bereikt.
De gewoonte ontsiert den man, die op beschaving wil aanspraak maken.
En vooral is de gewoonte afkeurenswaardig omdat zij zoovelen aanstoot geeft.
In het Leger, waarin men zonder onderscheid te maken in godsdienstige overtuiging, dagelijks in goede kameraadschap met elkander moet kunnen omgaan, waar allen, van do hoogsten tot de laagsten, elkander noodig hebben, wederkeerig elkanders steun behoeven, moet, meer dan ergens anders worden vermeden, elkanders ontstemming te wekken door de taal, die men spreekt.
Het is daarom, dat ik een beroep doe op allen, die tot het Leger behooren, om elkander in het bestrijden van deze gewoonte behulpzaam te zijn, en la het mijn zeer stellig verlangen, dat de meerderen ook op dit gebied hunne ondergeschikten tot voorbeeld strekken.
Zoo kan in dit opzicht, evenals in zoo-veel andere, uit het Leger een invloed ten goede op het Volk uitgaan.”
Wij hebben deze aanschrijving met zeer gemengde gewaarwordingen gelezen. Wij zijn dankbaar, dat de Minister althans iets gedaan heeft om deze zonde in bet leger te bestrijden, maar wij zijn niet voldaan. Wij vreezen zelfs, dat het middel erger is dan de kwaal. Wij verwachten volstrekt niet, dat deze ministerieele aanschrijving het vloeken in het leger zal verminderen, ja al komen er nog 10 van denzelfden inhoud, zoo zal deze zonde daardoor niet uitgeroeid worden. 't Is volstrekt mijn bedoeling niet deze aanschrijving: aan kritiek te onderwerpen, want dan zou het mij volstrekt niet moeilijk vallen om aan te wijzen hoe hier alle positiviteit, alle beslistheid ontbreekt. Het vloeken wordt hier uitsluitend uit humanistisch standpunt beoordeeld. Maar het vloeken ia niet in de eerste plaats iets wat den mensch ontsiert, het is iets dat God vertoornt. Het is de meest ernstige overtreding van het 3e gebod van Gods wet en deze zonde was zoo vreeselijk, dat zij volgens het Mozaïsche recht mat den dood gestraft worden moest. Dat wordt in deze aanschrijving geheel gemist en reeds daarom zal hare werking nihil zijn.
Ook wordt het niet beslist aan de hoogere en lagere militairen verboden, Wanneer iemand dus ondanks deze aanschrijving voortgaat met dat kwaad, kan hij op grond van deze aanschrijving niet gestraft worden. Ook dat is een reden waarom deze aanschrijving het kwaad niet zal beteugelen.
Maar gesteld, er was eene aanschrijving uitgegaan, die een stellig verbod en een straf baar-stelling van dit kwaad bevatte, dan nog verwachtte ik er bitter weinig van. Men wordt het vloeken in het leger meester wanneer alle meerderen er zich van onthouden en de meerderen bun minderen er op wijzen, dat het vloeken een zedelijk vergrijp ia, een overtreding van Gods gebod en een aanranding van Gods naam. Er moet theorie met de manschappen gehouden worden over dit kwaad en de manschappen moeten op het schrikkelijke van dit kwaad worden ge wezen.
Men houdt theorie over den inwendigen dienst en allerlei andere voor den soldaat hoogst belangrijke dingen, laat de Minister bepalen, dat er ook theorie over hot vloeken gegeven worden zal. En die theorie moet zoowel gegeven worden in Breda en Kampen als in de kazernes, In Breda en Kampen aan hen, die voor officier studeeren, opdat zij het later aan de manschappen in de kazerne zouden kunnen geven.
Dan komt men op den goeden weg en zal deze zonden zonder twijfel uit ons leger verdwijnen.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1915

De Wekker | 6 Pagina's

Dankbaar maar niet voldaan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1915

De Wekker | 6 Pagina's