Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLI)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14:23b.

Hoe nu is men er van doleerende zijde toegekomen, om aan dit reglement een collegialistisch karakter toe te kennen? Vooreerst, dat men zich heeft uitgeput te betoogen, dat ’t Reglement van 69 niet was een kennisgeving, maar een statuut. Hier wringt de schoen; dit dilemma beheerscht de gansche kwestie, en kunnen wij hierin tot helderheid komen dan is de grootste steen des aanstoots weg gewenteld.
Is dit reglement niet meer dan een bloote kennisgeving van ’t bestaan der Chr. Geref. Kerk aan de Regeering, dan raakt dit hoegenaamd niet het geestelijk karakter der kerk en heeft dit niets, letterlijk niets, te maken met een presbyteriaal of collegiaal of welk systeem van kerkregeering ook. Dan heeft de indiening van dit reglement slechts eene formeele beteekenis en is de bedoeling alleen, om te voldoen aan de eischen der Regeering, die de verschillende „Kerkgenootschappen” in haar zelfstandig bestaan wil kennen, terwijl al het andere haar onverschillig blijft. Maar is dit reglement een statuut, dan wordt het mes in ’t hart der kerk gestooten, en wordt de Christ. Geref. Kerk verlaagd tot een Vereeniging, een genootschap, een corporatie als bijv. een Evangelisatie en Zendings-Vereeniging, die alleen haar rechtspersoonlijkheid kan en mag handhaven onder strikte voorwaarde van goed of afkeuring der Regeering. Dan wordt de Christ. Geref. Kerk geregen in een corset naar ’t model van de wet van 1855.
Dat in dit verschil wel ter dege het hart van de kwestie schuilt en de beslissing inzake dit geding geheel hiervan af hangt heeft Dr. Kuyper zelf erkend.
In de Heraut van 1888 heeft ZHGl. enkele artikelen aan dit reglement gewijd.
In No. 546 schrijft hij „stellen wij nu eerst een onderzoek in naar het karakter van dit statuut. Is het een bloote kennisgeving of wel ter dege een statuut? Dit scheelt, gelijk men voelt, alles.” Vergun mij hier reeds een korte opmerking en wel deze: dat wij er goede nota van hebben te nemen dat Kuyper hier zegt, „dit scheelt alles. De quintessens of kern van dit geschil ligt dus naar Kuyper’s eigen bewering hierin: kennisgeving òf statuut.
Al het andere is van minder aanbelang. Wanneer bijv. Dr. Kuyper, en op zijn voetspoor zoovelen anderen, heftig toornen, dat dit reglement spreekt van besturen, welke uitdrukking toch niet in ’t Gereformeerde kerkrecht thuis hoort, dan antwoorden wij: ge hebt gelijk, die terminologie is niet juist. Prof. Wielenga zou zeggen „In dat opzicht lijden wij volstrekt niet aan purisme.” Maar laten wij nu in zulke uitdrukkingen niet te veel zoeken, want dat raakt op ’t laatst toch de kwestie niet, ’t Is natuurlijk heel afschrikwekkend wanneer Kuyper spreekt van de fatale Synodale Commissie, van een permanent bestuur, van een stel mannen, die met macht over heel de kerk bekleed zijn. ’t Is echt collegialistisch gekleuid, wanneer hij naar aanleiding van art. 3., waarin ’t woord „bestuur” voorkomt, aldus gaat redeneeren: „Een bestuur over de geheele Christelijke Gereformeerde kerk t.w. de algemeene Synode. Een reeks van tien onderbesturen over al de deelen van deze eene kerk, die in eenzelfde provincie liggen, in de provinciale synoden. Een nog breedere reeks van ondergeschikte besturen over die deelen der kerk, die in één classikaal ressort liggen, in de classes En eindelijk, de zeer breede reeks van de meest ondergeschikte besturen over een enkel onderdeel der ééne kerk, in de kerkeraden.”
Hoe donker dit ook is geteekend, hoe sterk Kuyper hiermee ”t hierarchisch beginsel aan de Christ. Geref. Kerk opdringt, wij laten ons daardoor nog niet afschrikken.
Al het vreeselijk hierarchiale verdwijnt in ’t niet, wanneer wij naar de meening der opstellers van dit reglement en naar de eisch der wet en ’t oordeel der regeering hier hebben een bloote kennisgeving en geen statuut.
Is dit reglement werkelijk een statuut, dan deugt ’t staatrechtelijk standpunt onzer kerk niet, dan is die kerk in de sfeer van den staat een Vereeniging, wier statuten de goedkeuring der regeering eischen! Werpt dan vrij de modder van den smaad op den inhoud van dit reglement; dan kan ’t hierarchisch beginsel niet sterk genoeg gehekeld worden; maar zoo niet… „dit scheelt, gelijk men gevoelt, alles”. Zeer juist, Dr. Kuyper, zeer juist.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's