Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLIV)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLIV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.

Wanneer de Christ. Geref. Kerk in gevoege haar reglement naar de wet van 1855 aangespannen was aan den staat, voorzeker, dan was dit een statuut, maar dan moet hieruit volgen, dat elke mededeeling aan de Overheid door eene verklaring van goedkeuring der Regeering wordt gevolgd. Dat eischt de wet van 1855, gelijk wij gezien hebben, uitdrukkelijk.
Maar zulk eene verklaring komt nooit in. De regeering zendt de Synodale Commissie wel een bewijs van ontvangst, dat zij van haar kennisgeving nota genomen heeft, maar verder doet de Regeering niets.
Zulk eene eenvoudige missive, zegt daghelder dat de Regeering bij een „kerkgenootschap” niet handelt naar de wet van 1855. Van erkenning, van goed òf afkeuring is hier eenvoudig geen sprake.
Wanneer bijv. de Synodale Commissie van de stichting eener gemeente kennis geeft dan zendt de regeering niets anders dan een missive inhoudende, dat de gemeente te …. bij de Regeering bekend (Iet hier op) staat als plaatselijke gemeente van de Christelijke Gereformeerde kerk in Nederland. Met geen woord wordt hier gesproken van erkenning of goedkeuring, terwijl nochtans de wet van 1855 deze terminologie zou eischen. Art. 6 dezer wet zegt het duidelijk „de erkenning geschiedt door goedkeuring van de statuten of reglementen,”
Ik vind het dan ook een zeer juiste opmerking, door Mr, Schokking in zijn academisch proefschrift ter verkrijging van den graad van doctor in de Rechtswetenschap aangehaald „dat in ons land geen erkende, maar slechts bekende kerkgenootschappen zijn”. Laat ons dit goed onthouden. Soms kunt ge nog de geheel foutieve uitdrukking hooren, dat de christelijke Geref. kerk erkend, is door den staat volgens 't reglement. Die gedachte mag niet worden gevoed, die uitdrukking moet om des beginselswil niet meer worden gehoord. „Erkenning” moge wellicht de juiste term zijn geweest in de jaren 1834—53 en 't bezwaar tegen deze aanvraag om „erkenning" door de kruisgemeenten geopperd, kan en mag niet geheel zonder grond worden geacht, maar na 1853 heeft zich de situatie der kerken tegenover den staat gewijzigd, zoodat ook naar 't oordeel van verschillende rechtsgeleerden (Mr. Schokking, Mr. Gratama e.a.) van van erkende kerkgenootschappen niet mag gesproken worden.
Maar is dit waar, dan mag niet gezegd worden dat wij in de sfeer van den staat 't Koningschap van Christus over zijn kerk hebben prijs gegeven, gelijk uit de krin gen der „vrije gemeenten” nog wel eens wordt aangevoerd Van bestaansrecht volgens 't reglement is geen sprake; hiervan mag zelfs niet worden gerept wil men geen blijk van oppervlakkigheid geven. Stellig, wanneer hier de staatswet van 1855 mocht genoemd worden, dan zou de zwakste draad, waarmede de kerk aan den staat was verbonden, eene vernedering voor haar en een versmading van haar koning zijn. Doch deze wet moet bier ten eenenmale worden uitgeschakeld. En nu zon ik niet gaarne beweren, dat wij in de wet op de „kerkgenootschappen” van '53 ons ideaal vinden; dit zal wel anders blijken, maar deze staatswet heeft toch dit vóór, dat zij de kerk vrij en zelfstandig in haar handelingen laat en elke wijziging in haar inrichting slechts als kennisgeving aanneemt gelijk uit 't antwoord, dat inkomt van de Regeering, ontegenzeggelijk blijkt.
Maar nu schiet er van betoog over 't statuut(?) van 1869 niet veel meer dan een” spinrag over, en 't kan slechts dienen als bewijs, hoe een eigen inzicht en bevooroordeelde blik zelfs een zóó helder hoofd als Dr. Kuyper kan benevelen.
Ik heb de Regeering laten spreken, maar ook de Christ. Geref kerk heeft in haar officieele bescheiden duidelijk uitgesproken, dat wij in 't reglement van 69 niets dan eenvoudige kennisgeving hebben. En zoolang haar woord voor ons nog waarde heeft, staat 't oordeel der kerk, die haar eigen bedoeling 't best kan verklaren, hooger dan 't oordeel van anderen al was het zelfs Dr, Kuyper.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLIV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's