Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naam maken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naam maken

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zij zeiden: Kom aan laat ons eene stad bouwen, en eene toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons eenen naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de gansche aarde verstrooid worden.” Gen. 11 : 4.

Was het een ontzaglijk oordeel dat God over de eerste wereld bracht met den zondvloed, al spoedig daarna bleek echter, dat de wateren van den vloed de zonde niet hadden weggenomen. Een geheel eenige geschiedenis daarvan lezen we in hetgeen Mozes beschrijft in het eerste gedeelte van ons teksthoofdstuk.
Uit Noach, de tweede stamvader van het menschelijk geslacht, kwam een nieuwe bevolking, door God bestemd om zich te vermenigvuldigen en de aarde te bewonen. Maar wat gebeurt? Getogen naar het Oosten, vond men een groote en zeer vruchtbare vlakte in het land van Sinëar en zij woonden aldaar. En zij zeiden: Kom aan laat ons eene stad bouwen en eenen toren.
Welk een onderneming! Welk een gedachte! Zoo spreken menschen voor wie geen denkbeeld te groot, geen wensch te verheven, geen daad te vermetel schijnt te zijn. Hier spreken menschen, die niet vragen wat Gods wil is, maar die alleen rekening houden met hun eigen wil en wensch. En ais het daarom gaat, vraag dan niet, wat men er voor over heeft, om, koste wat het koste, zijn wil door te drijven en uit te voeren. Kom aan zeiden ze, laat ons tichelen strijken en wei doorbranden. Steenen waren er niet, maar men zou wel steenen maken. De tichel diende voor steen en de lijm voor leem. Kom aan laat ons .... en dat „kom aan” vond weerklank en instemming, gelijk het veelal gaat met booze en zondige plannen en voornemens. Een stad en een toren zal men bouwen, maar waarom en waartoe? Bouwen was niet verboden, maar juist in dat waarom en waartoe schuilt het kwaad, 't is te doen om een naam te maken, om Gods wil te wederstaan, om zichzelf een toekomst te verzekeren in strijd met Gods heilige wil. Reeds rookt de ticheloven, en men arbeidt uit al zijn macht, om hoe eer hoe liever, het grootsche werk te voltooien.
We zullen niet ingaan op de gedachte of men ook gemeend heeft, daardoor zich veiligheid te verzekeren, ingeval er een tweede hooge vloed mocht komen, en ook niet op de vraag, wat men zich toch wel voorstelde van een toren wier opperste in den hemel zou zijn. Zooveel is zeker, men wilde bij elkander blijven, en niet zooals de Heere had gezegd, zich verspreiden over de aarde.
Ea al wisten we van het doel dier menschen niet anders dan dit ééne, dan was dat al genoeg om te verstaan, hoe kwaad dit in de oogen des Heeren moest zijn. Zoo zal men zich dan een naam maken, let wel, onder bet voorgeven de liefelijke éénheid en samenwoning van broederen, bevorderlijk te zijn. Maar achter dat masker van schijnbaar edele bedoeling, schuilt de hoogmoed, de eerzucht, de trotsheid van inbeelding van eigen wijsheid en vermogen, dat de zondige aard en natuur van den mensch kennen doet.
Hoogmoed was de zonde der van God afgevallen engelen. Hoogmoed, kenmerkt de zonde van Adam in het Paradijs. God gelijk zijn — dat is de inblazing van den Satan. Dat is bet hemeltergend karakter van de zonde, waardoor de mensch Zijn God en Maker naar kroon en troon staat! „Kom aan, laat ons een naam voor ons maken”, zoo heeft zich al de eeuwen door, dat zelfde beginsel op allerlei levensterrein en onder allerlei vorm geopenbaard. De Nebucadnezars, de Caesars, de Napoleon's en al de wereldmachten, hoe hebben ze. door trots en eerzucht gedreven, getracht wereld veroveraars te worden. Welk een kracht daarbij wordt ontwikkeld, onder Gods toelating, welk een geweld daarbij gebruikt, hoeveel goud en bloed daarvoor ten offer gebracht wordt, is wellicht nooit zoo duidelijk gebleken, als in den tijd, waar we thans in leven.
Duizend maal en nog meer is gevraagd, waar gaat het toch om, in die allervreeselijkste oorlogen welke nu gevoerd worden. En wat zal het nageslacht, dat eens achter de geschiedenis zal staan, en dat van alle kanten de dingen zal kunnen zien en beoordeelen, wat zal dat nageslacht anders als antwoord op die vraag kunnen geven, dan dit eene: het beginsel dat in Babels torenbouw al gesproken heeft met te zeggen: kom aan, laat ons een' naam voor ons maken. Groot zijn, sterk zijn, de eerste en de voornaamste, de machtigste en de rijkste zijn, — daar gaat het om.
Maar op het „kom aan” van menschen, volgt een „kom aan” van den Heere der Heirscharen. Zijn de menschen dan begonnen om hun plannen uit te voeren, schijnt het, dat ze die tot op zekere hoogte tot werkelijkheid hebben gebracht, dan komt de Heere en blaast in dit werk. Dan dwingt God om dat ijdel pogen te staken, dan wordt de wijsheid van den hoogmoedigen mensch tot dwaasheid. Dan is op een oogenblik alle ijdele hoop vervlogen, en God almachtig toont dat Zijn raad, en niet de raad der menschen zal bestaan. God verwarde de spraak, zoodat de bouwers elkander niet meer konden verstaan, en gedaan was het met den grootheidsdroom!
Treurige openbaring is het, welke daar in de vlakte van Sinear is waar te nemen, en dat van menschen, die niet vreemd kunnen geweest zijn, van hetgeen er in Noach's dagen was geschied met den zondvloed. Het is de openbaring van een beginsel, dat we later telkens in de geschiedenis terug vinden. Het is de verklaring van hetgeen zooveel eeuwen later een apostel des Heeren getuigt, als hij zegt, dat de menschen liefhebbers zijn van zichzelven, maar haters van God.
Die heillooze onderneming om zich een naam te willen maken, heeft al wat menschen in de grootste en diepste ellende gestort.
Als Nebucadnezars hart zich verheft en hij zich beroemt met te zeggen: is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb, volgt voor hem spoedig de grootste vernedering. Als een Herodes zich op zijn troon gezeten als een god laat vereeren, slaat God hem met een vreeselijke ziekte waar hij aan sterft. Toen de rijke dwaas uit de bekende gelijkenis van Jezus, schuur aan schuur had gebouwd en meende nu overvloed van alles te hebben, om van nu voortaan in weelde en wellust zich te kunnen baden, nam God hem weg en zeide: Rentmeester geef rekenschap van uw rentmeesterschap. Huizen zijn gebouwd, akkers zijn gekocht, allerlei ondernemingen zijn op touw gezet, alleen om een naam te maken, maar hoeveel voorbeelden kunnen genoemd worden, waar het mee gegaan is als met de hemelbestormers in de vlakte van Sinear.
Als een waarschuwend voorbeeld blijft de geschiedenis van Babels torenbouw voor alle volgende eeuwen en geslachten. Gods wil te wederstaan kenmerkt de zondige natuur van den mensch op het vreeselijkst. Dat kwaad is zoo algemeen en zoo alledaagsch, dat het helaas uit kracht der gewoonte maar al te weinig wordt opgemerkt.
De trotsche tudgeest onzer eeuw gaat steeds voort met haar bedriegelijke droomen van vrijheid, gelijkheid, broederschap en volkssouvereiniteit. Al zoolang is het lied gezongen van een gouden eeuw en van een gelukkige maatschappij Maar eerst moet de Bijbel weg en moet alle godsdienst gebannen, en dan naar de zedeleer van het socialisme niet één maar vele torens gebouwd, wier opperste in den hemel zij. Komt dan, zoo heet het nog alle dagen, komt dan, laat ons daartoe arbeiden met al onze macht.
En wat zien we met allen die zien willen, dat al die ijdele droomerijen en praktijken opgaan in rook en vuur God wederstaat den hoovaardige maar den nederige geeft Hij genade.
De mensch behoeft zich geen naam meer te maken. Hij heeft dit reeds gedaan in het Paradijs. De naam van den mensch is zondaar, en zoo hoog en zoo schoon kan niemand bouwen, dat hij daar boven uitkomt.
Dat bij Babels torenbouw de Heere der menschen spraak verwarde, en hen niet allen verdelgde, gelijk met de eerste wereld was geschied, wat nog een bewijs van de langmoedigheid en verdraagzaamheid des Heeren! En als eeuwen hierna op den Pinksterdag te Jeruzalem de Heiligen Geest wordt uitgestort en de apostelen in verschillende talen de groote werken Gods spreken, zien we daarin de voorbereiding van de groote dingen die volgen zullen Zoo zal de profetie worden vervuld dat de Heere uit alle volken, talen en natiën Zijne gemeente zal vergaderen. Uit de verstrooiing zal éénheid komen, maar geen door menschen, maar een door God gemaakte éénheid. Eénheid in en met Christus.
Eénheid, die een Paulus zeggen doet: Eén Heere, één geloof, één doop Staatkundig, kerkelijk, maatschappelijk, op elk terrein van het leven, ziet men het streven naar groote dingen aan de orde van den dag.
Alle kunst, vernuft en wetenschap wordt te hulp geroepen om dit doel te bereiken. Maar alles wat in strijd is met Gods heiligen wil, wordt op des Heeren tijd verijdeld. De wijsheid der wereld is dwaasheid bij God. En de wijsheid Gods wordt door de dwaasheid der wereld niet gekend. Want wat den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid is, namelijk de prediking van het evangelie, dat heeft God gewild en gegeven als middel, om daardoor zalig te maken degenen die gelooven. Aan Abraham had God de belofte gedaan, dat hij voor zich en zijn zaad Kanaän tot een erfdeel zou hebben, en toch heeft de man daar slechts als vreemdeling verkeerd, Waarom? Hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, wier Kunstenaar en Bouwheer Gods is.
De Engelsche predikant W. Huntington schreef kort voor zijn dood zijn eigen grafschrift. En wat moest boven zijn graf staan meent ge? Dit:
„Hier ligt de kolendrager, door menschen veracht, maar door God bemind”. Tot in zijn dood toe schaamde zich de man zijn afkomst niet. Genade heeft geen behoefte aan roem of lof van menschen. Genade is er niet op uit om een naam voor zich te nemen, maar zegt het gaarne een Paulus na: Het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van Christus, door hetwelk de wereld mij gekruist is en ik der wereld. Dat zoeken naar grootheid bewijst dat de mensch de ware grootheid, waar hij oorspronkelijk in den staat der rechtheid in deelde, mist. Die grootheid heeft de mensch met het verliezen van Gods beeld door de zonde verloren. Dat verlies en gemis zoekt de mensch op allerlei wijs zelf te herstellen, ten einde meester te zijn van zijn lot, van zijn geschiedenis, en onafhankelijk van God, zeker te zijn van zijn toekomst. Maar helaas, dat alles loopt uit op de meest bittere teleurstelling. Als Haman denkt door Mordechai aan de galg te hangen, en weldra het toppunt van zijn gorie te zullen bereiken, wordt Mordechai met eere gekroond en Haman komt aan de galg, welke hij voor Mordechai had opgericht. Als de rechtzalen en de gevangenissen konden spreken, we zouden de meest aandoenlijke en aangrijpende verhalen hooren van zeer vele ongelukkigen, die het slachtoffer zijn geworden van hoogmoed en eerzucht, van datzelfde beginsel als in de laagte van Sinear, dat er naar stond om een naam voor zich te maken. Zich zelven een naam maken en den naam zijns Gods vergeten, dat is de geest dezer Godsmiskennende eeuw. Maar God de Heere zal zelf Zijnen Naam heiligen en handhaven. Door de wereldgeschiedenis loopt een wereldgericht. Een stemme Gods spreekt door de historie. De roede Gods, die de volken tuchtigt, waarschuwt en dreigt, want de Heilige Israëls laat zich niet straffeloos tergen. De Heere die bij den torenbouw van Babel der menschen spraak verwarde, verijdelt de booze raadslagen der menschen. Het bloed der tienduizenden maal duizenden in den Europeesehen oorlog, is een vreeselijke aanklacht tegen de hooggeroemde verlichting en valsche beschaving dezer eeuw.
Worde het verstaan en ter harte genomen dat er alleen veiligheid is bij God in Cbristus, Net de verdorven rede van den mensch, die niet anders dacht dan om een naam voor zich te maken, maar bet evangelie van Christus wijst ons de weg tot vervulling van al onze behoeften.
En dat evangelie zegt: Gelooft alleenlijk, en gij zult grooter dingen zien, dan die ooit door wijsheid van menschen kunnen uitgedacht worden.
Een zeker dichter zegt:

Laat deze oude ontwijde wereld
Louterend in de vlammen staan;
Al de onreine misgestalten
Moeten met haar ondergaan
Laat u Christus kruis genoeg zijn.
Al de rozen van uw droom,
't Paradijsveld uwer hope,
Groenen bij dien Levensboom!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Naam maken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1916

De Wekker | 4 Pagina's