Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

S. te 's-Gr. Vat ik uw schrijven wèl, dan is het, uwe bedoeling hierop den nadruk te leggen, dat de heiligmaking niet is eene zaak van louter menschelijken aard, en dat zij ook maar niet is een leven in kerkelijk, burgerlijk en zedelijk goed.
Daarin hebt ge volkomen gelijk. Ten nauwste is aan de rechtvaardiging (gewoonlijk rechtvaardigmaking genoemd) de heiligmaking verbonden. Is nu de rechtvaardiging die reehterlijke daad Gods, dat Hij uit louter genade, om de verdienste van Christus, den doemschuldigen zondaar vrijspreekt van schuld en straf en hem het recht schenkt ten eeuwigen leven, de heiligmaking is het werk des Heiligen Geestes, waardoor de aldus begenadigde gereinigd en geheiligd wordt, opdat hij Gode leve. In de rechtvaardiging is de mensch lijdelijk, d. w. z. hij kan aan die weldaad noch iets toe, noch iets afdoen. In de heiligmaking is het evenwel anders. De heiligmaking gaat niet over den mensch, doch geschiedt in hem. Daarin is de mensch niet lijdelijk, maar wordt hij tot werkzaamheid geroepen. De Apostel vermaant de Filippensen (2:12b, 13): „Werkt uw zelfs zaligheid met vreeze en beven, want het is God, die in u werkt, beide het willen en het werken naar zijn welbehagen.” De werkzaamheid der geloovigen moet rusten op de werkzaamheid Gods in hen. Hetgeen de Heere in hen werkt, moet door hen worden uitgewerkt in het leven. En ook dit is weer geene zaak, die de geloovige in eigen kracht en staande op eigen beenen zoude kunnen doen. „Zonder Mij,” zegt de Heiland, „kunt gij niets doen.” Alleen door en in de geloofsvereeniging met Christus zal een wandel in de vreeze Gods, tot Zijne verheerlijking kunnen gevonden worden. En alzoo zal de werkzaamheid der geloovigen er eene zijn in volstrekte afhankelijkheid van Gods genade. Daarom ook noemt de Heidelberger Catechismus het gebed het voornaamste stuk der dankbaarheid en vermaant Christus de Zijnen in Gethaemané: „Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt.”
Dat de heiligmaking meer is dan een onberispelijk leven voor het oog der menschen, is duideiijk, Juist, omdat zij in wezen is een genade-werk Gods, moet het uiterlijke vrucht zijn van het innerlijke en hebben we ons wel af te vragen of dat innerlijke in ons gevonden wordt, opdat we van onze werken geen grond maken voor onze zaligheid. Meer dan vermoed wordt, leeft ook onder hen, die de waarheid beter konden verstaan, het farizeesch beginsel van heiligmaking. Duidelijk spreekt ook de Heidelberger Catechismus zich hieromtrent uit, als hij op de vraag: In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekeering des menschen? antwoordt: „In twee stukken: in de afaterving des ouden en in de opstanding van den nieuwen mensch.” Derhalve niet slechts in de afsterving van eenige naar buiten komende werken van den ouden mensch. Bekeering van de zonde tot de deugd is geen heiligmaking, daar zij niet rust op het werk des Heeren in den mensch. Een wandel in deugd zonder liefde tot God als vrucht Zijner liefde tot ons kan niet bestaan in het gericht voor Hem, die nipt aanziet wat voor oogen is, maar die het harte aanziet.
Toch moet de heiligmaking ook naar buiten openbaar worden. Verre echter, dat het kind van God van zijne heiligmaking, gelijk die openbaar wordt, een grond zal maken! De oprechten van hart zullen geene tevredenheid kennen met hunnen wandel en dus nog minder er op vertrouwen. Zij leeren, waar zij jagen „of zij ook grijpen mochten”, gelijk Paulus zegt, „waartoe zij van Christus Jezus gegrepen zijn”, hoe langs hoe meer verstaan, dat Christus hun gelijk tot hunne rechtvaardigmaking, eveneens tot hunne heiligmaking noodzakelijk is.

d.H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1916

De Wekker | 4 Pagina's