Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. Sp. te 's-Gr. Wat is een zoutverbond?
Op twee plaatsen van de Heilige Schrift lezen we van een zoutverbond. Num. 18:19 „Alle hefofferen der heilige dingen, die die de kinderen Israëls den Heere zullen offeren, heb Ik u gegeven, en uwen zonen en uwen dochteren met u, tot eene eeuwige inzetting; het zal een eeuwig zoutverbond zijn voor het aangezicht des Heeren, voor u en voor uwen zade met, u.” 2 Kron. 13:5, waar Abia spreekt tot Jerobeam en gansch Israël: „Staat het u niet toe te weten, dat de Heere, de God Israëls, het koninkrijk over Israël aan David gegeven heeft tot in eeuwigheid, hem en zijnen zonen, met een zoutverbond?
„ledere offerande zal met zout gezouten worden,” zegt de Heiland (Mark. 9:49). Dit woord slaat op Lev. 2:13: „Met al uwe offerande zult gij zout offeren.”
In de bekende bijbelverklaring van Dächsel, uitgave Van Lingen, teekent bij Lev. 2:11—13 aan: „Het zuurdeeg, dat het daarmede doorknede deeg in een gistende massa verandert en doet opzwellen, is een beeld der oude verdorven natuur des menschen, van den menschelijken geest des ijvers, die wel werken doet, welke in de oogen des wereld groot zijn, maar niet de zoodanige, die den Heere welbehagelijk zijn; — dezen behaagt veel meer alleen het stille blijmoedige bezig-zijn van den door Zijn Geest geheiligden mensch; daarom zullen de spijsoffers slechts met olie gemengd en bestreken, maar nimmer gezuurd zijn! — Het verbod van zuurdeeg is dus eene vermaning aan Israël: „wacht u bij de goede werken, die gij tot Mijne eere doet, voor uwen eigenen geest.” Mal. 2:15. De honing, die eveneens het deeg doet gisten, beteekent toch nog iets anders; hij doelt op de lusten dezer wereld (1 Joh. 2:16, waardoor wij bij onze natuurlijke betrekking tot de wereld, zoo gemakkelijk weder geprikkeld worden, ook nadat wij Gods eigendom geworden zijn, en waardoor wij ons dan bij onze werken evenzeer laten besturen als van het ijvervuur, dat in onzen boezem blaakt. Maar deze wrereldliefde verderft ons doen en werken, en baart hoe langer hoe meer zedelijke ellenden; daarom zal ook geen honing, die andere giststof, bij de spijsoffers gebruikt worden. Maar het zout bewerkt juist het tegendeel van hetgeen wij als vrucht der wereldliefde, op welke de honing ons wijst, opmerkten: — het zout weert het bederf van de spijzen, het bezit eene louterende kracht en maakt smakelijk. Wanneer de Heiland (Mark. 9) het zouten van het offer met het louteringsvuur der wereld en zelfverloochening in één adem noemt, dan heeft Hij daarmede duidelijk genoeg gezegd, waardoor het zedelijk bederf van een kind Gods geweerd wordt, en wanneer Paulus zegt (Coll. 4:6): „Uw woord zij ten allen tijde in aangenaamheid met. zout besprengd,” waardoor hij ons vermaant om onze gesprekken altijd zoo in te richten, dat zij aan de eene zijde door hunne uitlokking en lieflijkheid de harten niet verbitteren en toesluiten, maar verblijden en zich toegang tot deze verschaffen, maar ook aan den anderen kant de noodige degelijkheid en kracht bezitten, niet week en ijdel zijn, dan heeft hij door de uitdrukking, voor welke wij in onze vertaling, „aangenaamheid” lezen, tegelijk uitgesproken, waardoor het geschiedt, dat wij zóó kunnen spreken. Deze uitdrukking, letterlijk vertaald, luidt aldus: „in genade.” Dientengevolge is het zouten der spijsoffers daarvan een zinnebeeld, dat de door spijsoffers afgeschaduwde werken evenzeer van wereld- en zelfverloochening getuigen, als dat zij door de genade moeten gewerkt zijn, anders gelden zij in Gods oogen voor ijdel en geesteloos. Over deze genade heeft dan de Israëliet in het Verbond, dat de Heere met Zijn volk heeft gesloten, zich te verblijden. — De Heere heeft, om zoo te spreken, met Israël zout gegeten, gelijk ook werkelijk bij de oprichting des Verbonds een maaltijd gehouden werd (Ex. 24: 5 vv.); daarom zal het gebruik van dit zout nimmer ophouden, maar bij den offerdienst altijd opnieuw aangewend worden, opdat Israël tegelijkertijd een bestendig onderpand en zinnebeeld voor zich zie, dat het Verbond zijns Gods met hem een zoutverbond is,
een verbond van eeuwige duurzaamheid van de zijde Gods, hetwelk en (hier wijzig ik eenigszins de uitdrukking van Dächsel: van onverbreekbare trouw van de zijde des volks), en een verbond, dat eene onverbreekbare trouw eischt van de zijde des volks.”
Onze kantteekenaars hebben: Duurzaam en bestendig, gelijk de dingen, die gezouten zijn lang duren en voor vervuiling of verrotting bewaard zijn.

d.H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1917

De Wekker | 4 Pagina's