Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1915 (XXX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1915 (XXX)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Handen te kort”, zeide iemand tot ons voor enkele dagen, toen men de gelegenheid waar nam om het rijpgeworden koren binnen te halen. En terwijl ieder deed wat hij kon, om in dezen zich van zijn roeping te kwijten, moest ik juist een weg passeeren, waar ik zeker meer dan twintig jonge en gezonde kerels (Belgen) in het gras zag liggen, die met kaartspel zich vermaakten. Ge moet weten, dat de haven van ons klein stedeke vol ligt met Belgische scheepjes, veelal visschers van beroep. Het doet pijnlijk aan, als er zooveel arbeid is, men dan ziet, dat zulke groepen menschen, dié liever mot niets doen en kaartspelen van de regeering ondersteuning ontvangen, dan van noesten arbeid leven. Het zijn zonderlinge beginselen, waardoor vele menschen zich laten leiden. Maar hoe zonderling en onderscheiden ook, altijd is maar waar, dat van menschen, die van alle vreeze Gods en van alle waarheidskennis ontbloot zijn, weinig goeds ia te verwachten. Onwillekeurig toekent ieder mensch door zijn woord en wandel zich zelven. Aan iemand, die schandelijk belogen en belasterd was, hoorde ik iemand vragen: „doet ge daar niets aan ?” En weet ge wat de verstandige man daarop antwoordde: „Wat ik daar aan dos, is dit: het overgeven aan den Heere en niet optreden als mijn eigen rechter.” Ik wil daar niet mee zeggen, dat een christen dat altijd en onvoorwaardelijk doen moet; want alles heeft zijn grenzen. Maar zelf door ervaring geleerd, wil ik wel zeggen: die zoo doen kan, is er in den regel het beate aan toe. Te Zijner tijd maakt God de Heere den menschen openbaar. Er zijn menschen, die er helaas altijd op uit zijn om menschen verdriet aan te doen en het leven moeilijk te maken. En veel menschen komen in groote ellende, welke zij zelf hebben veroorzaakt.
Kort geleden kreeg ik een niet alledaagsch bezoek van een doofstomme. Het had voor anderen, daarbij tegenwoordig, allen schijn alsof ik teekenmeester was geworden en les in teekenen gaf. Ik was, moet go weten, een heel poosje In druk discours met mijn bezoeker, maar natuurlijk alles op een leitje Mijn huisgenooten woonden dit publiek onderhoud bij, zonder er iets van te kunnen verstaan. De man deelde mij in ‘t kort zijn geschiedenis mede. Daardoor kreeg ik te zien en te verstaan, welk een groote weldaad het is, dat er ook in ons land gelegenheid bestaat, waar zulke ongelukkige menschen veel kunnen loeren, genoeg, om een nuttig lid der maatschappij te kunnen zijn. Daar gaf mijn bezoeker mij een afdoend bewijs van, wat mij zeer verblijdde. Bij al de ellende, welke we op elk terrein van het leven zoo dagelijks kunnen aantreffen, mag het ons een stof tot bijzondere dankbaarheid zijn, dat er zoo ontzaglijk veel wordt gedaan om de ellende van ongelukkigen op allerlei wijze te verzachten. Zoo kennen we een rijk en aanzienlijk man, die jaren geleden zich bijzonder het lot van een braven maar arme blinden jongen aantrok. Die jongen kwam in het Instituut te Amsterdam, leerde daar veel nuttige dingen en werd vervolgens opgeleid voor de muziek. Thans is deze oude goede vriend al geruimen tijd in Indië, waar hij als musicus een prachtige betrekking heeft en veel geld verdiend. Men mag dan soms eens denken, dat er geen goede menschen meer zijn, maar daar zonden we nog meer staaltjes van kunnen meêdeelen.
We leven thans in menig opzicht in een zeer zonderlingen tijd. Niet het minst op godsdienstig gebied. Iemand meldde zich dezer dagen bij mij aan, met verzoek de hem noodige inlichtingen te geven omtrent één onzer kerkelijke deserteurs! Ik keek de man eens goed in de oogen, om te weten of des man hoofd wel in orde was. Mijn vaste regel is echter om van deserteurs noch goed noch kwaad te zeggen. Die met zulke mannen uit varen willen gaan, moeten zelf hun schuitje maar roeiën. Ik wil daarbij noch roeër noch stuurman zijn. Eenmaal in mijn leven heb ik, ter goeder trouw, gemeend in zulk een geval hulp te moeten geven, maar ik heb er mijn leven lang genoeg van gehad. Er zijn menschen, die zoo goedaardig van karakter zijn, dat ze altijd en overal, waar hun dit gevraagd wordt, diensten willen bewijzen, maar daar kan men ook al slecht mee te pas komen. ‘k Heb zulk een man gekend, die op zekeren nacht in een aangrenzende woning „moord” hoorde schreeuwen. Er was twist tusschen een man en zijne vrouw. Wat gebeurt er ? Die hulpvaardige man springt zijn bed uit, en ijlt naar boven bij zijn buren, van waar het „moordgeroep” kwam. Spoedig moeat de hulpvaardige echter de biezen pakken; want nauwelijks boven gekomen of de scheldende echtgenooten spanden samen, en zouden met hun beiden de man hebben afgeranseld, die daar hulp kwam bieden. ‘t Is maar beter zulke zaakjes aan de politie over te laten. —
Van den oorlog is weinig te zeggen. Alleen in Rusland maken volgens de berichten, de verbonden legers (Duitschland met Oosten rijk-Hongarije) nog al groote overwinningen. De vesting Kowno met alle forten en een groote hoeveelheid oorlogsmaterieel, waaronder meer dan 400 kanonnen, werd de vorige week op de Russen veroverd. Polen wil men tot een koninkrijk verheffen. De drager van de kroon schijnt al aangewezen te zijn. Volgens een Frankforter blad hebben de Duitsche en Oostenrijk-Hongaarscbe legers sedert het begin van den oorlog twee millioen krijgsgevangenen gemaakt. Op het westelijk front zijn tot dusverre 331000 Franschen, Belgen en Engelschen gevangen genomen. Uenk daar nu bij de duizendtallen, die verslagen zijn; en dat geeft dit genoeg te denken, van wat er zoo al omgaat. De ellende, door dit alles veroorzaakt, is onbeschrijfelijk. En nog is hot einde niet. Vreeselijk zijn de oordeelen, die op de volken rusten. Gave de Heere, dat er verootmoediging kwame, en dat er een einde kwam aan dat ontzettend bloedvergieten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1915 (XXX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1915

De Wekker | 4 Pagina's