Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Indrukken en Ervaringen (LXXVIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken en Ervaringen (LXXVIII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

't Was Vrijdag 31 Maart 1916. Half negen kwam de auto voor en beladen met lectuur, tabak en sigaren tuften wij de III Divisie in. 't Was prachtig weer en Toon, mijn chauffeur, hoopte op datzelfde weer voor den aanstaanden Zondag, want dan ging hij met verlof, 't Was druk in onze Divisie, want overal had men op dien dag omwisseling. De troepen, die ongeveer een maand aan de grens gelegen hadden werden door andere vervangen en zij die gedurende die maand geen verlof hadden gehad, rekenden er stellig op den komenden Zondag te huis te zijn. 't Was aan de mannen te zien die van de grens terugkeerden, dat zij uit hun isolement waren verlost. Want men moet er niet klein over denken 4 weken onafgebroken vast gehouden te worden. Officieren en manschappen haken naar het oogenblik der oflossing en iedere dag wordt geteld. Maar hoe geheel anders zou alles komen als men het zich voorgesteld had. 't Was ongeveer half drie, dat ik in een kantonnement kwam en even een bezoek op het bureau van den bataljons-commandant bracht. Wij zitten heel gezellig met elkander te praten over den oorlog, en juist ontwikkelde hij de stelling dat het wel niet zoo heel lang meer duren kon met het oog op de economische toestanden in Duitschland, toen plotseling de telefoon rinkelde. De aanwezige telefonist nam den hoorn en zeide kort daarop: „het regimentsbureau, majoor”. En toen kwam onmiddellijk daarop het ontstellende bericht, dat van af heden de periodieke verloven werden stop gezet.
„Wat is dat?”, riepen wij schier gelijktijdig uit. „Er stond toch van morgen niets bijzonders in de courant”, merkte een ander op. En de vraag om nadere toelichting van dit bericht werd beantwoord met de opmerking: dat er geen nadere toelichting bij gegeven was en dat men derhalve ook niet kon zeggen waarom het was.
Wij verdiepten ons natuurlijk in allerlei gissingen over de oorzaak van dezen maatregel. De een dacht aan Duitschland, de ander aan Engeland, maar niemand wist het. Nooit heb ik mij wonderlijker gevoeld dan op dat oogenblik. Een kort telefoon bericht wierp plotseling de luchtkasteelen van duizenden in puin; bracht schrik en ontsteltenis in de harten van jongen en ouden en was de oorzaak dat vele tranen geschreid werden.
Nooit vergeet ik het gezicht van onze soldaten, die stellig gedacht hadden met verlof te kunnen gaan. Een maand, en anderen nog langer hadden zij er op gehoopt, en nu werd alles plotseling verijdeld. Wat had ik een innig medelijden met hen. Want ik weet zoo goed wat het verlof voor een soldaat is. Het is zooal niet zjjn geheele, dan toch zonder twijfel een groot stuk van zijn leven. En nu naar huis, naar vrouw en kinderen en naar het meisje te moeten schrijven: „verlof ingehouden, ik kan niet komen.” 't Was hard, harder dan menigeen die buiten de mobilisatie is, kan vermoeden. Maar het was niet te veranderen. En daarbij kwam: niemand wist wat er de eerst volgende dagen geschieden zou. Met spanning verwachtten wij de avondbladen, die ons wel iets nader zouden inlichten. Wij moesten thans maar gelooven. En, heb ik ooit verstaan, wat dat is, dan was het op het oogenblik dat dit geheimzinnig bericht in den hoorn van de telefoon werd gehoord. Daar lagen de weinige regels op een blok notes geschreven en die regelen moesten onvoorwaardelijk geloofd, d. i. gehoorzaamd worden. Want „gelooven is tevens gehoorzamen.” Er is geen gelooven, dat niet tegelijkertijd gehoorzamen is. Het is eenvoudig het voor waar honden van dat gene wat wij zelf niet begrijpen. Want begrijpen deden wij er niets van. Noch de majoor, noch zijn adjudant, noch ik. En toch aanvaardden wij het en begonnen er ons onmiddellijk naar te gedragen. Want dadelijk werd het bericht overgebracht naar de verschillende compagniën van het bataljon, en van de verschillende compagniëenbureaux ging het naar de soldaten, die het evenmin verwachtten als wij op het bataljons-bureau.
Maar wij moesten voort. Hoe somber wij ook allen gestemd waren, wij moesten ieder zijn werk doen. Toon had het al gehoord van een van de ordonnancen, want het is verbazend zoo snel dergelijke berichten naar buiten dringen. In één oogenblik is zoo'n bericht naar alle zijden verspreid, en de uitwerking was onmiddellijk op het gelaat der soldaten te ontdekken. De mannen waren letterlijk neergeslagen. In groepen schoven zij bij elkaar. Geen soldaat bleef alleen. Dadelijk waren er eenigen bij de auto van den veldprediker met de vraag: wat of het was. Of er gevaar dreigde en tegen wien het dan gaan zou? Verschillende uitdrukkingen werden gehoord die ik hier niet neerschrijven kan en mag. Zwijgend reden wij naast elkander. In gedachten verzonken zat mijn chauffeur aan het stuur. Al zijn opgewektheid was verdwenen en ik kon begrijpen wat er in hem omging. In het volgende kantonnement was het reeds bekend. Daar waren de nieuwen juist aangekomen en men wist niet wat men doen zou: de voertuigen ontladen, of geladen laten staan. De een oordeelde het eerste, de ander achtte het laatste beter. Het tehuis was vol soldaten en de mannen dachten dat de veldprediker er wel alles van weten zou. Groot was hun teleurstelling toen bleek, dat hij er niets meer van wist zij. „Och zeide er een, voor ons is het niet zoo erg want wij mogen hier aan de grens toch niet met verlof, maar voor die anderen die juist van de grens weg zijn en er zoo stellig op hadden gerekend, daar is het vreeselijk voor.” Dat was het solidariteits gevoel dat zich openbaarde. Ik begon met een geruststellend woord te spreken en er op te wijzen, dat wij toch zoo iets iederen dag verwachten kondon. Wij waren gemobiliaeerd d. w. z. wij moesten ieder oogenblik gereed zijn. Dat is ook door onze soldaten al te veel vergeten. Zij hebben zich zoo volkomen aan den tegenwoordigen toestand aangepast, dat al den ernst er uit geweken was. Daarom, zoo vervolgde ik, was het goed, dat wij op deze wijze er weer eens krachtig aan werden herinnerd. Hetzelfde geldt van het verlof. Ook dat was een gewoonte geworden zoowel bij degenen die in de mobilisatie zijn, als bij hen die in de mobilisatie betrekkingen hebben. Er werd eenvoudig geen rekening meer gehouden met de mogelijkheid dat de verloven ieder oogenblik konden ingetrokken worden. Maar daaruit vloeide tevens voort, dat het verlof niet meer als eene weldaad werd gewaardeerd.
De mannen rekenden hun verlof reeds eenige maanden te voren uit en wanneer ik er dan wel eens op wees, hoe groot het gevaar was dat dit teleurstellingen baren zou, dan zeide men: „och domine daar gebeurt immers toch niets.”

De Veldprediker

P.S. Ik mocht Woensdag 21 Juni optreden in de Gereformeerde kerk van Almelo. En bij die gelegenheid nog ƒ 63.58 voor onzen arbeid collecteeren. Later werden hieraan nog ƒ 5 toegevoegd benevens ƒ 11 zijnde het overschot van het Militaire Tehuis aldaar. Aan allen hartelijk dank.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Indrukken en Ervaringen (LXXVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's