Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De inhoud van de apostolische prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inhoud van de apostolische prediking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wij spreken de wijslieid Gods.” 1 Cor, 2:7a.

Er is groot verschil tusschen de wijsheid die uit den mensch en de wijsheid die uit God is. Reeds in Let vorige hoofdstuk is Paulus begonnen bier met nadruk op te wijzen. Rekenschap gevend en zich verantwoordende aan de gemeente te Corinthe van de wijze, waarop hij onder hen heeft gearbeid, herinnert de apostel er aan, dat hij niet is gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, en dat zijne rede en zijne prediking niet was in bewegelijke woorden der menschelijke wijsheid, maar in betooning des geestes en der kracht. Zoo iets zou in strijd geweest zijn met het oogmerk der prediking. Dit was zegt de apostel, „opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der menschen, maar in de kracht Gods.”
Was Paulus dan afkeerig van wetenschap, zou men kunnen vragen. Maar wie de geschriften van dezen apostel leest, zal spoedig van het tegenovergestelde overtuigd zijn. Hij, de apostel des geloofs, was bij uitnemendheid een wetenschappelijk man, die zelf de wetenschap lief had en hoog achtte, gelijk bij die ook anderen aanprees. Bekwaam zijn om te leeren, was naar des apostels getuigenis een eerste vereischte in den Evangeliedienaar.
Met het zeggen; „wij spreken de wijsheid Gods”, heeft Paulus het onderscheid op het oog, dat er is tusschen wijsheid Gods en wijsheid der menschen,
Bij wijsheid der menschen, hetzij dat ge dan denkt aan wijsheid, zooals die onder Heidensche filosofen, of onder Joodsche overheden en geleerden, of onder wie ook zich bad geopenbaard, denkt Paulus aan wijsheid, waarin God wordt gemist. Daarvan getuigt bij in het vorige hoofdstuk, dat God de wijsheid der wereld heeft dwaas gemaakt. Van die wijsheid had de Heere al in de oudheid getuigt: „Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken.”
Dat is dan de wijsheid der wereld, voor welke het evangelie des kruises eene ergernis is en dwaasheid. Deze zoogenaamde wijsheid miskent God in Zijn bestaan en in Zijne regeering. Zij miskent de grootste en heerlijkste openbaring van Gods liefde in de gave van Zijn Eeniggeboren Zoon, onzen Heere Jezus Christus. Hier tegenover staat de wijsheid, die van een geheel anderen oorsprong en van een geheel anderen inhoud is.
Paulus noemt dit de wijsheid Gods, door hem en door zijn mede-dienaren gesproken. „ Wij” — zegt hij, — „spreken de wijsheid Gods.” Dat was de inhoud en het kenmerk geneest van de apostolische prediking. Waar of wanneer Paulus optreedt, altijd en overal blijkt dat hij in niets anders wilde roemen dan in het kruis van Christus. Dil was voor Paulus de openbaring van de hoogste wijsheid.
Om dit nader te omschrijven en duidelijk te doen verstaan, zegt de apostel in het vervolg, wat de inhoud is van de wijsheid Gods, door hem bedoeld. Deze wijsheid bestaat in verborgenheid, die bedekt was en door God te voren verordineerd tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was.
Een verborgenheid, waarin zelfs de engelen begeerig waren om in te zien. Verborgen, als die eeuwige en ondoorgrondelijke Raad Gods tot zaligheid van zondaren. Dien verborgen raad van God is geopenbaard van af het Paradijs in de belofte, geopenbaard aan de aartsvaders en aan Gods heilige profeten. Zij is geopenbaard in en door den dienst der schaduwen en afbeeldingen onder het Oude Testament alleen onder één volk met name Israël, en ten laatste in de komst van Gods Zoon in het vleesch op het heerlijkst aanschouwd. Reeds in den naam, dien het wonderkindeken van Bethlehem zou dragen, was dit ten volle begrepen. Zijn Naam moest zijn Jezus, want Hij zou Zijn volk zalig maken van hunne zonden.
De prediking van Hem, die met den naam Christus, als Gods Gezalfde wordt aangewezen, is de prediking van de wijsheid Gods. Dat is do wijsheid, den verstandigen der wereld verborgen, maar den kinderkens geopenbaard. De wijsheid Gods, waarin en waardoor opgelost wordt de allergewichtigste en de allerbelangrijkste vraag, die ooit door eenig schepsel kan gedaan worden. De vraag namelijk, hoe de mensch, die een zondig, onrein en verdoemelijk schepsel is, aangemerkt in Zijn verbondshoofd Adam, met God, die volmaakt is en absoluut heilig is, kan verzoend worden. Dat ligt, met al wat hieraan verbonden is, begrepen in den Persoon van Christus als Borg en Middelaar en in Zijne dierbare Middelaarsverdiensten. Wien hiervoor de oogen worden geopend, die zal erkennen met geheel zijn hart, dat dit ons plaatst voor en bekend maakt met hetgeen Paulus zoo terecht noemt de wijsheid Gods.
Dat hebben menschen noch engelen kunnen uitdenken, wat naar Gods eeuwig en onveranderlijk voornemen in de volheid des tijds lot zulk eene openbaring kwam. Dat bracht zelfs Gods heilige engelen in verrukking, toen ze in de velden van Bethlehem hebben gejubeld van het „Eere zij God in hoogste hemelen”!
Wat Paulus in die weinige woorden met „de wijsheid Gods” samenvat, is van zulk een geheel eenigen en rijken inhoud, daar was de apostel nooit aan uitgepreekt. Deze gaf hem, gelijk ieder waar en door Gods Geest onderwezen dienaar, altijd nieuwe stof. Die prediking strekt ook altijd tot Gods eer en tot heil van den zondaar, al is het dan ook, dat velen die prediking niet begeeren, maar helaas verwerpen Dit kan trouwens uit den aard der zaak niet anders. Die prediking is altijd vernederend voor den mensch. Want al wat uit den mensch is, moet hierbij wegvallen. Alle roem van 's menseben zijde is hierbij uitgesloten. Christus is de gave Gods, niet een gave van menschen. Daarvan getuigt Paulus: De verborgenheid der godzaligheid is groot. God geopenbaard in bet vleesch. En komen we tot de vraag: hoe DU een zondaar deel krijgt aan Christus en Zijne weldaden', dan zegt de Schrift: 't Is niet desgenen, die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. Uit genade zijt ge zalig geworden. Uit genade roept en trekt God de Heere de zijnen uit de macht der duisternis, om ze te brengen tot zijn wonderbaar licht. Uil genade wordt ge bekwaam gemaakt om door een oprecht geloof Christus aan te nemen, waardoor ge bet recht verkrijgt een kind Gods genaamd te worden. Dat alles is begrepen in dat eene: „Wij spreken de wijsheid Gods''. Alleen die prediking beantwoordt aan al de behoeften van bet zondaarshart. Wat is nu daarbij vergeleken al de wijsheid dezer wereld, die God niet erkent!
Vraag dat niet slechts aan Grieken en Romeinen uit de oudheid, vraag dat niet slechts aan Israels oversten en wijzen, die Christus aan het kruis hebben genageld, maar vraag het ook aan de zoogenaamde Christenwereld van den tegenwoordigen tijd.
Al hadden we dan anders niet dan die allervreeselijkste slagvelden, waar de menschen bij tienduizenden meedogenloos worden gedood, dan hebben we al genoeg om met schaamte en schande overdekt, te erkennen: dat, ja dat is de vracht van de wijsheid dezer wereld!
Maar nog meer, wie niet neg minder is dan een heiden, die weet, en kan weten, dat de mensch zoowel een ziel als een lichaam heeft. Die ziel heeft zoowel behoeften als het lichaam. Beide ziel en lichaam zijn geschapen voor de eeuwigheid. Het lichaam is wel aan den dood onderworpen, maar het zal toch eens weer herleven. Alle menschen hebben gezondigd. Allen moeten we eens voor den rechterstoel van Christus verschijnen. En waar of wanneer heeft de wijsheid dezer wereld ooit een afdoend en bevredigend antwoord kunnen geven op de vraag, hoe de mensch de straf op de zonde bedreigd kan ontkomen. Of is dat waarlijk wijs zijn, te denken en te meenen, dat er geen God, dat er geen leven na dit leven, dat er geen rechtvaardige wedervergelding zal zijn, en dat hemel en hel louter denkbeeldige namen zijn? De dwaas spreekt alzoo, maar niet de mensch die gelooft in hetgeen de wijsheid Gods ons bekend maakt en leert. Is dat wijs, om tegen een hongerig of een dorstig mensch, of tegen iemand, die in groote smarte ligt, te zeggen: dat alles is maar inbeelding, het kan geen werkelijkheid zijn? Noem dit nu de taal van een krankzinnige, om zoo te spreken, maar we zeggen hetzelfde en met evenveel recht van die allen, die het voor fantasie en inbeelding aanzien, als iemand zucht onder den last zijner zonde en zijnen rechter om genade bidt. Noem het fantazie en inbeelding, als ge een kind Gods hoort roemen in het geloof, waar deze zich verheugt in zijn God, om met een Saulus te getuigen: „hetzij dan dat we leven, hetzij dat we sterven, we zijn des Heeren.” Neen, zeggen we, dat is geen taal van dwazen of onverstandiger!, dat is geen inbeelding of iets dergelijks, maar dat is de vrucht van de wijsheid Gods, in het evangelie geopenbaard, in de wereld gepredikt, door het geloof genoten, en in den hemel der heerlijkheid bezongen door de verlosten door Jezus' bloed.
Dat is de wijsheid Gods, nu reeds eeuwen lang bestreden, door het ongeloof bespot, door alle oprechten van hart, die door Gods Geest verlicht zijn, erkend, waarin vrede en blijdschap te vinden is voor alten, die bekommerd zijn vanwege hunne zonden. Hadden de oversten dezer wereld die wijsheid gekend, welke verpersoonlijkt in Christus is aanschouwd, zij zouden den Heere der heerlijkheid niet hebben gekruist. Verstonden de kinderen dezer wereld, wat de wijsheid Gods inhoudt, zij zouden zich niet afkeeren van Hem, die uit de hemelen is. Hij toch is het, van wien we in het Spreuken boek lezen: „Rijkdom en eer is bij mij, duurachtig goed en gerechtigheid.” Die wijsheid is het, die doet wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts. Die deze wijsheid vindt, die vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1915

De Wekker | 4 Pagina's

De inhoud van de apostolische prediking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1915

De Wekker | 4 Pagina's