Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Indrukken en Ervaringen (LXXIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken en Ervaringen (LXXIII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb gedurende deze mobilisatie verschillende tochten langs de grens gemaakt en altijd vond ik het er even interessant, 't Waren wel niet altijd gebaande wegen, dikwijls was het afstappen en de fiets voortduwen door het mulle zand, maar die weinige inspanning had ik er gaarne voor over, om onze mannen op hunne eenzame posten te bezoeken. Want daar gevoelde men eerst recht, wat het voor onze menschen is de grenzen te bewaken en de smokkelhandel te bestrijden. Ik wilde wel, dat ieder van mijn lezers zich daar eens een oogenblik in kon verplaatsen; wat zouden zij dan met onze soldaten gaan meeleven. Maar wij kunnen dien tocht wel eens samen op het papier maken en nadat wij onze route op de stafkaart hebben ingestudeerd, beginnen wij onzen tocht. Wij gaan uit van het douanenkantoor te N., waar ik heel dikwijls mijn kwartier heb, omdat daar een lieve broeder en zuster van mij wonen. Hartelijke menschen, die in deze mobilisatie en te W. en thans weer te N. zooveel voor mij zijn. Wanneer mijn arbeid mij derwaarts henen leidt, even een telefoontje en ik vind alles in orde. Heerlijk, wanneer men hier nog eens een gezellig tehuis heeft; 't is als een oase in de woestijn, 't Is nog heel vroeg in den morgen als wij onzen tocht beginnen. Want wij leven naar den nieuwen tijd. Wij rijden dadelijk op de grens aan. De Duitsche wacht salueert heel deftig en nu buigen wij eensklaps rechts af. Wij hebben hier al dadelijk een zeer eigenaaardige situatie, die een gevolg is van den oorlogstoestand. Want in vredestijd mocht deze keiweg, die tot België behoort, ongehinderd bereden worden, maar nu de Duitschers België bezet hebben, is dit verboden. Een heel nauw fiets- of looppad heeft men ons echter gelaten, met het oog op een wachtpost, die noodzakelijk door ons moest worden bezet in verband met den spoorweg.
Wees nu heel voorzichtig, want het pad is geen halve Meter breed en aan de eene zijde is een diepe sloot, en aan de andere zijde een haag van prikkeldraad. Wij rijden hier tusschen de huizen door, het eene deel staat op Hollandsch, het andere op Belgisch grondgebied. In vredestijd loopen de menschen hier bij elkander uit en in, maar nu er oorlogstoestand is, moet dit in het belang van de neutraliteit voorkomen worden. Vandaar die prikkeldraadversperring, waardoor Holland en België zijn gescheiden. Hoe moeilijk het hier is den smokkelhandel te bestrijden zal ieder begrijpen, want de menschen aan onze rechterhand hebben van alles overvloed, omdat het Hollanders zijn. Daar kost de petroleum slechts 11 à 12 cent per liter, maar aan onze linkerhand (2 à 3 Meter van ons af) is gebrek, en de olie kost daar op dit oogenblik 12 à 13 stuivers per liter. En zoo is het met alles. Aan onze rechterhand heeft men volop boter, spek en vleesch, maar aan onze linkerhand is dit tot geen prijs te bekomen. Ieder zal kunnen begrijpen hoe daar gesmokkeld wordt. Men zou hier aan beide zijden wel een cordon soldaten moeten plaatsen om dat te verhinderen. Want, begunstigd door de duisternis, nadert men maar even de prikkeldraadversperring en werpt het elkander toe. 't Is zelfs voorgekomen, dat men het uit het zolderraam op Belgisch grondgebied wierp. Wie kan dat alles beletten! Nauwelijks heeft de schildwacht zijn rug gekeerd en loopt hij een andere richting uit of hij verneemt achter zich het vallen van pakjes en het gefluister van stemmen, „'t Is niet doenlijk, dominé!” zegt een van onze mannen, „dat hier te keeren. Die kerels zijn zoo verbazend uitgeslapen, dat ze je altijd te pakken nemen”. Overal ontmoeten wij wachten, die een lengte van 70 à 100 M. moeten bewaken. En aan de andere zijde achter het prikkeldraad wandelen de Duitschers; ditmaal is het landweer, die nog niet aan het front geweest is. Wij hebben gelukkig de wacht bereikt en maken even kennis met den sergeantcommandant. Wij treffen het; 't is een van de vaste tehuis-bezoekers en hij voelt zich zeer vereerd, dat de veldprediker hem in zijn wachtlokaal eens komt opzoeken. Wij stappen af en inspecteeren heel vluchtig het wachtlokaal, vernemen eens naar verschillende dingen en bespreken met hem de geestelijke verzorging van deze wachtlokalen.
Gaan preeken is hier niet mogelijk, maar de mannen vervelen zich zoo verbazend, en daar de kaarten hun eenig tijdverdrijf zijn, overleggen wij, of het niet mogelijk is er wat lectuur en wat spelen te brengen. Want het blijkt ons, dat de mannen het kaartspel juist in deze wachtlocalen leeren. Wij noteeren even wat hier heen gezonden worden moet en na den mannen een sigaar gepresenteerd te hebben, stappen wij op en rijden verder. De weg wordt ruimer. Wij komen midden in een bosch en de natuur is hier prachtig. De vogels zingen hun lied, de gansche schepping ademt hier rust en vrede. Als wij niet pas onzen tocht begonnen waren en niet nog een langen weg hadden af te leggen, stapten wij even af, om een half uurtje van deze heerlijke omgeving te genieten. Maar dat kan niet en daarom rijden wij rustig verder. Verdwalen kunnen wij niet, want overal wappert de vaderlandsche driekleur en wijst ons nauwkeurig aan waar Holland ophoudt en België begint. Wij bemerken hier niets van den oorlog. Duitschers zien wij niet; aan de overzijde grazen de runderen en de Belgische boeren bezaaien hunne akkers. 't Is alsof er geen ellende in de wereld is, en op onze vraag aan een Brabantsch zandboerken, hoe het in België gaat, zegt hij: „och mijnheer! hoe zou het gaan. De Pruis is lastig. Maar hij laat nog wel wat euver. Dat is hun eigen belang.” Op onze vraag, waarom zij die paarden en die runderen niet requireren zegt hij: „Veur het land en veur de melk'. Hij spreekt zijn overburen nog wel eens, want er ligt slechts een smal pad tusschen hun beide akkers. Maar in België te gaan lijkt hem niet wijs. „Ge mot er niet gaan, as ge der niet noodig hebt”, zegt hij, en ik geloof dat de man daarmee een groote waarheid uitsprak.

De Veldprediker.

P.S. Ik ontving door bemiddeling van Ds. Bakker ƒ 5.—, en uit Vlaardingen ƒ 2.50 voor onze soldaten. Den onbekenden gever of geefsters mijn hartelijken dank.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Indrukken en Ervaringen (LXXIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's