Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk LXVIII

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk LXVIII

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.

Dr. Kuyper bespreekt genoemd conflict op deze wijze: „Toch blijft dit oordeel der kerk altoos feilbaar en weet men, dat er altoos hypocrieten onder de geloovigen zullen zijn; gevolg waarvan is, dat er in een stad of dorp „geestelijk geloovigen” kunnen zijn, die kerkrechterlijk door de kerk niet als geloovigen erkend worden en omgekeerd, dat de kerk soms als geloovigen erkennen zal personen, die geestelijk ongeloovig in hun hart staan. En nu lost hij dit conflict op door een onderscheid aan te nemen tusschen den, geestelijke en kerkrechterlijke geloovige.”
Voor wie nu niet verder doordenkt wordt dit een prachtige oplossing, en hij voelt niet, dat hij daardoor de kerk als instituut met al haar consequenties heeft aanvaard. Maar wie de Geref. belijdenis raadpleegt, die zegt: maar zoo staan voor mij de zaken niet. 't Verschil raakt hier niet de geestelijke en kerkrechterlijke geloovige; hierin bestaat naar aard en wezen geen onderscheid, en wie in stad of dorp een geestelijke geloovige is, die heeft de heilige roeping zich tot de kerk te voegen, want niemand — van wat staat of kwaliteit hij zij — mag op zichzelf blijven staan, en daarin komt weer uit, hoe geestelijke en kerkrechterlijke handelingen en plichten inderdaad naar den eisch van het Gereformeerd belijden één zijn.
Maar wij moeten de tegenstelling aldus handhaven: dat er zijn ware en valsche, oprechte en schijngeloovigen. Hier staan wij op den bodem der Heilige Schrift, die de lijnen altijd zoo beslist en exclusief trekt, en nooit laveert of aan schijn zonder wezen ook nog een plaatsje inruimt, maar spreekt van levend of dood, breeden of smallen weg, in of buiten Christus, tarwe of onkruid. Wie dit karakter bij 't lidmaatschap der kerk en bij de belijdenis des geloofs vasthoudt, komt dus te staan voor slechts tweeërlei soort van geloovigen, nl. zij, die het werkelijk zijn, en zij, die het slechts in schijn vertoonen, door onze belijdenis hypocrieten genoemd. De eersten zijn de ware, oprecht geloovigen, de anderen zijn de mond- naam- en schijn-geloovigen.
Maar nu staat het natuurlijk niet aan eenig kerk om uit te maken, wie al en wie niet een oprecht geloovige is. De kerk handelt er nooit over, wat zij van den staat des menschen denkt en zegt. Want dat zou door en door Labadistisch zijn, maar zij let er alleen op wat men belijdt en beleeft, zonder uit te maken of die belijdenis een waarachtige belijdenis is. Dat laat de kerk aan den Hartenkenner en Nierenproever en aan de gewetens der menschen zelf over.
Alleen zegt onze Gereformeerde belijdenis, dat er kenmerken zijn, die op de schaal der liefde mogen en moeten gewogen worden. Wanneer iemand blijken geeft, dat hij naar de ware godzaligheid zoekt te leven, dat hij den naam van den Christus recht belijdt en met een vrije en goede conscientie in dit leven tegen de zonde en den duivel wenscht te strijden (antw. 32 Catechismus), dan zal ieder hier liefst 't beste willen denken, omdat afdoende zekerheid nimmer onder menschelijk meetsnoer valt. Om deze reden zeggen de Leerregels van Dordrecht: „Voorts, van diegenen, die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordeelen en spreken, want het binnenste des harten is ons onbekend.” In gelijken geest spreken de 37 geloofsartikelen: „En aangaande degenen, die van de kerk zijn, die kan men kennen uit de merkteekenen der Christenen; te weten uit het geloof, en wanneer zij, aangenomen hebbende den eenigen Zaligmaker Jezus Christus, de zonde vlieden en de gerechtigheid najagen, den waren God en hunne naasten liefhebben, niet afwijken noch ter rechter- noch ter linkerhand en hun vleesch kruisigen met zijne werken.”
En om nog één van de voornaamste theologen te laten spreken, dan zegt Calvijn in zijn Institutie (IV 1—8): „Hoewel dat God alleen de zijnen kent, gelijk gezegd is, zoo heeft Hij nochtans, dewijl Hij zag, dat het eenigszins tot ons profijt en voordeel dienstig was, dat wij wisten wie wij voor Zijne kinderen houden moeten, ook in dit opzicht zich gevoegd naar ons begrip en verstand. En omdat de verzekerdheid des geloofs tot zulk een wetenschap niet noodig was, zoo heeft Hij in de plaats daarvan gesteld een zeker oordeel der liefde; door welke wij voor lidmaten der kerk zouden houden diegenen, die door belijdenis des geloofs en door zuiverheid des levens en door mede-deelachtigheid der sacramenten God en Christus met ons belijden.”
Zie, deze taal, die zoo zuiver het Gereformeerd belijden vertolkt, kent niet de tegenstelling door Dr. Kuyper gemaakt, om den geestelijken factor zoo zeer te dooden dat hij bij 't lidmaatschap van de „kerk „als instituut”” alleen en uitsluitend van „kerkrechterlijke geloovigen” wil spreken. Dat soort geloovigen kent onze belijdenis niet. Nergens wordt aldaar de benaming „geloovigen” in zulk een zin gebezigd, als hebbend een eigen terrein, als staande naast en tegenover de geestelijke geloovigen.
Geestelijke en kerkrechterlijke geloovigen zijn voor ons één, maar niet geloovigen en hypocrieten, niet ware en schijngeloovigen, niet hart- en mondbelijders. Hier maakt de Heilige Schrift en de belijdenis een wezenlijk onderscheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk LXVIII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1917

De Wekker | 4 Pagina's