Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

M. te 's-Gr. Er wordt nog al eens voor en tegen over het verhuren van plaatsen in de kerk gesproken. Wat dunkt u ervan?
Het hangt er van af hoe dit verhuren plaats heeft. In beginsel zijn we er voor, dat ieder een vaste plaats heeft in het kerkgebouw. Het vergemakkelijkt het overzicht der gemeente voor predikant en kerkeraadsleden; geeft den leden gemak in het hooren; brengt rust bij het bezetten van het gebouw, omdat het voorkomt het jagen naar het beste en gemakkelijkste plaatsje en bevordert het gevoel van thuis zijn in het huis Gods. Wanneer de leden nu eens hier, dan eens daar zitten, is het onmogelijk een overzicht te verkrijgen; het is voor den prediker niet aangenaam telkens eene andere groepeering te zien; het wekt lichtelijk ontstichting als men gerekend heeft op de goede plaats, waar men den spreker zoo gemakkelijk volgen kan en als men ter kerk komende, de plaats reeds bezet vindt. Gelijk in ons huis, zoo ook in het huis des Heeren; een ieder zijn plaats. Orde en regel stichten, wanorde en willekeur niet.
Zijn we er dus voor, dat men vaste plaatsen heeft in de kerk, de wijze waarop men daarvoor tracht te zorgen en die dan tevens dienen moet, om de kas der kerk zooveel mogelijk te stijven, kan onze goedkeuring niet altijd wegdragen. De vraag komt daarbij wel eens op, of Jac. 2:1—4 nog wel in den Bijbel staat. Daar toch lezen we: „Mijne broeders, hebt niet het geloof onzes Heeren Jezus Christus den Heere der heerlijkheid met aanneming des persoons. Want zoo in uwe vergadering kwam een man met eenen gouden ring aan den vinger, in eene sierlijke kleeding, en daar kwam ook een arm man in met eene slechte kleeding, en gij zoudt aanzien dengene, die de sierlijke kleeding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op eene eervolle plaats, en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar, of zit hier onder mijne voetbank; hebt gij dan niet in uzelve een onderscheid gemaakt en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?” Wat toch is het geval?
De kerkeraad heeft de plaatsen verschillend geprijsd. Vooraan, het dichtst bij het spreekgestoelte doch niet vlak er onder, zijn de duurste plaatsen, plaatsen die 8 à 10 gulden per jaar moeten opbrengen, Ze zijn dikwijls ook de mooiste, de gemakkelijkste, met kussens belegd. Hoe meer verwijderd van de spreekplaats, hoe „slechter” de plaatsen. Ze zijn minder in prijs; het zijn de plaatsen voor het gewone, haast had ik geschreven, het mindere volk. De man of de vrouw die het betalen kan, heeft den voorrang, 't Is niet alleen in strijd met Jac. 2:1—4, maar ook met het karakter der gemeente. Wij kennen, laat ons de ambten hier even uitschakelen, daar de ambtdragers toch een aangewezen plaats bezetten, wij kennen onder de broederen en zusteren der gemeente geen minder of meerder; zij zijn allen leden der gemeente, met gelijke rechten. De kerk is van de gemeente in haar geheel en alle plaatsen zijn van alle leden. Daarbij kan de vraag nog gedaan worden, of de financieel krachtigen onder de leden nu ook de beste zijn. Onwillekeurig, dus niet met opzet, maakt de kerkeraad eene scheiding, die in de gemeente niet gemaakt mag worden.
Bij deze wijze van doen, die we niet kunnen goedkeuren, blijft echter op den duur een overzicht der gemeente mogelijk, de plaatsen blijven in den regel aan dezelfde personen. Dit is niet het geval, bij de andere wijze van verhuren.
Hierbij blijft de kerkeraad schijnbaar blank papier, hoewel hij zich bijzonder zal interesseeren aangaande den uitslag Geen enkele plaats is „geprijsd; alleen zijn enkele plaatsen gereserveerd voor ouden van dagen en dooven, eene goede maatregel. Telken jare heeft nu verhuring plaats bij opbod. Als do avond is aangebroken mag de predikant de verhuring openen met gebed. Of daardoor ook de verhuring geheiligd is? Na het gebed wordt het wel openbaar. Aan hoogmoed en naijver wordt de gelegenheid geboden zich te doen gelden; is ieder niet vrij om te bieden zoo hoog hij maar wil en kan, of meent te kunnen? Die man dáár moet van dat plaatsje af. Men zal zoo hoog bieden, dat hij eindelijk den strijd moet opgeven. Een ander — maar ge kunt u zelf wel voorstellen, hoe het bij zulk eene gelegenheid gaat. Van eenige werkzaamheid des Geestes van Boven is de gemeente gespeend; het vleesch is aan het woord. Men maakt er een spelletje van voor groote menschen. Laat vrij kerkeraad en leeraar aandringen op ernst in Gods huis, de anders gemaakte opmerkingen mogen niet gehoord worden, maar — de man met den gouden ring blijft brutaal om het hoekje gluren; satan, anders zoo onrustig in 's Heeren huis, is op zijn gemak. Vroolijk of ontstemd, naarmate men een gewild plaatsje heeft kunnen machtig worden of heeft moeten verliezen, verlaat de gemeente straks het kerkgebouw. De predikant heeft een Zondag of wat noodig om weer een overzicht over de gemeente te verkrijgen. Eene verzoetende gedachte voor gemeente en kerkeraad is, dat, als ten minste de geboden huurpenningen inkomen, de kerkekas weer aardig gestijfd wordt. Wij achten deze wijze van verhuren te behooren tot de eigen werken des vleesches. Gods eer wordt er niet door bevorderd.
Maar, hoe dan? vraagt ge. De gemeente kan niet buiten de plaatsgelden, en de financiën Vragen bestendige zorg van den kerkeraad.
Welnu dan, een van beide: er worde voor een vaste plaats niets betaald, of, allen die eene vaste plaats hebben betalen evenveel, een middelmatige som, vooral niet te hoog voor de minder met aardsche goederen bedeelde.
Het eerste zal moeilijk gaan; de menschen behoeven in den regel een prikkel om niet te vergeten, dat de dienst des Heeren offers vraagt. Het tweede vond ik, toen ik in mijne eerste gemeente, Harlingen kwam. Het is daar nog zoo, en 't voldoet. Er is daar geen onderscheid. Alle plaatsen gelden drie gulden per persoon en per jaar, voor een kind de helft. Toen in 1903 het vernieuwde kerkgebouw in gebruik genomen werd, werd den leden de gelegenheid gegeven, eene plaats voor zich en hunne kinderen te kiezen. Daarna kwamen de bijwoners aan de beurt. De arme had daarbij niets tegen in vergelijking van den meer gegoede. Bedeelden bezetten de door hen gekozen plaats zonder betaling. Willen leden van plaats wisselen, het kan met onderling goedvinden gevonden worden. Wie een plaats begeert, heeft de keus uit de niet-verhuurde. Wordt een der leden armlastig, hij wordt niet opgejaagd; komt ar een aan do gemeente die ondersteund moet worden, hem of haar wordt de keuze, waar te zitten, overgelaten.
Ge gevoelt, dat bij deze manier van doen, mammon niets te zeggen heeft en de saamhoorigheid in de gemeente, op dit punt tenminste, tot uiting komt. Van eenige bevoorrechting is geen sprake.
Deze wijze heeft mijn hart, hoewel ik het nog schooner zou vinden als het zonder plaatsverhuren kon.
De jaarlijksche verhuring verdwijne, naar we hopen, mettertijd.
De verhuring met verschil van prijzen, vastgesteld door den kerkeraad, evenzoo. Waar dit laatste eenmaal ingeburgerd is, zij men voorzichtig in het aanbrengen van verandering.

d.H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1916

De Wekker | 4 Pagina's