Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed (V)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is eene bijzondere genade, als we zoodanig geoefend mogen worden in het Gode welgevallig bidden, dat we hoe langer hoe meer aflaten van hetgeen de oude vromen wel noemen, „naar zich toe te bidden.” Dat wil met andere woorden zeggen, dat onze wil zoodanig onder Gods wil gebogen zij, dat we niet slechts met onze lippen belijden, maar met ons gansche hart gelooven, dat Gods wil altijd wijs, heilig en goed is. Wie dit niet verstaat, zou daar, ofschoon geheel ten onrechte, uit kunnen afleiden, dat de bidder, alzoo doende, ongevoelig moet zijn voor zijn eigen belang. Dat zoo iets door ons niet bedoeld kan worden, gevoelt ieder. De vraag is maar: als ge eenige zaak van God bidt, wat is daarbij het uitgangspunt in het innerlijke van uw zieleleven? Staat daarbij uw willen en wenschen op den voorgrond of de eere des Heeren en de onvoorwaardelijke onderwerping aan Zijn heiligen wil. Niet in dien zin, omdat ge nu eenmaal weet, dat alle verzet tegen Gods wil u toch niet baat, maar omdat ge als kind uw hemelschen Vader zoo lief hebt en zoo eert, dat ge gelooft, dat Hij steeds het beste met u wil en voor u bedoelt. In dienzelfden zin spreekt onzen Heidelberger, als deze verklaart, dat „ook al het kwaad dat mijn hemelsche Vader mij in dit jammerdal toeschikt, mij zal doen ten beste keeren, want Hij zulks doen kan als een almachtig God en ook doen wil als een getrouwe Vader. „Men moet, om alzoo te kunnen bidden, eenswillens zijn met God. Dat eischt een groote mate van zelfverloochening, want veel meer dan we zelf vermoeden is de mensch een liefhebber van zichzelven.
Te sterven aan eigen zin en wil is dan ook geen geringe zaak. En toch, zal het wel zijn, dan moet de openbaring van ons leven zich daardoor onderscheiden. 't Is oorlog. We mogen en moeten bidden om den vrede. Maar waarom en hoe? Is dat louter eigen belang? Vreezen we voor al dat geweld en die verschrikkingen? Is het ons te doen om een stil en gerust leven? Menschen vragen: wat is toch tegenwoordig het eigenlijke oorlogsdoel? Maar vragen we ook wat het oogmerk èn doel is van onzen God, dat Hij de volken tuchtigt? Als we dan bidden om den vrede en we denken en bidden daarbij niet om verootmoediging om vergeving van onze ongerechtigheden en om den Geest, die tot wederkeeren tot den Heere bewerkt, kan dan zulk bidden Gode aangenaam zijn?
Worde ons bidden meer en meer een roepen tot God uit de diepten onzer ellenden, met erkenning van de heiligheid en rechtvaardigheid Gods, om, met belijdenis van schuld en zonde, te pleiten op de barmhartigheden Gods in Christus Jezus onzen Heere.

(Wordt vervolgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1917

De Wekker | 6 Pagina's

Het gebed (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1917

De Wekker | 6 Pagina's