Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LIX)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LIX)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14:23b.

Het zal noodig zijn, dat wij nu eerst tot nadere omschrijving komen, wat wij nu eigenlijk door kerk als organisme en instituut hebben te verstaan.
Vooreerst dient dan opgemerkt te worden, dat deze onderscheiding een gansch andere is dan die in zichtbare en onzichtbare kerk. Gij weet, hoe deze laatste onderscheiding door al onze oude Gereformeerde theologen gemaakt vooral in hun controverse met Rome, de Kerk van twee zijden wil bezien. Het is dus één en dezelfde kerk, maar zij heeft een zijde die naar God is gekeerd waarvan de Heilige Schrift spreekt als zij zegt: „de Heere kent degenen, die de Zijnen zijn”, en een zijde die naar ons is toegekeerd in belijdenis en wandel uitkomend, waarop Gods Woord doelt in de woorden „en die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.”
Gelijk de mensch twee zijden heeft en deels een waarneembaar en deels een niet waarneembaar wezen is zonder daarom nog twee wezens te zijn, zoo ook is het met de kerk van Christus en heffen die twee zijden van zichtbare en onzichtbare in geenen deele de eenheid der kerk op.
De welbekende Brakel houdt in zijne „Redelijke Godsdienst” deze eenheid zoo sterk mogelijk vast en wijst niet zonder hoogen nadruk op het kern gezond geestelijk karakter, dat deze beide zijden van de Kerk des Heeren kenmerkt. In hoofdstuk 24, sub 10 schrijft hij: „De onbekeerden, schoon zij belijdenis des geloofs hebben afgelegd, van de Kerk in hare gemeenschap zijn aangenomen, onergerlijk leven en tot gebruik der sacramenten worden toegelaten, de onbekeerden zeg ik, zijn geen ware leden van de Kerk, 't zij men de Kerk aanmerkt in haar inwendigen geestelijken staat, 't zij men ze aanmerkt zooals zij zich in openbare vergaderingen uitwendig vertoont in de wereld, zij zijn geen leden van de Kerk ook hoe men ze aanmerkt.”
Duidelijk blijkt uit deze woorden van Brakel hoe hij, op 't voetspoor van al onze oude Gereformeerde theologen, het geestelijk karakter der Kerk naar beide zijden met vollen nadruk aantoont en vasthoudt!
En het is juist dat geestelijk, dat goddelijk karakter dat schade lijdt bij de onderscheiding Kerk als organisme en als instituut, en wij zullen zien hoe hier aan den menschelijken factor een veel te groote en overwegende plaats wordt toegekend, ja, hoe zelfs de geestelijke factoren nog veel te veel worden gegeneraliseerd.
Beide benamingen „organisme en instituut” slaan op de Kerk naar haar zichtbare zijde, en de voorstelling, alsof door de Kerk als organisme de onzichtbare Kerk zou bedoeld zijn, is geheel onjuist en kan alleen voortvloeien uit eene te oppervlakkige kennisneming van dit geding.
Onder de Kerk als organisme wordt nog iets anders verstaan dan alleen het mystieke lichaam van Christus, dan de verborgen eenheid der geloovigen in Christus, want dat zou slechts een andere benaming zijn voor de onzichtbare Kerk. Maar reeds hier komt aanstonds het verschil uit, dat Dr. Kuyper de Kerk als organisme niet plaatst in de sfeer der bijzondere genade maar in die der algemeene gratie. Zij omvat niet alleen den kring der geloovigen, maar sluit in staat, maatschappij school, gezin, wetenschap, kunst, i.e. w. het geheele menschelijke samenleven.
Zoover strekt Kuyper dit rekbaar element uit, dat hij in zijn werk, de Algemeene Gratie, bladzijde 268 zegt: „Het(P) is die Kerk als organisme, die zich ook daar openbaren kan, waar alle persoonlijk geloof afwezig is, maar iets van den goudglans des eeuwigen levens zich nochtans afspiegelt op de gewone gevellijnen van 't groote gebouw van menschelijk leven.”
De Kerk als organisme omvat dus alle geledingen van ons breede menschelijke leven, waarin zij haar nieuwe rijke leven tot openbaring brengt.
Zoo behoort bijv. de Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag, de doorn in 't oog van de rechterpartij in de Geref. Kerken, tot de Kerk als organisme, en staat op veel breeder en wetenschappelijker grondslag dan de Theol. School te Kampen, die niet veel meer is dan een seminarium en die volgens de Heraut op een Roomschen wortel stoelt. Immers, de Kerk als instituut is onbevoegd om wetenschappelijke opleiding te geven; zij is alleen inrichting tot den dienst des Woords.
En zoo gevoelt ge, dat heel de opleidingskwestie, die nu al jaren lang de Vereenigende Gereformeerde Kerken verdeelt, alleen dan tot radicale oplossing is te brengen, wanneer eerst de subtiele onderscheiding van Kerk als organisme en instituut is prijsgegeven. Heel de kerkelijke strijd tusschen scheiding en doleantie en 't opleidingsprobleem wordt hierdoor beheerscht.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LIX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1916

De Wekker | 4 Pagina's