Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk LXXI

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk LXXI

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.

Waar dit standpunt in de praktijk op uitloopt is licht te vermoeden. Wanneer de kerk als instituut alleen met de wedergeborenen heeft te rekenen, dan wordt feitelijk het Evangelie van zijn wereldhistorische beteekenis beroofd. Immers dan komt dit Evangelie niet meer tot alle creaturen, maar alleen tot potentieel levenden, tot wedergeborenen. Zulk een Evangeliebediening sluit alle onwedergeborenen uit en kan alleen tot dezen zeggen, dat een eeuwig verderf hen wacht. Een doode zondaar kan toch niet hooren en dus kan de kerk als instituut ook niet met hem rekenen. Zij heeft alleen beteekenis niet voor de wording maar voor de opvoeding en onderhouding van 't geestelijk leven. Denk u een doofstommen- of blindeninstituut, waarheen de ongelukkigen worden gebracht om daar hun opleiding te vinden. Zulk een instituut staat geheel buiten hun geboorte. Aan dit instituut gaat het huisgezin vooraf, in welks kring het leven een aanvang neemt. Welnu, zoo gaat ook de wedergeboorte d. i. de aanvang van alle geestelijk leven buiten de kerk als instituut om. Zoekt ge dien aanvang, dan moet ge wezen bij de kerk als organisme, dat is de kring der wedergeboren menschen, die Kuyper zoover uitstrekt, dat zelfs de Heidenen die nog nooit den naam van Christus hebben hooren noemen, nochtans daartoe kunnen gerekend worden. Immers in Dr. Kuyper's bekende verklaring van den Heidelbergschen Catechismus bespreekt hij (bladz. 288—291 2e deel) de vraag of de aanvang van het nieuwe leven ook daar aanwezig kan zijn, waar alle prediking van het Evangelie nog geheel en ten eenemale ontbreekt. Eerst drukt hij zich zeer voorzichtig uit en zegt: „En met het oog hierop blijft het nu een open vraag of er niet ook wel onder de heidenen zulk een daad Gods bij den een of ander kan plaats grijpen.” Maar die open vraag wordt aanstonds een stellige bevestiging en kan dus alleen als phraseologie, als schoone zegswijze, worden aangemerkt als hij daar aanstonds op volgen laat: „Hierop nu moet geantwoord, dat dit metterdaad geschiedt, want als de zending onder de heidenen uitgaat, kan niet één hunner gelooven, tenzij God de Heere hem vooraf het vermogen hiertoe verleent.”
Dat dit lijnrecht tegen onze Gereformeerde geloofsbelijdenis indruischt, die in art. 34 zegt, dat het geloof in den mensch gewrocht is door het gehoor des Woord Gods, en de werking des Heiligen Geestes, en hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mensch”, dat dit meesterstuk van Gereformeerde filosofie veel meer riek naar de studeerlamp dan dat het de kandelaar van Gods Woord ons voorhoudt, behoeft geen betoog. En toch heeft een Gereformeerde (?) Synode in den jare 1905 den moed gehad om zulk een filosofisch stelsel te tolereeren (toe te laten) als zij zegt: „Al betwist de Synode niet, dat God machtig is ook buiten de prediking des Woords om met name in de heidenwereld, degenen die Hij wil, tot wedergeboorte te brengen, toch oordeelt de Synode dat wij op grond van Gods Woord over de vraag of dit werkelijk geschiedt, geen uitspraak kunnen doen.”
Dit is een zeer hol zeggen, een Geref. Synode gansch onwaardig, die bij zulke ingrijpende leergeschillen die de kern der belijdenis raken, niet mogen laveeren en daardoor ruimte laten voor een standpunt, dat beslist als ongereformeerd moet gebrandmerkt worden. Toch heeft nog dezer dagen de Heraut dit gevoelen verdedigd en niemand in de Geref. Kerken zal Dr. H. H. Kuyper durven of kunnen roepen tot verantwoording, want de kerk heeft in haar hoogste vergadering uitgesproken dat ze dit standpunt niet betwist. In No. 2037 van „de Heraut” lezen wij: „de mogelijkheid, dat de Heilige Geest ook in de heidenwereld dit werk Zijner goddelijke genade bij de kinderen kan doen, wordt daarom door ons niet ontkend. Wie de werking des Heiligen Geestes in absoluten zin bindt aan het middel van het Woord en meent dat de Heilige Geest zonder dit middel den mensch niet wederbaren kan, moet wel alle kinderen die zoo jong sterven, dat zij de prediking niet hooren kunnen, buiten de zaligheid sluiten onverschillig of zij uit christenouders of uit heidenouders geboren zijn.”
Ieder voelt de groote fout in deze redeneering. De kinderen des verbonds, aan wie God de zegeningen des verbonds beloofd heeft en in dien weg alleen die zegeningen schenkt, worden, hier op één lijn gesteld met kinderen uit Heidenen gesproten. „De Heraut” weet het natuurlijk nog veel beter dan de apostel Paulus, die zeide: „want anders waren uwe kinderen onrein maar nu zijn ze heilig.”
Eens heeft prof. Lindeboom tegen zulk een philosophische beschouwing een waardig protest laten hooren, toen hij in 1896 schreef: „als dát Gereformeerd is of geacht wordt dan — 't is mij een behoefte het uit te spreken — wensch ik voor zulk een Gereformeerdheid niet de allerminste verantwoordelijkheid te dragen; tusschen dezulken en mij erken ik een verschil in belijdenis.” Juist, prof. Lindeboom — maar dan is er in beginsel leervrijheid in uw kerk.

A(peldoorn), S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk LXXI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1917

De Wekker | 4 Pagina's