Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LIV)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LIV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.

De vereeniging „de Kerkelijke Kas” wilde dus voorkomen, dat de doleerende kerken in de sfeer van den staat als een nieuw genootschap zouden kunnen worden aangemerkt. Zij wilden niet bij de regeering als een nieuwe kerk naast de genoot-schapskerk bekend staan, en nu waren zij in rechten door de vereeniging „de kerkelijke kas” aan den staat aangespannen. Als zulk een staatsrechtsstandpunt niet collegialistisch is, wat is het dan? O zeker, de doleerenden kunnen veel leelijks over de daad van de kerk der scheiding zeggen, toen zij in 1839 vrijheid van godsdienst aan den koning hebben aangevraagd, kunnen die kerk nu brandmerken als een nieuw genootschap, nieuwe corporaties, en kunnnen daarna zichzelf de eerepalm reiken van te zijn da eenige wettige voortzetting van de Geref. Kerk in Nederland. Doch de ervaring heeft het zoo geheel anders geleerd. Noch het confessioneele noch 't staatsrechtelijk standpunt gedoogt zulk een zelfverheerlijking, maar kroont alleen de kerk van '34. Wat men de scheiding ook voor de voeten durft te werpen, hoe men haar ook durft te wonden, dat haar confessioneel standpunt tegenover het Herv. genootschap niet zuiver zou zijn geweest, daarvoor is nog door niemand een schriftuurlijk motief aangewend. Juist in de confessie, in de handhaving der Geroformeerde belijdenis lag het wezenlijk en kenmerkend beginsel der afscheiding. Dat strikt confessioneele was tegelijk de historische lijn, die de kerk der scheiding aan het schitterend verleden bond. Wijlen docent Wielenga heeft dit karakter der scheiding schoon gehandhaafd in zijn rectorale rede van 21 December 1886 waarin wij o. m. ook dit vinden: „En door aanvaarding van de historische belijdenis als basis, braken ze (de afgescheidenen) niet met de historie; de continuïteit met de Geref. kerken bleef bewaard.”
De confessioneele positie van de kerk der scheiding was zoo kerngezond als maar wezen kan, en in dezen zin te betoogen dat niet over '34, maar over '86 de historische lijn der Geref. Kerk in ons vaderland loopt, is eenvoudig belachelijk. Het confessioneele of het geloofsstandpunt van de kerk der scheiding blijft hier onverzwakt en onbesmet. Maar 't staatsrecht-standpunt dan? Hierin staat de kerk der scheiding toch niet zuiver om onder een nieuwen naam en onder zeer vernederende voorwaarden als nieuwe corporatie door de regeering erkend te worden. 't Is waar, hier schijnt 't betoog der doleerenden beter hout te snijden en zelfs waren er ook onder de kringen der afgescheidenen, die deze staatsrechtelijke positie niet onvoorwaardelijk goedkeurden.
Maar vooreerst moet men bij dit punt wel in 't oog houden, dat de historische lijn eener kerk niet vóór alles is te zoeken in de sfeer van den staat. Een staatskerk als voorheen in ons vaderland, zou toch zeker niemand een idealen toestand noemen.
Het doet dan ook aan het wezen eener kerk niets te kort of de staat de continuiteit erkent of niet erkent, en het laat de regeering ijskoud als men beweert de wettige voortzetting van de Geref. kerk in Nederland te zijn. Alleen wanneer ge in rechten treedt en de aanspraak wilt laten gelden op stoffelijke goederen dan zal de regeering een woordje meespreken.
En nu is 't karakter der afscheiding daarom voor ons zoo echt Schriftuurlijk, zoo gezond Confessioneel dat men afstand heeft gedaan van de stoffelijke goederen, om de geestelijke goederen, de zuivere waarheid, die in Christus is, te behouden.
Toen De Cock in '34 uittrad dacht hij niet vóór alles aan 't bezitsrecht der geestelijke goederen en aan de verhouding van kerk en staat, daar is men later in de afscheiding wel over gaan nadenken, maar in principe, in eerste instantie gold het de leerstellige beginselen der waarheid, het confessioneele standpunt! Al kwam men dus in '39 bij de aanvraag om erkenning in een andere verhouding tegenover den staat, dat deed niets te kort aan 't kerkelijk standpunt der afscheiding, de leerstellige beginselen bleven onverzwakt gehandhaafd en daarin schuilt niet voor den jurist, maar wel voor den Christen de continuiteit eener Kerk. Op diezelfde gronden handhaven wij dat niet „de Gereformeerde kerken maar de Chr. Geref. Kerk” de zuivere voortzetting is van de kerk der scheiding en mitsdien van de Geref. Kerk in ons vaderland.
Nog wil ik hier een woord aanhalen van een zeldzaam historiekenner op dit terrein, die zonder onvoorwaardelijk de daad van aanvraag om erkenning goed te keuren opmerkt, dat wij nooit moeten vergeten, dat de kerk der scheiding stond tusschen deze twee: de prediking van Gods Woord nalaten, of de stoffelijke goederen prijsgeven; en dan schrijft, „zult gij den huisvader hard vallen die, met den dolk op de borst voor de keus gesteld wordt goed of leven te geven tot het eerste besluit? Krenkt dat ook wezenlijk zijn rechten? Met het flikkerend zwaard op de borst zijn der gemeenten die vernederende bepalingen opgedrongen. Zij bogen om de geestelijke schatten te beveiligen. Doch ook door die vernederingen heen, heeft God haar trouwelijk geleid en sinds 1852 staan de kerken, zoowel zij die die bepalingen aanvaard hebben, als de meerderen die dat niet hebben gedaan, weer in haar recht als Chr. Geref. kerken. Zoo heeft de Heere haar op 't fondament bewaard en menig gevaar afgewend.”
Zie, de vraag laat zich nu niet terugwijzen: wie deden nu beter, de mannen der scheiding, die de stoffelijke goederen lieten varen en 't geloofs- of confessioneel standpunt ongeschonden bewaarden òf de mannen der doleantie, die om de stoffelijke goederen te behouden een geheel scheeve positie èn tegenover den Staat en tegenover de kerk der scheiding èn tegenover den eisch der Gereformeerde belijdenis innamen?

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LIV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1916

De Wekker | 4 Pagina's