Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geest der waarheid en de geest der dwaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geest der waarheid en de geest der dwaling

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wij zijn uit God. Die God kent hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij den geest der waarheid en den geest der dwaling.” 1 Joh. 4 :6.

Reeds in den tijd, waarin de apostel Johannes zijne brieven schreef, ontbrak het niet aan dwalingen van verschillenden aard.
Dwalingen inzonderheid in betrekking tot den Persoon en het Middelaarschap van Christus. Vandaar de waarschuwing in het begin van ons teksthoofdstuk: Geliefden! gelooft niet eenen iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele valsche profeten zijn uitgegaan in de wereld.
Nu het de laatste ure, de laatste bedeeling is van het genadeverbond, nu komt de antichrist, en door de werking van den antichrist zijn ook nu velen antichrist geworden. (Cap. 2:18). Anti, beteekent tegen, antichristen wil dus zeggen tegen Christus. Voor ieder komt het er nu maar op aan óf men al of niet in Christus gelooft. Want die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, die niet in den Zoon gelooft, die heeft het leven niet. Waarheid en leugen staan tegenover elkander. Wie de waarheid, die uit God is, niet gelooft, maar verwerpt, die dwaalt tot zijn eeuwig verderf. De geest der waarheid en de geest der dwaling zijn door bijzondere eigenschappen van elkander onderscheiden. Eén van de voornaamste eigenschappen noemt Johannes in onzen tekst, door te zeggen: Die God kent hoort ons, die uit God niet is, hoort ons niet. Uit God zijn, wil hier zeggen, uit God geboren zijn, deze zijn het, zie vs. 7, die God kennen. Dat zijn, met andere woorden: wedergeboren, en door Gods Geest vernieuwde, ook wel genoemd: herschapen menschen.
Levend gemaakten, gelijk het op een andere plaats heet. Dezen, verlicht door den Heiligen Geest, bezitten uit kracht van hun nieuwe leven een kennis, die bij anderen nooit gevonden wordt. Die kennis is geloofskennis, ook wel zaligmakende kennis genoemd. Zij is de kennis, die hare bezitters het leven geeft. Aan de kennis, de ware kennis van God, wordt in de H. S. het eeuwige leven toegekend. Aan de woorden: „die God kent, hoort ons” laat Johannes de veelbeteekenende woorden voorafgaan: „wij zijn uit God” Niet ik, maar wij, zegt de apostel. Daarmee ziet Joh. niet alleen op zichzelven, maar in het meervoud sprekende, ook op zijne mededienaren. Deze, als wettig geroepen dienaren van Christus, zijn niet alleen uit God geboren, en daarmee zelf bezitters van het leven, dat zij aan anderen prediken, maar zij hebben ook een Goddelijke roeping en zending tot hun werk. Het is een woord van hun Heere en Meester, waardoor zij met macht en gezag zijn bekleed. Die U hoort, die hoort Mij, en die Mij hoort, hoort Dengene, zegt Christus, die Mij gezonden heeft.
Hieruit volgt nu vanzelf, dat zij die de woorden Gods spreken, ook gehoord en verstaan zullen worden door allen, die uit God geboren zijn. Hoezeer in gaven en talenten ook onderscheiden, het zijn de woorden Gods, welke zij spreken. Op den Pinksterdag te Jeruzalem zien we dit allerduidelijkst; men sprak in verscheidenheid van talen, zooals de Geest die te spreeken gaf, maar allen, vervuld met den Heiligen Geest, spraken de groote werken Gods. Dit te hooren, te verstaan, te gelooven, teekent en kenmerkt het nieuwe, het geestelijke leven. Anderen kunnen dit hooren met hun natuurlijk gehoorvermogen, maar de natuurlijke mensch verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn. Dat is het groote geloofsgeheim, waar de één zich aan ergert, een ander mede spot, en een derde de schouders voor ophaalt, maar dat door alle eeuwen, tot op den huidigen dag nog, bewezen wordt waarheid te zijn. Omdat zij die uit God niet zijn, het geestelijk gehoorvermogen missen, trekt het apostolische, trekt het woord van God hen niet aan. Dat verklaart de openbaring van de kinderen der wereld, in hunne afkeerigheid van het woord en van den dienst van God.
Men heeft de wereld lief, met hetgeen uit de wereld is, zonder daarbij te bedenken en te verstaan, dat de wereld voorbijgaat met al hare begeerlijkheid, en dat alleen zij die den wil Gods gedaan hebben, zullen blijven tot in het eeuwige leven. Van nature is ieder mensch een vijand van God. Maar in en bij de wedergeboorte wordt de liefde Gods in onze harten uitgestort. Dan hebben we Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
Tweeërlei openbaart zich alzoo in de wereld: de geest der waarheid en de geest der dwaling. Beide openbaringen hebben aanhangers en voorstanders. En van wien iemand overwonnen is, dien is hij tot een dienaar gesteld. Heerscht de waarheid in en over u, dan kan het niet anders, aan hoeveel zwakheden en gebreken ge overigens ook onderworpen kunt zijn, maar dan zult ge desniettegenstaande, de waarheid liefhebben, en dan zult ge waarheid en leugen, waarheid en dwaling, van elkander weten te onderscheiden, 't Is wonderlijk om te zien en op te merken hoe eenvoudige, ongeleerde, maar wedergeboren menschen, soms zelfs een bijzondere mate van geestelijke kennis bezitten, terwijl omgekeerd, geleerde, wetenschappelijk gevormde menschen, zoo volslagen blind zijn en onkundig, als het aankomt op de verborgenheden Gods. Zoo terecht zegt daarom de gewijde dichter: Gods verborgen omgang vinden zielen, daar Zijn vrees in woont. Geen mensch, geen boek, geen school kan u ooit geven wat alleen door den Heiligen Geest wordt geleerd. Deze is het die de wereld overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. De Geest is het die levend maakt.
Dat de dwaling zooveel meer geloof vindt en zooveel meer aanhangers heeft dan de waarheid, bewijst hoe groot het getal is dergenen die den breeden weg bewandelen, die ten verderve voert. Velen zijn geroepen, maar weinig uitverkoren. Vindt de dienaar van Christus weinig geloof, staat hij niet zelden aan spot en verachting bloot, hetzelfde heeft Hij ondervonden die de verpersoonlijkte waarheid is. Christus predikte, gelijk niet één mensch prediken kan, en zijne prediking ging daarenboven met teekenen en wonderen gepaard. En wat was het gevolg? Hebben de menschen, heeft Zijn eigen volk in Hem geloofd? Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Kwam de Heere andermaal in de menschelijke natuur op aarde, denk maar niet, dat het nu anders zou zijn. Alleen de uit God geborenen hebben Hem gehoord, gekend, in Hem geloofd, en met een Petrus beleden dat Hij is de Christus, de Zoon des levenden Gods. Anderen hebben Hem de rug toegekeerd. Hem uitgeworpen en aan het kruis genageld. Is het dan wonder dat Zijne dienaren bij monde van een Johannes verklaren; die uit God niet is hoort ons niet!
De hemel met al deszelfs heerlijkheid bekoort niet. De hel met al haar verschrikkingen ontroert niet, zoolang de mensch niet uit God geboren is. Hartstochten kunnen voor een oogenblik worden opgewekt, wel zeker, daar zijn wij menschen voor. Maar als onze blijdschap en onze droefheid louter hartstocht is, wat baat dit den mensch? Het Hozanna der Joden was spoedig veranderd in het kruis Hem! Judas ging met zijne belijdenis van schuld tot den strop.
Zoo doet niet de mensch die uit God is. Diens droefheid en blijdschap is van geheel anderen aard en komt voort uit een geheel andere bron. Vandaar dat zich dit alles door geheel andere vrucht kenmerkt. Die uit de waarheid is heeft de waarheid lief, omdat de waarheid uit God is. Op die waarheid vertrouwt ge, daar verlaat ge u op in leven en in sterven. Uw geweten geeft getuigenis van de waarheid. Vandaar dat de oprechten de proef kunnen doorstaan. Neen, die zullen de waarheid niet inruilen tegen de dwaling. Zoo min als een verstandig mensch gangbare, echte munt tegen valsche munt zal inruilen. Wel tracht de duivel zijne giftige pillen te verzilveren, opdat gij het gevaar er niet van zoudt gewaar worden, en wél wordt het uiterste niet zelden beproefd om oprechte eenvoudige zielen tot dwaling te brengen. Maar is eenmaal het goede werk in u begonnen, dan zal de Heere voleinden wat Hij in en met u begon. Ware dit niet zoo, — moesten we ons zelven bewaren, dan kwamen Gods uitverkorenen nog om. Nu is dit echter onmogelijk, omdat zij in en door Gods kracht worden bewaard tot de zaligheid, die eens in al haar heerlijkheid zal worden geopenbaard.
Ieder mensch heeft, zij het ook ondanks zich zelven, eene openbaring naar buiten. Dit kan bij den één meer en bij den ander minder duidelijk zijn. Maar openbaren doet de mensch zich, hoe dan ook, en door die openbaring spreekt ieder met daden uit of men door den geest der waarheid of door den geest der dwaling zich laat leiden. Dit moet niet door een of ander geleerde, noch door eenig hooggeplaatst persoon, maar door de waarheid zelve, dat is door Gods getuigenis worden uitgemaakt. Menschen kunnen zich vergissen, maar Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert, is onbedriegelijk. Al wat niet is naar dezen regel dat zal geen dageraad hebben.
Zulk een onfeilbare maatstaf te hebben is troostvol voor ieder die het om de waarheid te doen is. Al zouden dan alle menschen u veroordeelen, ja al zouden zelfs vromen u verdenken, als ge den toets van Gods Woord kunt doorstaan, wees dan niet bekommerd. Laat u zelfs door den duivel geen schrik aanjagen. Gelooft alleenlijk. Jezus' schapen kennen de stem van den goeden Herder en zij volgen Hem. Maar juist op die schapen heeft de vijand het gemunt. Listig als de slangen weet Satan zich ook te veranderen in een engel des lichts. Tot die listen behoort ook dit, dat hij zwakke en onvaste zielen, niet op eens maar langzamerhand van de waarheid zoekt af te trekken. Komt ge eenmaal op dat hellend vlak, dan gaat het meestal van kwaad tot erger. Wat geheel leugen is, doet in den regel minder kwaad aan de gemeente Gods, dan wat half leugen en half waarheid is. Dat doet minder geoefenden dan wel eens vragen: is dit nu de geest der waarheid of der dwaling? Te zijner tijd worden echter alle Demassen en alle geveinsden openbaar. En de oprechten, die uit God zijn, zij kunnen voor een oogenblik eens wankelen, maar het werk Gods blijft van kracht.
Johannes, de apostel der liefde, schrijft over het leven gelijk hij en zijne medeapostelen het leven hebben gepredikt. Dat leven hebben zij, geopenbaard in den Zone Gods, gezien en als met de handen getast. Het is geen leugen, het is geen dwaling, maar bewezen waarheid welke zij prediken, wat een Johannes met volkomen zelfbewustheid zeggen doet: wij zijn uit God. Die prediking van den Christus verwerpen velen tot hun eeuwig verderf. Maar die gelooft in den eenigen Naam onder den hemel geopenbaard, zal zalig worden.
Een eerste vereischte om waarheid en dwaling van elkander te kunnen onderscheiden is, dat we kennis der waarheid bezitten, in dien zin dat we in die kennis geoefend zijn en steeds meer geoefend worden. Wie de echte munt niet kent, hoe zal deze dan de echte van de valsche munt kunnen onderscheiden. Hoe grooter daarenboven de afval is, en hoe meer de dwalingen vermenigvuldigen, hoe noodzakelijker het is dat we ons toeleggen om op te wassen in de genade en in de kennis van onzen Heere Jezus Christus.
Bewust van de vele en velerlei gevaren waarmede in dit opzicht ons leven steeds wordt bedreigd, was het van oudsher de bede van Gods kinderen, om door den Heere Jezus geleid en onderwezen te worden.
Wie die gevaren niet kent, ook na waarschuwing deze niet acht, die zal er zeker niet aan denken om aan te doen de gansche wapenrusting Gods. Een zorgeloos mensch dreef stil en rustig in een bootje op de rivier de Niagara, maar kwam op eens aan de gevaarlijke plek van de grootste waterval der wereld, werd met den stroom meegevoerd, en verdween, verpletterd in den ontzaggelijken waterkolk. Zoo gaat het ook den mensch die geen acht geeft op de waarschuwing des Heeren om met voorzichtigheid te wandelen, en de geesten te beproeven of zij uit God zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1917

De Wekker | 4 Pagina's

De geest der waarheid en de geest der dwaling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1917

De Wekker | 4 Pagina's