Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. de V. te Z. Moet men door den onrechtvaardigen Mammon menschen van kapitaal verstaan? Dan loop ik vast met de gedachte, dat die allen toch geen onrechtvaardige bezitters zijn. In de tweede plaats is de vraag, of men onder de eeuwige tabernakelen den hemel moet verstaan.
De gelijkenis van den onrechtvaardigen rentmeester is eene der moeilijkst te verklaren gelijkenissen. Zoo ergens, dan hebben we hier in gedachtenis te houden, dat eene gelijkenis niet altijd in al hare deelen kan worden toegepast of overgebracht. Zoo hebben we volstrekt geene goedkeuring des Heeren te lezen over het bedrog van den rentmeester. Hij zondigt en verleidt tot zonde. Maar wel prijst de heer des rentmeesters de voorzichtigheid van dezen. Hij zorgde voor zijn toekomst, voor zijn bestaan, als straks openbaar zou worden, dat hij als rentmeester niet deugde.
Door deze gelijkenis wil de Heere de Zijnen tot voorzichtigheid vermanen, opdat zij, evenals de wereldling zorgt voor zijn tijdelijk welzijn, ook zij steeds bedenken zouden, wat de toekomst hun brengen zal.
En nu wekt de Heere hen op, zich vrienden te maken uit den onrechtvaardigen Mammon. Mammon is de naam, die gegeven wordt aan den afgod des gelds, gediend door de wereld, maar door haar niet alleen, ook door zoovelen, die zich met den Christennaam sieren. Onrechtvaardig wordt de Mammon, d. i. het geld, of liever nog het geldbezit genoemd, niet omdat alle bezit van geld op onrechtvaardigheid zou berusten, maar omdat in den regel het bezit van geld tot onrechtvaardigheid verleidt. Het geld bindt en bezit van geld brengt gierigheid met zich. Hoe menigmaal is de bezitter van geld niet de meester, maar de slaaf er van, en — gierigheid is een wortel van alle kwaad. Hoe zullen we nu meester zijn van ons geld en geen slaaf? Indien we het mogen bezitten niet als het onze, maar als des Heeren. Alle gaven, stoffelijke en geestelijke, zijn talenten ons toebetrouwd door den Heere, opdat we om zijnent wil er mede zouden woekeren. Rentmeesters zijn we, — meer niet. En nu moeten we geen onrechtvaardige maar rechtvaardige rentmeesters zijn, die ons geld besteden volgens den wil onzes Lastgever, die ons het Zijne toevertrouwde.
Ook wij moeten als rentmeesters eenmaal rekenschap geven van ons rentmeesterschap. Wanneer dat zijn zal? Terstond met ons sterven. Dit moet ons steeds voor de aandacht staan, opdat wij ons vrienden zouden maken uit den onrechtvaardigen Mammon, dat is dus door ons geld, onze goederen. En of we nu millioenen bezitten of enkele dubbeltjes, hoe groot of hoe klein onze bezitting zijn moge, de roeping ligt er.
Door weldoen met geld of goed, door hulp met gaven en krachten hebben we te steunen, die gebrek hebben.
Niet om daardoor den hemel te verdienen. De goede werken werken onze zaligheid niet. Maar zonder goede werken kan het toch ook niet zijn. Tot Cornelius spreekt de Engel des Heeren: „Uwe gebeden en uwe aalmoezen zijn tot gedachtenis opgekomen voor God.” De rijke jongeling ging henen, omdat Christus als eisch stelde, dat hij verkoopen zoude hetgeen hij had, en het den armen geven. De jongeling was wel vol deugden, maar afstand doen van het zijne om zijns levens wil, was hem te zwaar. De Heiland zegt, sprekende over het laatste oordeel, tot hen, die de praktijk der godzaligheid door genade hebben beoefend: „Voor zooveel gij dit aan een Mijner minste broederen gedaan hebt, hebt gij dat Mij gedaan.” Als vrucht des levens moeten de goede werken gezien worden.
Zal rekening gegeven moeten worden bij ons sterven, dan is het duidelijk, dat met „de eeuwige tabernakelen” de hemel bedoeld wordt. Daar zullen dus zij, die hunne goederen ten nutte van Gods arme kinderen hebben aangewend, door dezen, voor zooverre zij hen zijn voorgegaan in de eeuwige ruste, ontvangen worden met blijdschap.
Bevestigd zal worden aan de ware rentmeesters, dat „hunne werken hen volgen.”

d.H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1917

De Wekker | 6 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1917

De Wekker | 6 Pagina's