Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XXIX)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XXIX)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14:23b.

Dat het bij de doleantie niet ging gelijk bij de Scheiding om de leer der Gereformeerden Eerken, naar Schrift en belijdenis, maar, dat het een planmatige, kerkrechterlijke actie was, kan o. m. duidelijk blijken in 't geen de Zuid-Hollandsche Kerkbode van 4 October 1890 bevatte. Daarin werd een kolom gewijd aan een „eenvoudige catechisatie”, waarin o. m. gevraagd werd.: „Wat is de dure plicht van den kerkeraad en van de leden der kerk?” Op 't standpunt der scheiding zou hier als eerste eisch met volle nadruk 't antwoord zijn, „dat zij zich in alles hebben te houden aan Gods heilig Woord en aan onze aloude Formulieren van eenigheid in alles op dat Woord gegrond.” Maar dit geloofslied wordt in 't oratorium der doleantie niet gehoord, en't antwoord op de vraag van daareven wordt aldus gegeven: „De reglementen te verwerpen en de Gereformeerde Kerkenordening aan te nemen”. De actie der doleerenden richtte haar peilen dus niet op de roos der Gereformeerde leer, maar het was de schijf van 't Kerkrecht waarheen men vuurde. Dat hier natuurlijk een levensbeginsel in schuilt laat zich aanstonds verstaan.
In 't licht der Geref. belijdenis beoordeeld waren de plaatselijke kerken in het Herv. genootschap naar doleerende ziens wijze ware kerken, waar Gods Woord en de belijdenis nog gevonden worden, zoodat men. hierin niet reformeerend behoefde op te treden. Maar het waren de reglementen, die een sta in den weg, die het groote struikelblok waren, tegenover de Geref. belijdenis. Het is werkelijk de moeite waard om de geheel eenige beschouwing der doleerenden in zake de verhouding van de reglementen en Geref. belijdenis even na te gaan.
Mij dunkt ge zult u met mij verbazen over het philosophisch Systeem door de mannen '86 uitgevonden.
Dan dient vóór alles er de nadruk op gelegd te worden, hoe streng de doleerenden onderscheid maakten tusschen de Kerk in de organisatie of het gereglementeerd genootschap. De organisatie, het geheel van reglementen behoord niet tot de kerk, maar was slechts een dwangbuis, dat haar was aangetrokken. Ook werden met voorliefde de beelden van een net òf stolp òf steigerwerk òf een besmet kleed gebruikt, dat ter kwader ure om 't lichaam der kerk was geworpen.
Wat werd het vroom gezegd als vele voormannen van '86 de schare toeriepen, dat de Kerk, door die goddelooze organisatie vast te houden, leeft in gemeenschap met een vreemde, die haar niet getrouwd heeft inplaats van te leven voor en met haar wettigen man, Jezus Christus. Men kon geen beelden, sterk genoeg, kiezen, geen anathema vreeselijk genoeg spreken om de goddelooze organisatie te hekelen. In de zwartste tinten werd de zonde van hoererij geschetst die door de Kerk van Christus werd bedreven, door het huwelijk aan te gaan met die boeleerster, n. l. de reglementenkliek. Hoort hoe men schreef: „Ik zal Simson, den Nazireër Gods, blijven toeroepen, dat hg de vreemde vrouw verlaten moet. Al staan er nog zoovelen bij om hem te overreden, dat het toch zijn wettige vrouw is, — allen, die door genade in dit opzicht geopende oogen hebben, zullen blijven getuigen, dat zij een hoer is, en dat de Nazireër Gods haar van zich moet doen.” Zoo werd in de meest vrome termen en scherpe kleuren de goed geloovige liên voorgelicht.
De Synodale organisatie was de reglementeering van het overspel, dat moest worden opgezegd, opdat de Kerk weer tot haar wettigen Man, den Heere Jezus Christus, zou terugkeeren.
Wat is nu de fout in deze zoo aantrekkelijke redeneering, die menig oorstreelt en menig oog verblindt. Vooreerst moet ik hier wijzen op een historisch juridische fout, wanneer men organisatie en Kerk zoo sterk abstraheerd. De Doleerenden wisten beter dan iemand wat er in den jare 1852 is geschied, hoe het toen daghelder is geworden, dat de organisatie wel ter, dege de uitbeelding was van 't eigen leven der Kerk, hoe die „hoer” — 't woord is van de doleerenden — wel degelijk was, een wettige vrouw, die een voorzichtig verdrag met den vorst der hel had aangegaan.
Het reglement van 1852, dat de aangelegenheden van het Herv. genootschap nader heeft geregeld en belijnd, verbiedt ons de organisatie als een net of een stolp te noemen, die tegen den wil der Kerk over haar zou zijn heen geworpen. Daarom is dit zeggen der leiders van'86 een lengen, wellicht om bestwil gedaan, maar zeker om door deze fictieve onderscheiding de schare mee te lokken onder de leuze — „geen afscheiding maar doleantie”, d. w. z. breken met de goddelooze organisatie maar lid blijven van de Herv. Kerk. Welk ideaal! Wat fictie!
Hoe is nu de werkelijke toestand ?

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XXIX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1916

De Wekker | 4 Pagina's