Vragenbus
E. V. te R. 1. Mogen alleen zij deelnemen aan het H, Avondmaal, die met bewustheid getuigen kunnen, deel te hebben, of liever, weten, het eigendom van Christus te zijn?
2. Zoo ja, ware het niet beter, de viering ran het H. Avondmaal dan te houden, als de gemeente hieraan behoefte gevoelde? Zou dit niet beter zijn dan vormelijk vier of meer of minder malen per jaar?
De beantwoording uwer vragen hangt geheel af van het antwoord op de vraag, of een geloovige eerst geloovige wordt, wanneer hij met bewustzijn zeggen kan het eigendom van Christus te zijn of dat hij ook voor dien een geloovige is? Zijn er niet velen, die geloof oefenen en toch voor zichzelf nog in twijfel vorkeeren? De verzekering des geloofs missen zij en toch is voor hen niets zekerder, dan dat zij alleen door het bloed van den Heere Jezus Christus gewasschen en gereinigd kunnen worden. Er is in hen een hartelijk leedwezen, dat zij God door hunne zonden vertoornd hebben en een haten en vlieden der ongerechtigheid en al is het, dat zij niet deelen in de hartelijke vreugde in God door Christus, omdat zij voor zichzelf niet kunnen aannemen dat er aan hen genade verheerlijkt is, toch blinkt de lust en liefde om naar den wille Gods in alle goede werken te leven bij hen uit. Hun leven is een leven des gebeds. Wie aan de zoodanigen het H. Avondmaal ontzegt, onthoudt aan hen de voeding en versterking des geloofs, hun julst noodig, opdat zij in het geloof zouden opwassen en tot de verzekering daarvan komen. (Zie vr. en antw. 66 van den Catechismus).
De vraag is niet naar de verzekering van het geloof, maar of het geloof als uitdrukking van het nieuwe leven aanwezig is. Is dat zoo, dan moeten ze genoodigd, ja, aangemoedigd worden om toe te treden tot den heiligen disch, opdat ook zij metterdaad zien op het teeken en zegel van Gods genade in het H. Avondmaal en de sprake des Heeren daarin mogen verstaan. Alleen voor verzekerden van hun aandeel in Christus? Hoe was het dan met het geloof der apostelen, aan wie de Heere het H. Avondmaal gaf? Waren zij verzekerd van hun aandeel in Hem? Zij zouden eerst later verstaan, hoe Christus de Christus was ook voor hen. Eerst later hebben zij de instelling des H. Avondmaals voor zichzelf begrepen. Toch zijn zij, met alle gebrek, geloovigen.
Ware het alzoo, dat alleen de verzekerden van hun staat, tot het H. Avondmaal mochten komen, dan nog zou het niet overgelaten mogen worden aan de meerdere of mindere behoefte aan het H. Avondmaal gevoeld. Ik zou haast zeggen: Hoe minder de behoefte aan het H. A. wordt gevoeld, hoe meer het noodig is de viering er van te houden. Niet om onze kracht te bewijzen komen wij tot den heiligen disch, maar om gesterkt te worden door Hem, wiens kracht in zwakheid volbracht wordt. Om een natuurlijk beeld te gebruiken: wij noodigen onze kinderen niet aan tafel, alleen omdat zij honger hebben en zich daarvan bewust zijn, maar omdat zij noodig hebben geregeld gevoed te worden.
Als men de bediening des H. Avondmaals afhankelijk wil stellen van de behoefte, dan kan evengoed iemand zoo vroom zijn, dat hij zegt: Ik ga heden niet ter kerk, omdat ik er geene behoefte aan gevoel.
Het Woord wordt gepredikt, omdat de Heere het wil; het Sacrament wordt bediend, omdat de Heere het bevolen heeft. „Doet dat tot Mijne gedachtenis!” „verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt.
G. de V. te Z. Hoe hebben we te verstaan Hand. 2:21. „En het zal zijn, dat een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden?
Dit hebben we voorzeker niet te verstaan zoo, dat een iegelijk die maar „Heere, Heere” zegt ook de zaligheid beërven zal. Het aanroepen zal een aanroepen in waarheid moeten zijn en bedoelt dus het in oprecht gebed roepen tot den Heere. Daaraan is de belofte der verhooring verbonden. Gold die belofte reeds onder den ouden dag, waarin de zaligheid meer gebonden was aan het volk van Israël, onder den nieuwen dag, waarin het „Ik zal uitstorten van mijnen Geest op alle vleesch” in vervulling komt, gaat nu ook deze belofte uit tot alle volken, tot Jood en Heiden. Mocht ook gij in dien weg tot den Heere komen, Hij zou u niet uitwerpen, maar zekerlijk verhooren.
d.H. (den Haag) L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1916
De Wekker | 6 Pagina's