Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

D. te A. In I Sam. lees ik, dat de Filistijnen gouden muizen en gouden spenen met de ark henenzonden. Wat zijn die gouden spenen?
In I Sam. 5:6, 9 en 12 lezen we, dat de Heere de Filistijnen sloeg met spenen d. z. zweren, heden bekend als aambeijen. Daarvan maakten de Filistijnen, op raad van hunne priesters en waarzeggers, gouden afbeeldingen I Sam. 6:5.

G. de V. te Z. Wat beteekent het als er in Spr. 31:6 staat: „Geeft sterken drank dengene die verloren gaat?
Gelijk duidelijk is, kan „degene, die verloren gaat”, niet beteekenen „de mensch, die straks voor eeuwig moet omkomen.” De Heere kent de harten, wij niet. Hem is het bekend, wie het eeuwige leven niet beërven zullen; aan ons is het om, ook zelfs in hopelooze gevallen, te blijven arbeiden, opdat er nog inkeer en bekeering gevonden worde.
Het verband geeft ons wel eenig licht. Het vervolg van dat vers zegt: en wijn dengenen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn. Vs. 7 voegt er aan toe: dat hij drinke, en zijne armoede vergete, en zijner moeite niet meer gedenke. In vergelijking met vs. 4 en 5 wordt hier het gebruik van sterken drank en wijn niet aangeprezen, maar toegestaan in die gevallen, waarin ellende en nood den mensch op ’t diepst zouden nederdrukken, tot opwekking en versterking. Meer als opwekkings- dan als genotmiddel wordt hier over sterken drank (eigenlijk wijn van andere vruchten dan druiven) gesproken. Dat we hier onder ellende en nood, stoffelijke moeten verstaan, ligt voor de hand.

G. de W. te K. In Lukas 18:14 lees ik dat ook de farizeër afging naar zijn huis, gerechtvaardigd, wel minder dan de tollenaar, maar toch gerechtvaardigd. Hoe kan dat?
Er is in deze tekst eene moeilijkheid. Het woordje „meer”, in onze Staten-overzetting voorkomende, wordt in het oorspronkelijke niet gevonden; wel het vergelijkende „dan”. Verschillende pogingen zijn aangewend om dit te verklaren. De geleerden zijn het er echter niet over eens. Houden we de vergelijking vast, dan wil Da Costa, op het voetspoor van Van Oosterzee, dat de Heere Jezus met eenige verschooning den Farizeër behandelt. „Ook hier”, zoo zegt hij, „Iaat de Heere naar Zijne gewoonte eene opene deur voor den Farizeër; zoo lang het nog het heden der genade is, is hij niet onherroepelijk veroordeeld; integendeel, do Heere wijst hom juist in deze gelijkenis den weg aan, welken hij moet inslaan, om zalig te worden.” Deze verklaring neemt uw bezwaar niet weg. Indien het al waar is, dat er ook bij den Farizeër van rechtvaardiging gesproken kan worden, is deze toch niet te vergelijken met die des Tollenaars. De rechtvaardiging van dezen is eene reehtvaardiging door den Heere; de tollenaar ontvangt den vrede met God, die alle verstand te boven gaat. En de Farizeër? Gods goedkeuring kan immers niet rusten op zijn z.g.n. gebed?! Moet er ook bij hem van rechtvaardiging gesproken worden, dan is het er eene, die hij zichzelf geeft; hij heeft zijn plicht (?) wederom gedaan; niemand, ook God niet, heeft iets meer van hem te eischen. O. i. hebben we dezen tekst aldus te lezen: Deze ging af gerochtvaardigd naar zijn huis, in vergelijking met dien, (wien deze rechtvaardiging niet ten deele was geworden).

V. d. P. te A. Vraagt naar de beteekenis van Jes. 65:20, waar we lezen: „Van daar zat niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijne dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven honderd jaar oud zijnde, maar een zondaar honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden.
Het is niet gemakkelijk de juiste beteekenis dezer woorden vast te stellen. Zij behooren tot het woord der profetie, welke profetie hare vervulling nog wacht. Wanneer zal die vervulling komen? Zal het zijn als het nieuwe Jeruzalem van Godt nederdaalt uit den hemel, als alle dingen zullen vervuld zijn? ’t Is moeilijk aan te nemen, want immers dan zal de dood verslonden zijn en het woord der profetie spreekt van „sterven.” Dan zal er geen zondaar meer gevonden worden, en toch noemt de profetie een zondaar.
We hebben, naar het verband, waarin deze woorden voorkomen, te denken aan een bizonderen tijd, die nog zal aanbreken voor Israel, als het tot den Heere zal bekeerd zijn en degenen, die uit de Heidenen genomen, met Israel één volk zullen zijn. De gansche Schrift wijst er op, dat er nog verwachting is voor de Joden, en, vergissen we ons niet, dan is God in dezen tijd bezig de vervulling dier verwachting te bereiden.
Het zal een tijd zijn van ongestoorde rust en van blijdschap en vrede (vs. 19). De huizen, die Israel zal bouwen, zal het bewonen; zij zullen wijngaarden planten en derzelver vrucht eten (vs. 21). Niet voor een ander zullen zij bouwen en planten, maar voor zichzelf, want (vs. 22) „de dagen mijns volks zullen wezen als de dagens eens boom”. Dit wijst op een lang leven.
Nu wordt hiervan gezegd in vs. 20, dat er niet meer wezen zal een zuigeling van weinig dagen, d. i. een kind, dat slechts enkele dagen oud wordt en dan door den dood aan de ouders wordt ontrukt, noch een oud man, die zijne dagen niet zal vervullen, d. i. een, die de volle maat des levens niet zal bereiken, want een jongeling zal sterven honderd jaar oud zijnde (Calvijn heeft hier: want een honderdjarige zal als een jongeling sterven.) Wat is een honderdjarige op heden? Een afgeleefd mensch, oud en der dagen zat! Maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. Dit laatste wordt verschillend verklaard. Calvijn zegt er van: „Dit heerlijke vooruitzicht n.1. dat in dien paradijsachtigen toestand er niemand zal zijn, die niet door kracht van lichaam en geest wordt in staat gesteld, om een hoogen ouderdom te bereiken, dit heerlijke vooruitzicht moet echter zóó worden opgevat, dat zondaren, ook dan, wanneer zij een zoo bijzonder hoogen ouderdom bereiken, desniettemin de vervloeking van het Opperwezen niet zullen ontgaan.”
Klinkenberg zegt in zijn bekende Bijbelverklaring: „Anderen verklaren het laatste gedeelte van dit vers, daar het woord „zondaar” afkomt van een wortel, die oorspronkelijk „missen” beteekent, alsof de Heere zeide: „Hij, die het levenstijdperk van honderd jaren mist en niet terecht, zal gerekend worden door een goddelijken vloek „vroegtijdig te zijn afgesneden,”
Gezien het profetisch karakter van deze woorden, gaat het niet, om in ’t bijzonder dit laatste gedeelte van toepassing te maken op menschen, die den leeftijd van honderd jaren bereiken in dezen tijd, alsof de grens van Gods genade voor den mensch op honderd jaar gesteld was. Misschien moeten we den gewonen grens lager stellen, als we letten op Prediker 12:1 vv. Het geldt voor ons: „Heden, zoo gij Zijne stemme hoort, verhardt uwe harten niet ” Een zondaar, stervende als onbekeerd zondaar, wordt immers vervloekt, ook al sterft hij op 10- of 12-jarigen leeftijd.
Dat de mogelijkheid van bekeering op honderdjarigen leeftijd niet is uitgesloten, bewijst een grafschrift te Brooklyn bij New-York, waar een honderdzestienjarige is begraven, volgens de inscriptie op den grafsteen, op zestienjarigen leeftijd.
Hoe kan dat? Er is geen fout in het opschrift.

d. H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1915

De Wekker | 6 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1915

De Wekker | 6 Pagina's